Zo ontstond en groeide de meisjesschool
Na de verbouwing van de oude gemengde gemeenteschool in 1861-1862 werden de geslachten op de Breendonkse schoolbanken definitief gescheiden. Meester Drymans gaf nu uitsluitend les aan de jongens in de vernieuwde jongensschool annex gemeentehuis. De meisjes bleven in het huis van de Kerkfabriek naast de kerk. Voor hen moest er dus een onderwijzeres komen. Pastoor Ceuppens was al een tijdje aan het uitkijken naar een kloosterorde die in Breendonk een nieuwe congregatie wou stichten en de verantwoordelijkheid voor de meisjesschool op zich nemen. In eerste instantie werd onderhandeld met de Zusters van Liefde, maar die piste moest worden verlaten.
Omdat de tijd drong, werd op 14 juli 1862 juffrouw Maria Van Berckel benoemd als ‘gemeente meesteresse’ voor de meisjesschool. Zij werd geboren op 28 januari 1839 in Beerse en behaalde haar onderwijzersdiploma in de ‘normale school van Herentals’ op 2 augustus 1858. Ze kreeg een jaarwedde van 200 frank en een aandeel in het kosteloos onderwijs voor de arme kinderen (betaald door de ‘Armenbestuur’) en dat van de andere kinderen (betaald door de ouders). Daarnaast had ze ook recht op een ‘vrije en voldoende woning in het gebouw van het schoollokaal’. Maria Van Berckel was dus de allereerste vrouwelijke leerkracht in Breendonk.
Maar al in het begin van 1863 kwamen de eerste zusters van de congregatie van OLV van Zeven Weeën in Sint-Genesius-Rode toe in Breendonk. Zij namen de meisjesschool over en brachten ze op daadkrachtige en dynamische manier tot bloei. Of er daarbij nog plaats was voor Maria Van Berckel is onduidelijk, maar onwaarschijnlijk. De eerste zusters waren Barbara Ivonna De Becker (° 12.6.1825 in Sint-Genesius-Rode), Ludovica De Beef (° 25.11.1840 in Brussel), Ivonna Luyten (° 3.3.1844, Zoutleeuw) en Maria Nijs (° 24.6.1844, Brussel). Ze namen hun intrek in het huis naast de meisjeschool, dat eerder toebehoorde aan de familie Hermans-Lauwers (blokmaker) en Moortgat-Hermans, wagenmaker (zie Moorheyde, nr 22)
De geschiedenis van de meisjesschool wordt uitgebreid beschreven door Staf Vivijs in Brede Dunc. Hij baseerde zich zelf grotendeels op een brochure die werd gepubliceerd bij de 100ste verjaardag van de school in 1963. We nemen die tekst hieronder integraal over.
Overgenomen uit Staf Vivijs, Brede Dunc :
"De geschiedenis van de Congregatie van de Zusters van O.L. Vrouw van Zeven Weeën te Breendonk, “hun” vrije lagere meisjesschool, bewaarschool en beroepsschool, loopt volledig parallel. De poging tot rekonstruktie, die wij van deze geschiedenis in de volgende bladzijden brengen, steunt hoofdzakelijk op een brochure, getiteld De Meisjesschool, een jeugdige honderdjarige, die in 1963, naar aanleiding van het honderdjarig bestaan van de meisjesschool en het klooster werd gepubliceerd en waaruit wij dankbaar en integraal enkele bijdragen overnemen omdat zij een schat aan historische gegevens bevatten en getrouw de sfeer uit het verleden weergeven.
Bovendien geven zij blijk van de grote liefde van de auteurs t.o.v. de school, de zusters en de onderwijskrachten.
Ook konden wij nogmaals, zij het in mindere mate, putten uit de gemeentelijke archieven, evenals uit Het Nieuwsblad van het Kanton Puers.
Wij beginnen dit onderdeel met de volledige weergave van een naamloos gebleven bijdrage uit bedoelde brochure, getiteld ‘Zo ontstond en groeide onze meisjesschool’.
Na de Franse Omwenteling van 1789, die allerlei scholen en kloosterorden had doen uitsterven, namen veel ontkiemende congregaties het onderwijs opnieuw in handen, want een goede school was een schat in een parochie. Nochtans liet dit op vele plaatsen, bijzonder op het platteland, voor meisjes van de volksklas nog veel te wensen over. Zulks was ook het geval voor Breendonk, waar slechts een gemengde school bestond, bestuurd door één onderwijzer.
Omdat de tijd drong, werd op 14 juli 1862 juffrouw Maria Van Berckel benoemd als ‘gemeente meesteresse’ voor de meisjesschool. Zij werd geboren op 28 januari 1839 in Beerse en behaalde haar onderwijzersdiploma in de ‘normale school van Herentals’ op 2 augustus 1858. Ze kreeg een jaarwedde van 200 frank en een aandeel in het kosteloos onderwijs voor de arme kinderen (betaald door de ‘Armenbestuur’) en dat van de andere kinderen (betaald door de ouders). Daarnaast had ze ook recht op een ‘vrije en voldoende woning in het gebouw van het schoollokaal’. Maria Van Berckel was dus de allereerste vrouwelijke leerkracht in Breendonk.
Maar al in het begin van 1863 kwamen de eerste zusters van de congregatie van OLV van Zeven Weeën in Sint-Genesius-Rode toe in Breendonk. Zij namen de meisjesschool over en brachten ze op daadkrachtige en dynamische manier tot bloei. Of er daarbij nog plaats was voor Maria Van Berckel is onduidelijk, maar onwaarschijnlijk. De eerste zusters waren Barbara Ivonna De Becker (° 12.6.1825 in Sint-Genesius-Rode), Ludovica De Beef (° 25.11.1840 in Brussel), Ivonna Luyten (° 3.3.1844, Zoutleeuw) en Maria Nijs (° 24.6.1844, Brussel). Ze namen hun intrek in het huis naast de meisjeschool, dat eerder toebehoorde aan de familie Hermans-Lauwers (blokmaker) en Moortgat-Hermans, wagenmaker (zie Moorheyde, nr 22)
De geschiedenis van de meisjesschool wordt uitgebreid beschreven door Staf Vivijs in Brede Dunc. Hij baseerde zich zelf grotendeels op een brochure die werd gepubliceerd bij de 100ste verjaardag van de school in 1963. We nemen die tekst hieronder integraal over.
Overgenomen uit Staf Vivijs, Brede Dunc :
"De geschiedenis van de Congregatie van de Zusters van O.L. Vrouw van Zeven Weeën te Breendonk, “hun” vrije lagere meisjesschool, bewaarschool en beroepsschool, loopt volledig parallel. De poging tot rekonstruktie, die wij van deze geschiedenis in de volgende bladzijden brengen, steunt hoofdzakelijk op een brochure, getiteld De Meisjesschool, een jeugdige honderdjarige, die in 1963, naar aanleiding van het honderdjarig bestaan van de meisjesschool en het klooster werd gepubliceerd en waaruit wij dankbaar en integraal enkele bijdragen overnemen omdat zij een schat aan historische gegevens bevatten en getrouw de sfeer uit het verleden weergeven.
