Kasteel Meerhof
Louis Callaert
(Met de toestemming van de auteur en de Vereniging voor Heemkunde in Klein-Brabant overgenomen uit Klein-Brabants Kastelenboek, Jaarboek van de Vereniging voor Heemkunde in Klein-Brabant, 35ste jaargang, 2000, pp.34-39. - Addenda zoals vermeld)
(Met de toestemming van de auteur en de Vereniging voor Heemkunde in Klein-Brabant overgenomen uit Klein-Brabants Kastelenboek, Jaarboek van de Vereniging voor Heemkunde in Klein-Brabant, 35ste jaargang, 2000, pp.34-39. - Addenda zoals vermeld)
Situering en naamgeving
Het in augustus 1914 vernielde kasteel Meerhof of Termeren lag in het noordoostelijk deel van Breendonk aan de Breendonkstraat, de vroegere Meerweg. Dit is een oude baan vanuit Brabant naar de Rupel. De bijhorende gronden strekten zich uit tot een deel van de oude weg van Mechelen naar Dendermonde, de huidige Willebroekse Brandstraat. Het domein lag in een uithoek van Breendonk en was tot het einde van de 18de eeuw een ver afgelegen gebied in de heerlijkheid en de parochie Puurs. Was dit het deel Brededunc van 180 bunder bos dat de heren van Grimbergen in het begin van de 13de eeuw kochten van de Abdij van Kornelimunster? Was dit het gebied dat in een Mechelse schepenbrief van 1264 vermeld werd als "terra de Bredendonc, sita in Wildebroec, de qua lis vertebatur" (gebied Breendonk, gelegen in Willebroek, een betwist gebied)? Van dit gebied is er geen enkele vermelding in het Landboek van de Sint-Bernardsabdij.
De naam Meerhof leeft voort in de Meerhofwijk die ontstond op de verkavelde gronden van het kasteeldomein en die sedert de fusie van gemeenten en hertekening van gemeentegrenzen van 1 januari 1977, bij Willebroek hoort en in voetbalclub Meerhof die in 2000 fusioneerde met K.SV Willebroek.
De naam kwam in meerdere varianten voor, door samenstelling van Hof of Kasteel met ter Mere, ter Meire, Termeren en Termeiren. Afgeleide namen die in de archieven voorkomen zijn: Meerhoeve (1604), Meerblock (1615), hoeve genaemt Thoff ter meeren (1618), Meerhoffheide (1621), Meerhoefweg en Meerloop.
De verklaring is niet ver te zoeken. Meer, meir en ook moor verwijzen naar laaggelegen, vochtige gronden en zijn verwant met moeras. Moor komt in Breendonk ook voor in Moorheide en Moorstraat die zich situeren ten westen van het Meerblok. Niet ver ten oosten stroomt de Tisseltbeek, nu Bosbeek geheten. Meerdere elementen die verwijzen naar een vochtig gebied.
Het in augustus 1914 vernielde kasteel Meerhof of Termeren lag in het noordoostelijk deel van