Bovendien geven zij blijk van de grote liefde van de auteurs t.o.v. de school, de zusters en de onderwijskrachten.
Ook konden wij nogmaals, zij het in mindere mate, putten uit de gemeentelijke archieven, evenals uit Het Nieuwsblad van het Kanton Puers.
Wij beginnen dit onderdeel met de volledige weergave van een naamloos gebleven bijdrage uit bedoelde brochure, getiteld ‘Zo ontstond en groeide onze meisjesschool’.
Na de Franse Omwenteling van 1789, die allerlei scholen en kloosterorden had doen uitsterven, namen veel ontkiemende congregaties het onderwijs opnieuw in handen, want een goede school was een schat in een parochie. Nochtans liet dit op vele plaatsen, bijzonder op het platteland, voor meisjes van de volksklas nog veel te wensen over. Zulks was ook het geval voor Breendonk, waar slechts een gemengde school bestond, bestuurd door één onderwijzer.
De ieverige Pastoor Ceuppens moest hier dus -een school tot stand brengen. Dit was een dringende noodzakelijkheid. Maar hoe ertoe komen? De weledele familie de Buisseret zou hem krachtig terzijde staan, want deze had reeds lang gedacht, het onderwijs van de meisjes aan kloosterlingen toe te vertrouwen. Eerwaarde Heer Pastoor, ingelicht over de jonge maar reeds bloeiende stichting van de Zusters van O.L. Vrouw van Zeven Weeën te Sint-Genesius- Rode, besloot zich tot dit klooster te wenden. En inderdaad, zijn verzoek werd ingewilligd. Op de bepaalde dag, 20 januari 1863, kwam de Ferwaarde Stichteres, Moeder Maria Felicitas, vergezeld van twee Zusters, om deze stichting aan te vangen.
Of zij armoedig waren! De Zusters betrokken een bekrompen huisje zonder verdiep, vroeger door een ‘verver’ bewoond. Het was zeer reumatisch, gedurig liep het water van de muren. Alles wasemde er een muffen geur uit. En wat gezegd van de karige, weinige meubels. Alles ontbrak hen. Niet het minste keukengerief hadden zij in hun bezit. Eerwaarde Heer Pastoor richtte zich tot de pachteressen - want het was die dag juist markt te Breendonk - en verzocht hen een handje toe te steken en het nodige keukengerief te bezorgen. Dit werd gaarne aangenomen.
De klassen waren even armoedig als het overige. De woning van een wagenmaker zou dienst doen als klaslokalen, zeer laag van verdiep, weinig verlucht en verlicht, slechts twee vensterkens aan elke klas. De schoolbanken waren oud, elders afgedankt en als aalmoes aan de school geschonken.
Maar wat was de vreugd van het volk van Breendonk groot wanneer de twee lagere meisjesklassen werden geopend. Nu was de zo lang gekoesterde droom van Eerw. Heer Pastoor en van het hele volk verwezenlijkt, want tot dusver was er voor de naad en ander werk voor meisjes weinig of niets gedaan.
Om een kloostergemeeneenschap te vormen, moet men tenminste met drie zijn en de Goddelijke Voorzienigheid zorgde voor een derde lid, zodat er een naaischool kon worden ingericht en na verloop van weinig tijd was er geen enkele leerlinge meer, die zich nog elders in dit vak liet onderrichten.
In 1865 werd aan de meisjesschool reeds een vrije bewaarschool toegevoegd, die van groot algemeen belang scheen. Kinderen van twee tot zes jaar werden erin aanvaard en gewoonlijk telde men er meer dan 150 kinderen. Er was slechts één klein venster dat men een weinig kon openen.
Was de stichting nederig, het leven was ook vol ontberingen, daar de Zusters, om te bestaan, slechts achthonderd frank 's jaars hadden, die de weledele familie de Buisseret hen schonk. Dit bleef alzo voortduren tot 1884.
Intussen brak de tijd van de onheilswet aan. De klassen waren gebouwd op kerkengrond en het goevernement wilde ze kost wat kost opschorsen. Herhaaldelijk werden de Zusters bedreigd en, om verdere moeilijkheden te voorkomen, kocht de weledele familie de grond aan.
In 1884 werden de klassen vervangen door ruimere lokalen. De meubels bleven dezelfde. De twee lagere klassen werden dan aangenomen door de gemeente, maar de geldelijke toestand bleef dezelfde tot 1887. Alsdan werd hij gebracht op F 925.
In 1885 werd de bewaarschool eveneens door de gemeente aangenomen, voor een som van F 200. Daar de bevolking van Breendonk gedurig toenam, oordeelde Graaf de Buisseret, de toenmalige burgemeester, dat het nodig was, een derde lagere klas op te richten (in 1891).
Voor de jongens bestonden er op dat ogenblik slechts twee klassen. In 1900 werd er dan door de familie de Buisseret grond aangekocht. Alsdan werden, wederom op hun kosten, de twee bestaande klassen tot één enkele omgevormd en werden er twee nieuwe klassen bijgebouwd, waarvan er één dienst zou doen als lagere jongensschool. Zuster Celestine zou nu ook de jongetjes van de lagere graad onderwijzen en opvoeden.
Of zij armoedig waren! De Zusters betrokken een bekrompen huisje zonder verdiep, vroeger door een ‘verver’ bewoond. Het was zeer reumatisch, gedurig liep het water van de muren. Alles wasemde er een muffen geur uit. En wat gezegd van de karige, weinige meubels. Alles ontbrak hen. Niet het minste keukengerief hadden zij in hun bezit. Eerwaarde Heer Pastoor richtte zich tot de pachteressen - want het was die dag juist markt te Breendonk - en verzocht hen een handje toe te steken en het nodige keukengerief te bezorgen. Dit werd gaarne aangenomen.
De klassen waren even armoedig als het overige. De woning van een wagenmaker zou dienst doen als klaslokalen, zeer laag van verdiep, weinig verlucht en verlicht, slechts twee vensterkens aan elke klas. De schoolbanken waren oud, elders afgedankt en als aalmoes aan de school geschonken.
Maar wat was de vreugd van het volk van Breendonk groot wanneer de twee lagere meisjesklassen werden geopend. Nu was de zo lang gekoesterde droom van Eerw. Heer Pastoor en van het hele volk verwezenlijkt, want tot dusver was er voor de naad en ander werk voor meisjes weinig of niets gedaan.
Om een kloostergemeeneenschap te vormen, moet men tenminste met drie zijn en de Goddelijke Voorzienigheid zorgde voor een derde lid, zodat er een naaischool kon worden ingericht en na verloop van weinig tijd was er geen enkele leerlinge meer, die zich nog elders in dit vak liet onderrichten.
In 1865 werd aan de meisjesschool reeds een vrije bewaarschool toegevoegd, die van groot algemeen belang scheen. Kinderen van twee tot zes jaar werden erin aanvaard en gewoonlijk telde men er meer dan 150 kinderen. Er was slechts één klein venster dat men een weinig kon openen.
Was de stichting nederig, het leven was ook vol ontberingen, daar de Zusters, om te bestaan, slechts achthonderd frank 's jaars hadden, die de weledele familie de Buisseret hen schonk. Dit bleef alzo voortduren tot 1884.
Intussen brak de tijd van de onheilswet aan. De klassen waren gebouwd op kerkengrond en het goevernement wilde ze kost wat kost opschorsen. Herhaaldelijk werden de Zusters bedreigd en, om verdere moeilijkheden te voorkomen, kocht de weledele familie de grond aan.
In 1884 werden de klassen vervangen door ruimere lokalen. De meubels bleven dezelfde. De twee lagere klassen werden dan aangenomen door de gemeente, maar de geldelijke toestand bleef dezelfde tot 1887. Alsdan werd hij gebracht op F 925.
In 1885 werd de bewaarschool eveneens door de gemeente aangenomen, voor een som van F 200. Daar de bevolking van Breendonk gedurig toenam, oordeelde Graaf de Buisseret, de toenmalige burgemeester, dat het nodig was, een derde lagere klas op te richten (in 1891).
Voor de jongens bestonden er op dat ogenblik slechts twee klassen. In 1900 werd er dan door de familie de Buisseret grond aangekocht. Alsdan werden, wederom op hun kosten, de twee bestaande klassen tot één enkele omgevormd en werden er twee nieuwe klassen bijgebouwd, waarvan er één dienst zou doen als lagere jongensschool. Zuster Celestine zou nu ook de jongetjes van de lagere graad onderwijzen en opvoeden.
In 1913 glanst de geschiedenis van Breendonks klooster. De 21ste juli was de heuglijke dag waarop heel de bevolking van Breendonk het jubelfeest vierde van ons dierbaar kloosterke. Velen onder ons herinneren zich nog de feestelijke stemming, die toen rond de ons zo goed bekende Zusterschaar heerste:
Om niet langer te verzinnen
Ga'k met Zuster Emilie beginnen
Luistert, als g'er nauw op let
Ze is niet mager of niet vet
Licht zal zij den kop niet stoten
Want zij hoort niet bij de groten.
En Soeur Paula stamt van Magerhalle
Wat z'in kloosters' keuken stoken
Wat ze braden, wat ze koken,
Zij wordt zeker nimmer vet.
En nu gaan we verder zien,
Eerst naar Zuster Celestien
Willekeurig met dat praten
Denk ik daar aan de soldaten,
Die met hunnen kapitein
Ord'lijk gaan naar 't oefeningsplein.
Welke naam zal ik U geven,
Barbara? gij ziel en leven
Van de papschool, is 't niet waar,
Gij heerst daar al dertig jaar?
Zuster! gij hebt 't al verstaan,
Want uw geit die spreekt U aan
En gij antwoordt met uw zorgen.
'k Ga thans mijn laatste deuntje zingen,
En gij raadt het allen, ja!
't Is van Soeur Veronica
Ziet ze lopen, ziet ze sloven
Dan naar onder, dan naar boven,
Of 't een eerste jonkheid was.
Pas waren die zonnige stonden verzwonden of een andere kreet, de akelige kreet “t Is oorlog!” weerklonk. Het zwaar gebulder van de kanonnen, het front legde het klooster grotendeels in puin, zodat de Zusters noodgedwongen voor meer dan twee maand moesten gaan vluchten.
Dank zij de familie de Buisseret werden de klassen weer opgebouwd in 1915 en het klooster in 1916. Graaf Robert de Buisseret, aan wie het klooster toebehoorde, en reeds ver in jaren gevorderd, wilde dat het werk, dat door zijn voorvaderen was gesticht, een duurzaam bestaan zou hebben. Daarom nam hij het edelmoedig besluit, klooster en klassen af te staan aan de Congregatie. Deze overdracht werd door hem op 20 januari 1921 afgetekend, dag waarop het klooster juist 58 jaar bestond. Onze edele weldoener blijven wij hiervoor te allen tijde dankbaar.
Daar de bevolking van de klassen voortdurend toenam, werden reeds plannen beraamd om nieuwe klassen op te richten. De Zusters beschikken echter niet over de nodige bouwgrond. De aankoop zou zeer lastig zijn, daar er in deze transactie drie eigenaars waren betrokken. Doch moeilijk gaat ook en de onderhandelingen werden vlug gevoerd. Vol moed nam Eerw. Heer Pastoor Somers in 1924 de werken in handen. En met Gods hulp zou het wel gedijen.
De hele bevolking heeft toen een staaltje gegeven van haar oprechte genegenheid voor de Zustergemeenschap. Iedereen hielp stenen aanhalen of opstapelen. Van 's morgens vroeg was het een gerots en gebots van boerenkarren, die de karelen gingen lossen te Willebroek. Onder toezicht van Eerw. Heer Pastoor togen de ervaren vakmannen aan de arbeid en weldra rezen er stevige en statige klassen uit de grond. In 1925 namen de leerlingen de vier ruime klassen in gebruik.
Dank zij de familie de Buisseret werden de klassen weer opgebouwd in 1915 en het klooster in 1916. Graaf Robert de Buisseret, aan wie het klooster toebehoorde, en reeds ver in jaren gevorderd, wilde dat het werk, dat door zijn voorvaderen was gesticht, een duurzaam bestaan zou hebben. Daarom nam hij het edelmoedig besluit, klooster en klassen af te staan aan de Congregatie. Deze overdracht werd door hem op 20 januari 1921 afgetekend, dag waarop het klooster juist 58 jaar bestond. Onze edele weldoener blijven wij hiervoor te allen tijde dankbaar.
Daar de bevolking van de klassen voortdurend toenam, werden reeds plannen beraamd om nieuwe klassen op te richten. De Zusters beschikken echter niet over de nodige bouwgrond. De aankoop zou zeer lastig zijn, daar er in deze transactie drie eigenaars waren betrokken. Doch moeilijk gaat ook en de onderhandelingen werden vlug gevoerd. Vol moed nam Eerw. Heer Pastoor Somers in 1924 de werken in handen. En met Gods hulp zou het wel gedijen.
De hele bevolking heeft toen een staaltje gegeven van haar oprechte genegenheid voor de Zustergemeenschap. Iedereen hielp stenen aanhalen of opstapelen. Van 's morgens vroeg was het een gerots en gebots van boerenkarren, die de karelen gingen lossen te Willebroek. Onder toezicht van Eerw. Heer Pastoor togen de ervaren vakmannen aan de arbeid en weldra rezen er stevige en statige klassen uit de grond. In 1925 namen de leerlingen de vier ruime klassen in gebruik.
In 1928 herbegonnen de werkzaamheden en de vier volgende klassen kwamen het jaar daarop eveneens klaar. Acht ruime lokalen namen nu de plaats in van de vroegere armzalige gebouwen. De klassen waren nu voltooid, maar de woning van de Zusters was zo bouwvallig, dat men bij hevige wind voor ongelukken vreesde. Een paraplu kwam in de cellen van de Zusters niet ongelegen. Dank zij het wijze beleid van onze doordrijvende Zuster Emilie, sedert 40 jaar overste te Breendonk, kon alles in het werk worden gesteld om aan de Zusters ook een betere en gezondere woning te geven. Sparen en garen was de leuze van onze masoeurkens. In 1931 werden de werken nogmaals hervat, zodat onze gelukkige Zusters in 1932 hun klooster konden betrekken. Op Sakramentsdag 1933 werd de kapel ingewijd. Hier moet wel worden vermeld, dat de kostbare vensters, die het devote kapelleken tooien, alsmede het prachtig altaar, een echt juweeltje, door de bevolking werden geschonken.
De ruime klassen, het eenvoudig klooster, met daarnaast de gotieke kapel, vormen samen een stevig en prachtig geheel. Op de plaats van twee oude klaslokalen, die nog waren blijven staan, deed Eerw. Heer Pastoor in minder dan één jaar tijd een statig en groot gebouw oprijzen, ter beschikking van alle parochiale werken.
De ruime klassen, het eenvoudig klooster, met daarnaast de gotieke kapel, vormen samen een stevig en prachtig geheel. Op de plaats van twee oude klaslokalen, die nog waren blijven staan, deed Eerw. Heer Pastoor in minder dan één jaar tijd een statig en groot gebouw oprijzen, ter beschikking van alle parochiale werken.
Veel moeilijkheden hebben de zusters getrotseerd en toch zou de Heer nog zware offers vergen, wanneer rond 1955 in één jaar tijd vier zusters het aardse gezelschap verlieten, namelijk Zuster Paula, Zuster Emilie, Zuster Innocentia en Zuster Celestien. Dit bracht in het klooster een grote leemte teweeg, maar, zo gehecht aan hun geliefd Breendonk, kon het niet anders of ze bleven ons helpen van bij de Heer.
De laatste zes jaren kende de school een zeer snelle uitbreiding:
eerst twee bewaarklassen, nu vijf eerst vier lagere klassen, nu zes de vierde graad, die twee klassen telde, werd in 1958 omgevormd tot een beroepsafdeling en telt nu vier klassen; waardoor het totale aantal klassen van acht op vijftien werd gebracht. Het is dan ook niet verwonderlijk, dat er steeds meer werd gekocht en gebouwd: twee bewaarklassen in 1958; het jaar daarop werd het gebouw opgetrokken; in 1960 werd het Patronaat aangekocht.
En nu wordt er in snel tempo gewerkt om het kinderpaviljoen klaar te krijgen. Hier past wel een woord van dank aan allen die hun steentje hebben bijgedragen tot welzijn van onze Breendonkse jeugd, die ons allen zo nauw aan ’t hart ligt.
Tot zover de passage uit de brochure 'De meisjesschool. Een jeugdige honderdjarige'.
De laatste zes jaren kende de school een zeer snelle uitbreiding:
eerst twee bewaarklassen, nu vijf eerst vier lagere klassen, nu zes de vierde graad, die twee klassen telde, werd in 1958 omgevormd tot een beroepsafdeling en telt nu vier klassen; waardoor het totale aantal klassen van acht op vijftien werd gebracht. Het is dan ook niet verwonderlijk, dat er steeds meer werd gekocht en gebouwd: twee bewaarklassen in 1958; het jaar daarop werd het gebouw opgetrokken; in 1960 werd het Patronaat aangekocht.
En nu wordt er in snel tempo gewerkt om het kinderpaviljoen klaar te krijgen. Hier past wel een woord van dank aan allen die hun steentje hebben bijgedragen tot welzijn van onze Breendonkse jeugd, die ons allen zo nauw aan ’t hart ligt.
Tot zover de passage uit de brochure 'De meisjesschool. Een jeugdige honderdjarige'.
50-jarig jubileum in 1913
Maar, keren wij enkele stappen terug in het verleden. Over de heuglijke viering van de vijftigste verjaardag van de Zusterschool verscheen er in 't Nieuwsblad van het Kanton Puers onderstaand artikel, dat wij de lezers niet willen onthouden:
“Verleden maandag (21 juli 1913) was het in onze gemeente volle feest...
Immers men vierde de 50ste verjaardag der inrichting van de school der Zusters, die hier op 20 januari 1863 zich vestigden, komende van Sint-Genesius-Rode. Een buitengewoon feit is de deelneming aan dit feest door ene der stichteressen, de 75-jarige Zuster Aloysia.
Vóór vijf uur 's morgens kondigde kanongebulder het feest aan en om acht uur wapperde reeds de nationale vlag aan al de huizen zonder uitzondering, wat een erg schilderachtige aanblik bood. Om half negen was er een plechtige dankmis met assistentie en een prachtig sermoon door E.H. Pastoor, gevolgd van «Te Deum», fijntjes gezongen door de meisjes, bijgewoond door het volk als een hoogmis, alsook door de Heren Graven de Buisseret, Burgemeester en de Gezant en gevolmachtigd Minister van België bij de Keizer van Rusland, door Mevrouw Gravin de Buisseret en hare kinderen en door 35 Zusters, de enen geboortig van Breendonk, de anderen hier vroeger verbleven hebbende.
Na de mis was het een leven op de koer van blij gesnater en geestdriftig handgedruk tussen de Zusterkens en hun familie en vroegere kennissen of oudleerlingen. Om vier uur had de echte feestviering plaats op de koer, die prachtig gesmukt was met vlaggen, jaarschriften, bloemslingers en festoenen, waar al de Zusterkens, omringd van geestelijke en wereldlijke overheden voltallig zich bevonden. De schoolkinderen traden vooraan, gevolgd door de fanfaren, een prettig «Pas redoublé» uitvoerende en een geestdriftige, opgetogen menigte. Onder leiding van den hoofdonderwijzer voerden de kinderen een tweestemmige jubelcantate uit, waarin de meisjes de eerste en de jongens de tweede stem hielden en begeleid werden door de muziekinstrumenten; zij bekwam veel bijval. Daarna boden de kinderen van beiden hun geschenken aan, door onderlinge stortingen aangekocht.
Prachtige geschenken waren reeds door bijzonderen van zondag aangebracht. Mr. de Deken wenst Breendonk geluk met zijn goede Zusterschool en dankte de bevolking voor haar bewijzen van deelneming. Mr. de Schepen Moortgat las, in de plaats van Mr. de Burgemeester, door heeschheid belet, een lange redevoering, de historiek van het gesticht bevattend.
Dan kwam de beurt aan Mr. De Wachter, die in naam van de fanfare en in de zijne, in zeer roerende bewoordingen hulde bracht aan de edele roeping, de zelfverloochening, het onderwijs en de ziekenverpleging der Zusters. De sprekers, de kinderen, de fanfaren en voorts heel Breendonk werden dan door E. H. Bestuurder bedankt voor hun toegenegen deelneming aan dit feest en drukte de hoop uit op een 75-jarig en een 100-jarig jubelfeest.
Bijzondere hulde werd vooral door Mr. De Wachter aan de familie de Buisseret gebracht, zonder welke de Zusterschool niet ontstaan was, noch zou voortbestaan en alzo diepe dankbaarheid verdient vanwege de Breendonks bevolking, niet alleen voor de zedelijke voordelen aan de jeugd verschaft, maar ook voor de duizenden en duizenden frank die alzo aan de gemeente gespaard worden. Kortom, een schoon feest, dat door de Brabançonne, afgewisseld met het nationaal lied der Verenigde Staten van Noord-Amerika ter ere van Mevrouw de Gravin de Buisseret, besloten werd en dat een aangenaam aandenken bij de aanwezigen zal achterlaten.”
Ons gemeentebestuur wenste zich op speciale wijze bij deze feestelijkheden aan te sluiten. Dit kan gelezen worden in volgend uittreksel uit het verslag van de gemeenteraadszitting van 2 september 1913:
“Gezien de aangenomen meisjesschool in deze gemeente gedurende 5O jaren wordt bestuurd door de eerwaarde kloosterlingen van o. L. Vrouw van Zeven Weeën; dat het ontstaan en het voortbestaan dezer school te danken is aan de weledele familie de Buisseret, wiens eigendom de gebouwen en meubelen zijn en door dezelven onderhouden worden en aldus duizenden frank aan de gemeente bespaard blijven; Gezien het uitmuntend onderwijs dat de Zusters aan de schooljeugd dezer gemeente verschaffen; Gezien de zelfverloochening met welke zij buiten de schooluren de zieken thuis bezoeken en verplegen; Gezien de geschenken en liefdesbetuigingen door de schoolkinderen en de inwoners van Breendonk aan de Zusters en de bijzondere hulde aan de. familie de Buisseret betoond op den dag van de 5Oste verjaring der inrichting van de meisjesschool; De gemeenteraad willende deze gelegenheid waarnemen om zijnen dank en genegenheid te toonen, besluit eenpariglijk eene som van zeshonderd franken ter beschikking te stellen der bestuurster, Mej. M.J. Michiels, om gebruikt te worden ten voordeele van het onderwijs en deze som te regelen op den gewonen dienst van het dienstjaar 1913».
Maar, keren wij enkele stappen terug in het verleden. Over de heuglijke viering van de vijftigste verjaardag van de Zusterschool verscheen er in 't Nieuwsblad van het Kanton Puers onderstaand artikel, dat wij de lezers niet willen onthouden:
“Verleden maandag (21 juli 1913) was het in onze gemeente volle feest...
Immers men vierde de 50ste verjaardag der inrichting van de school der Zusters, die hier op 20 januari 1863 zich vestigden, komende van Sint-Genesius-Rode. Een buitengewoon feit is de deelneming aan dit feest door ene der stichteressen, de 75-jarige Zuster Aloysia.
Vóór vijf uur 's morgens kondigde kanongebulder het feest aan en om acht uur wapperde reeds de nationale vlag aan al de huizen zonder uitzondering, wat een erg schilderachtige aanblik bood. Om half negen was er een plechtige dankmis met assistentie en een prachtig sermoon door E.H. Pastoor, gevolgd van «Te Deum», fijntjes gezongen door de meisjes, bijgewoond door het volk als een hoogmis, alsook door de Heren Graven de Buisseret, Burgemeester en de Gezant en gevolmachtigd Minister van België bij de Keizer van Rusland, door Mevrouw Gravin de Buisseret en hare kinderen en door 35 Zusters, de enen geboortig van Breendonk, de anderen hier vroeger verbleven hebbende.
Na de mis was het een leven op de koer van blij gesnater en geestdriftig handgedruk tussen de Zusterkens en hun familie en vroegere kennissen of oudleerlingen. Om vier uur had de echte feestviering plaats op de koer, die prachtig gesmukt was met vlaggen, jaarschriften, bloemslingers en festoenen, waar al de Zusterkens, omringd van geestelijke en wereldlijke overheden voltallig zich bevonden. De schoolkinderen traden vooraan, gevolgd door de fanfaren, een prettig «Pas redoublé» uitvoerende en een geestdriftige, opgetogen menigte. Onder leiding van den hoofdonderwijzer voerden de kinderen een tweestemmige jubelcantate uit, waarin de meisjes de eerste en de jongens de tweede stem hielden en begeleid werden door de muziekinstrumenten; zij bekwam veel bijval. Daarna boden de kinderen van beiden hun geschenken aan, door onderlinge stortingen aangekocht.
Prachtige geschenken waren reeds door bijzonderen van zondag aangebracht. Mr. de Deken wenst Breendonk geluk met zijn goede Zusterschool en dankte de bevolking voor haar bewijzen van deelneming. Mr. de Schepen Moortgat las, in de plaats van Mr. de Burgemeester, door heeschheid belet, een lange redevoering, de historiek van het gesticht bevattend.
Dan kwam de beurt aan Mr. De Wachter, die in naam van de fanfare en in de zijne, in zeer roerende bewoordingen hulde bracht aan de edele roeping, de zelfverloochening, het onderwijs en de ziekenverpleging der Zusters. De sprekers, de kinderen, de fanfaren en voorts heel Breendonk werden dan door E. H. Bestuurder bedankt voor hun toegenegen deelneming aan dit feest en drukte de hoop uit op een 75-jarig en een 100-jarig jubelfeest.
Bijzondere hulde werd vooral door Mr. De Wachter aan de familie de Buisseret gebracht, zonder welke de Zusterschool niet ontstaan was, noch zou voortbestaan en alzo diepe dankbaarheid verdient vanwege de Breendonks bevolking, niet alleen voor de zedelijke voordelen aan de jeugd verschaft, maar ook voor de duizenden en duizenden frank die alzo aan de gemeente gespaard worden. Kortom, een schoon feest, dat door de Brabançonne, afgewisseld met het nationaal lied der Verenigde Staten van Noord-Amerika ter ere van Mevrouw de Gravin de Buisseret, besloten werd en dat een aangenaam aandenken bij de aanwezigen zal achterlaten.”
Ons gemeentebestuur wenste zich op speciale wijze bij deze feestelijkheden aan te sluiten. Dit kan gelezen worden in volgend uittreksel uit het verslag van de gemeenteraadszitting van 2 september 1913:
“Gezien de aangenomen meisjesschool in deze gemeente gedurende 5O jaren wordt bestuurd door de eerwaarde kloosterlingen van o. L. Vrouw van Zeven Weeën; dat het ontstaan en het voortbestaan dezer school te danken is aan de weledele familie de Buisseret, wiens eigendom de gebouwen en meubelen zijn en door dezelven onderhouden worden en aldus duizenden frank aan de gemeente bespaard blijven; Gezien het uitmuntend onderwijs dat de Zusters aan de schooljeugd dezer gemeente verschaffen; Gezien de zelfverloochening met welke zij buiten de schooluren de zieken thuis bezoeken en verplegen; Gezien de geschenken en liefdesbetuigingen door de schoolkinderen en de inwoners van Breendonk aan de Zusters en de bijzondere hulde aan de. familie de Buisseret betoond op den dag van de 5Oste verjaring der inrichting van de meisjesschool; De gemeenteraad willende deze gelegenheid waarnemen om zijnen dank en genegenheid te toonen, besluit eenpariglijk eene som van zeshonderd franken ter beschikking te stellen der bestuurster, Mej. M.J. Michiels, om gebruikt te worden ten voordeele van het onderwijs en deze som te regelen op den gewonen dienst van het dienstjaar 1913».
Gabrielle De Keersmaecker: De lagere meisjesschool vóór 30 jaar (1933).
In de reeds eerder geciteerde brochure De Meisjesschool, een jeugdige honderjarige, bracht Gabrielle De Keersmaecker over «De lagere meisjesschool vóór dertig jaar!» volgende bijdrage:
“Dé grote figuur doorheen heel onze lagere school was Zuster Emilie. Zij was overste en bestuurster, zij was lerares en verpleegster en bovendien de straffende wet of de beloonster van het goed. Maar, vooraleer we in haar handen kwamen, hadden we een lange weg afgelegd...
Juffrouw Somers was in die tijd onderwijzeres in het eerste en het tweede studiejaar. In geloof niet, dat er in haar klas veel gebeurde zonder dat zij het zag. Zij kon boeiend vertellen en liet ons nadien navertellen. Zij was het, die ons tijdens de speeltijd leerde te Communie gaan aan een geïmproviseerde communiebank. Aan haar lessenaar moesten we onze eerste biecht voorbereiden, met een daarvoor speciaal bedacht gaatjes- en schuifjessysteem.
In het tweede studiejaar kwam Zuster Jozefien, die destijds pas te Breendonk was. Voor de kinderen van de eerste twee jaren die bij haar kwamen, betekende ze de helft van hun lagere schooltijd: vier studiejaren. Talrijke oude Vlaamse spreekwoorden heeft ze ons, samen met vele andere dingen, bijgebracht. Evenals haar vertrouwen in het leven en in het goede van de mensen...
Dan kwamen we bij Zuster Eduarda. Dat was nog in de oude school, met in de winter een ronkende kachel, waaraan we onze handen mochten warmen bij 't begin van de lessen. Zuster Eduarda hield er stevig de orde onder: ieder wist welke straf er was bepaald voor de meest voorkomende overtredingen.
De jaarlijkse schoolreis ging voor de eerste twee graden toen per pedes apostolorum meestal naar Kapelle-op-den-Bos. Wanneer we groter geworden waren, ging het met de autobus. Dat werd dan een «wereldreis». We gingen naar Hoogstraten en Meerseldreef, of naar Waterloo en 't Zoniënwoud of naar Tervuren en wat-weet-ik-meer. Soms mochten we maanden op voorhand sparen voor die reis. Dat kostte toen acht à tien frank.
De bouworde van de Spekpater bestond nog niet, maar er bestond reeds een voorloper. Wat er in die jaren al niet werd gebouwd: klassen, patronaat, klooster. De boeren haalden de stenen aan en de kinderen hielpen ze stapelen: ’s morgens vóór de les, op de middag en na vier uur. We brachten een tweede voorschoot mee, zodat we toch netjes in de klas zaten. En als beloning regende het prentjes.
De Zusters kochten deze toen per gewicht, geloof ik. Er was toen ook een bloeiende Kruistocht met Zuster Laurentia, die elke woensdag namiddag de lidkaarten liet bezorgen voor de mis van 't donderdags. Afen toe kwamen we in haar klas, om er een briefje te trekken met een bijzonder punt, zoals: «met geen vuile schoenen naar de kerk gaan», «Bij 't naar school gaan niet voor de winkels blijven staan» en dergelijke meer. Maar de hoogfeesten van de Kruistocht waren de dekenale dagen: te Bornem, Puurs, St. Amands. We werden er met veel luxe en comfort naartoe gebracht door... camions van de brouwerij. Luid zingend vertrokken wij, licht als een veertje, want voor een knapzak hoefden we niet te zorgen: ter plaatse werden we vergast op krentenkoeken en limonade, geschonken door een weldoener uit de parochie.
In de eerste drie graden schreven we met een griffel op een stenen lei. Om de maand kregen we een nieuwe griffel: sommige kinderen zaten er dan ook warmpjes in en konden een respectabel aantal griffels tonen. Anderen moesten er af en toe nog een nieuwe kopen. De lei werd afgeveegd met een «vod» en...speeksel. En op 't einde van 't schooljaar kregen we ze mee naar huis, om ze duchtig met zeep en borstel te bewerken.
In de vierde graad werkten we op papier. Hiervoor kregen we dan meestal de binnenkant van een doodsbrief, of de achterkant van een reclameblaadje. In de vierde graad kwamen we voor 't eerst bij Zuster Laurentia. Als we nu aan haar terugdenken, is het met een tikje zelfverwijt, want als opgroeiende meisjes hebben we het haar niet altijd gemakkelijk gemaakt. En de kroon op het werk werd gezet door Zuster Emilie. Ik zegde het reeds bij de aanvang: zij was de centrale figuur van heel de school. Zij was reeds zoveel jaren te Breendonk en vele van onze moeders en al onze oudere zusters hadden bij haar in de klas gezeten, zodat zij zich wel eens van naam vergiste. Maar zij was iemand, die men nooit kan vergeten. Ze had verstand en hart en een levenservaring en doorzicht zoals slechts weinigen deze gaven bezitten. Zij gaf ons veel lessen voor het leven mee, dingen die we toen nog niet ten volle begrepen, maar die in onze geest werden geprent. Al zorgde ze voor een zeer degelijke en gewaardeerde verstandelijke vorming, toch begreep ze dat het niet voldoende was te leren rekenen en foutloos te schrijven, aardrijkskunde en geschiedenis te kennen. Zij wist, dat ze in haar klas bijna zoveel toekomstige vrouwen en moeders had, als er leerlingen waren.
En na dat laatste jaar werden we door de school afgestaan. Elkeen ging zijn weg door het leven. Maar veel herinneringen aan onze lagere school dragen we, samen met een groot aantal andere, verder mee... »
Ter aanvulling
Ter aanvulling vermelden wij nog, dat oorspronkelijk de Zusters van Liefde werden aangezocht om de vrije meisjesschool «in handen te nemen» (verslag van de zitting van de gemeenteraad van 14 juli 1862 en van 5 november 1862); dat een rekwest, uitgaande van de bestuurster van de «Landelijke Gemeenschap van Rhose St. Genèse» en strekkende tot aanvaarding en erkenning van een vrije meisjesschool te Breendonk, in de gemeenteraadszitting van 22 mei 1863 in 'overweging werd genomen; dat deze school, die door Juffr. Van Keerbergen zou worden bestuurd, een oppervlakte had van 88,20 m² en «in tweede rang ten overstaan van de gemeentelijke jongensschool moest gesteld worden»; dat het bestuur van de vrije meisjesschool, volgens het verslag van de zitting van de gemeenteraad van 10 augustus 1866 niet «in handen» van juffr. Van Keerbergen, maar wel in deze van Zuster Bernardina De Becker was gekomen; dat op 16 oktober 1897 het besluit werd genomen tot oprichting van een werklokaal voor het aanleren van naaldwerk; dat op 20 december 1898 het bestuur van de school werd overgedragen op juffr. Maria-Barbara De Ro, die op 20 november 1899 overleed~ dát in de zitting van 5 september 1899 het gemeentebestuur akkoord ging de jaarlijkse betoelaging te verhogen, op voorwaarde dat er voor de kleinste jongens een vierde klas zou worden opgericht; dat «bij voortdurend van aanneming» het bestuur van de meisjesschool overging op Juffr. Regina Govaert (zitting van 9 januari 1900); dat volgens het verslag van de zitting van de gemeenteraad van 30 november 1900 inderdaad in oktober van dat jaar deze vierde klas werd geopend; dat in het verslag van de zitting van de gemeenteraad dd. 13.11.1906 nota werd genomen van de overplaatsing van Juffr. Govaert en dat «bij voortduring van aanneming » de meisjesschool onder het bestuur van Juffr. Michiels kwam; dat in de zitting van de gemeenteraad van 22 oktober 1925 akkoord werd gegeven tot de oprichting van een vierde graad.
In de reeds eerder geciteerde brochure De Meisjesschool, een jeugdige honderjarige, bracht Gabrielle De Keersmaecker over «De lagere meisjesschool vóór dertig jaar!» volgende bijdrage:
“Dé grote figuur doorheen heel onze lagere school was Zuster Emilie. Zij was overste en bestuurster, zij was lerares en verpleegster en bovendien de straffende wet of de beloonster van het goed. Maar, vooraleer we in haar handen kwamen, hadden we een lange weg afgelegd...
Juffrouw Somers was in die tijd onderwijzeres in het eerste en het tweede studiejaar. In geloof niet, dat er in haar klas veel gebeurde zonder dat zij het zag. Zij kon boeiend vertellen en liet ons nadien navertellen. Zij was het, die ons tijdens de speeltijd leerde te Communie gaan aan een geïmproviseerde communiebank. Aan haar lessenaar moesten we onze eerste biecht voorbereiden, met een daarvoor speciaal bedacht gaatjes- en schuifjessysteem.
In het tweede studiejaar kwam Zuster Jozefien, die destijds pas te Breendonk was. Voor de kinderen van de eerste twee jaren die bij haar kwamen, betekende ze de helft van hun lagere schooltijd: vier studiejaren. Talrijke oude Vlaamse spreekwoorden heeft ze ons, samen met vele andere dingen, bijgebracht. Evenals haar vertrouwen in het leven en in het goede van de mensen...
Dan kwamen we bij Zuster Eduarda. Dat was nog in de oude school, met in de winter een ronkende kachel, waaraan we onze handen mochten warmen bij 't begin van de lessen. Zuster Eduarda hield er stevig de orde onder: ieder wist welke straf er was bepaald voor de meest voorkomende overtredingen.
De jaarlijkse schoolreis ging voor de eerste twee graden toen per pedes apostolorum meestal naar Kapelle-op-den-Bos. Wanneer we groter geworden waren, ging het met de autobus. Dat werd dan een «wereldreis». We gingen naar Hoogstraten en Meerseldreef, of naar Waterloo en 't Zoniënwoud of naar Tervuren en wat-weet-ik-meer. Soms mochten we maanden op voorhand sparen voor die reis. Dat kostte toen acht à tien frank.
De bouworde van de Spekpater bestond nog niet, maar er bestond reeds een voorloper. Wat er in die jaren al niet werd gebouwd: klassen, patronaat, klooster. De boeren haalden de stenen aan en de kinderen hielpen ze stapelen: ’s morgens vóór de les, op de middag en na vier uur. We brachten een tweede voorschoot mee, zodat we toch netjes in de klas zaten. En als beloning regende het prentjes.
De Zusters kochten deze toen per gewicht, geloof ik. Er was toen ook een bloeiende Kruistocht met Zuster Laurentia, die elke woensdag namiddag de lidkaarten liet bezorgen voor de mis van 't donderdags. Afen toe kwamen we in haar klas, om er een briefje te trekken met een bijzonder punt, zoals: «met geen vuile schoenen naar de kerk gaan», «Bij 't naar school gaan niet voor de winkels blijven staan» en dergelijke meer. Maar de hoogfeesten van de Kruistocht waren de dekenale dagen: te Bornem, Puurs, St. Amands. We werden er met veel luxe en comfort naartoe gebracht door... camions van de brouwerij. Luid zingend vertrokken wij, licht als een veertje, want voor een knapzak hoefden we niet te zorgen: ter plaatse werden we vergast op krentenkoeken en limonade, geschonken door een weldoener uit de parochie.
In de eerste drie graden schreven we met een griffel op een stenen lei. Om de maand kregen we een nieuwe griffel: sommige kinderen zaten er dan ook warmpjes in en konden een respectabel aantal griffels tonen. Anderen moesten er af en toe nog een nieuwe kopen. De lei werd afgeveegd met een «vod» en...speeksel. En op 't einde van 't schooljaar kregen we ze mee naar huis, om ze duchtig met zeep en borstel te bewerken.
In de vierde graad werkten we op papier. Hiervoor kregen we dan meestal de binnenkant van een doodsbrief, of de achterkant van een reclameblaadje. In de vierde graad kwamen we voor 't eerst bij Zuster Laurentia. Als we nu aan haar terugdenken, is het met een tikje zelfverwijt, want als opgroeiende meisjes hebben we het haar niet altijd gemakkelijk gemaakt. En de kroon op het werk werd gezet door Zuster Emilie. Ik zegde het reeds bij de aanvang: zij was de centrale figuur van heel de school. Zij was reeds zoveel jaren te Breendonk en vele van onze moeders en al onze oudere zusters hadden bij haar in de klas gezeten, zodat zij zich wel eens van naam vergiste. Maar zij was iemand, die men nooit kan vergeten. Ze had verstand en hart en een levenservaring en doorzicht zoals slechts weinigen deze gaven bezitten. Zij gaf ons veel lessen voor het leven mee, dingen die we toen nog niet ten volle begrepen, maar die in onze geest werden geprent. Al zorgde ze voor een zeer degelijke en gewaardeerde verstandelijke vorming, toch begreep ze dat het niet voldoende was te leren rekenen en foutloos te schrijven, aardrijkskunde en geschiedenis te kennen. Zij wist, dat ze in haar klas bijna zoveel toekomstige vrouwen en moeders had, als er leerlingen waren.
En na dat laatste jaar werden we door de school afgestaan. Elkeen ging zijn weg door het leven. Maar veel herinneringen aan onze lagere school dragen we, samen met een groot aantal andere, verder mee... »
Ter aanvulling
Ter aanvulling vermelden wij nog, dat oorspronkelijk de Zusters van Liefde werden aangezocht om de vrije meisjesschool «in handen te nemen» (verslag van de zitting van de gemeenteraad van 14 juli 1862 en van 5 november 1862); dat een rekwest, uitgaande van de bestuurster van de «Landelijke Gemeenschap van Rhose St. Genèse» en strekkende tot aanvaarding en erkenning van een vrije meisjesschool te Breendonk, in de gemeenteraadszitting van 22 mei 1863 in 'overweging werd genomen; dat deze school, die door Juffr. Van Keerbergen zou worden bestuurd, een oppervlakte had van 88,20 m² en «in tweede rang ten overstaan van de gemeentelijke jongensschool moest gesteld worden»; dat het bestuur van de vrije meisjesschool, volgens het verslag van de zitting van de gemeenteraad van 10 augustus 1866 niet «in handen» van juffr. Van Keerbergen, maar wel in deze van Zuster Bernardina De Becker was gekomen; dat op 16 oktober 1897 het besluit werd genomen tot oprichting van een werklokaal voor het aanleren van naaldwerk; dat op 20 december 1898 het bestuur van de school werd overgedragen op juffr. Maria-Barbara De Ro, die op 20 november 1899 overleed~ dát in de zitting van 5 september 1899 het gemeentebestuur akkoord ging de jaarlijkse betoelaging te verhogen, op voorwaarde dat er voor de kleinste jongens een vierde klas zou worden opgericht; dat «bij voortdurend van aanneming» het bestuur van de meisjesschool overging op Juffr. Regina Govaert (zitting van 9 januari 1900); dat volgens het verslag van de zitting van de gemeenteraad van 30 november 1900 inderdaad in oktober van dat jaar deze vierde klas werd geopend; dat in het verslag van de zitting van de gemeenteraad dd. 13.11.1906 nota werd genomen van de overplaatsing van Juffr. Govaert en dat «bij voortduring van aanneming » de meisjesschool onder het bestuur van Juffr. Michiels kwam; dat in de zitting van de gemeenteraad van 22 oktober 1925 akkoord werd gegeven tot de oprichting van een vierde graad.
Na 1963
Wij willen nog even terugduiken in de geschiedenis. Op 15 september 1963, het jaar van het eeuwjubileum van onze meisjesschool, wijdde Monseigneur De Vroede de pas gebouwde klassen, het zogenaamde «Kleuterpaviljoen», in.
En de uitbreiding ging steeds verder. De gang van de keukenklas naar de zaal werd omgevormd tot een bureau voor de directrice. De overdekte speelplaats werd omgetoverd tot een fraaie refter, waarin 's middags een honderdtal leerlingen hun knapzak oppeuzelen.
De schoolinspecteur gaf de raad de tweede en de derde graad te splitsen en elk studiejaar in een afzonderlijk lokaal onder te brengen. Wat dus neerkwam op vier in plaats van twee lokalen. Dit zou, zowel voor de leerlingen als voor de klastitularissen, een groot voordeel zijn. Maar waar moesten de nodige klassen worden gevonden? Ruimte om te bouwen was er niet. Er werd lang en zeer diep nagedacht en tenslotte kwam men op een idee. Het reeds verouderde hoofdgebouw, bestaande uit vier klassen op het gelijkvloers en vier op de eerste verdieping, zou worden omgevormd tot het modern hedendaags gebouw met drie verdiepingen, zodat er nu twaalf in plaats van voordien acht ter beschikking zouden zijn.
Op 15 april 1969 ging Eugeen De Decker met zijn werkploeg aan de slag. Op 1 september van datzelfde jaar mochten de leerlingen, die gedurende maanden in de lokalen van het Centrum werden opgevangen, reeds de splinternieuwe klassen betrekken. De verdere afwerking gebeurde na de lesuren. Tijdens de Kerstvakantie werden de lokalen geschilderd. Op 28 december 1969 werd er voor de hele bevolking een receptie gehouden en werden de klassen officieel opengesteld. Onder de aanwezigen bevonden zich, naast Monseigneur Billiauw, de kerkelijke en wereldlijke overheid, vele vrienden en vooral ook de knappe en zeer verdienstelijke vaklieden.
Ga Verder.
Wij willen nog even terugduiken in de geschiedenis. Op 15 september 1963, het jaar van het eeuwjubileum van onze meisjesschool, wijdde Monseigneur De Vroede de pas gebouwde klassen, het zogenaamde «Kleuterpaviljoen», in.
En de uitbreiding ging steeds verder. De gang van de keukenklas naar de zaal werd omgevormd tot een bureau voor de directrice. De overdekte speelplaats werd omgetoverd tot een fraaie refter, waarin 's middags een honderdtal leerlingen hun knapzak oppeuzelen.
De schoolinspecteur gaf de raad de tweede en de derde graad te splitsen en elk studiejaar in een afzonderlijk lokaal onder te brengen. Wat dus neerkwam op vier in plaats van twee lokalen. Dit zou, zowel voor de leerlingen als voor de klastitularissen, een groot voordeel zijn. Maar waar moesten de nodige klassen worden gevonden? Ruimte om te bouwen was er niet. Er werd lang en zeer diep nagedacht en tenslotte kwam men op een idee. Het reeds verouderde hoofdgebouw, bestaande uit vier klassen op het gelijkvloers en vier op de eerste verdieping, zou worden omgevormd tot het modern hedendaags gebouw met drie verdiepingen, zodat er nu twaalf in plaats van voordien acht ter beschikking zouden zijn.
Op 15 april 1969 ging Eugeen De Decker met zijn werkploeg aan de slag. Op 1 september van datzelfde jaar mochten de leerlingen, die gedurende maanden in de lokalen van het Centrum werden opgevangen, reeds de splinternieuwe klassen betrekken. De verdere afwerking gebeurde na de lesuren. Tijdens de Kerstvakantie werden de lokalen geschilderd. Op 28 december 1969 werd er voor de hele bevolking een receptie gehouden en werden de klassen officieel opengesteld. Onder de aanwezigen bevonden zich, naast Monseigneur Billiauw, de kerkelijke en wereldlijke overheid, vele vrienden en vooral ook de knappe en zeer verdienstelijke vaklieden.
Ga Verder.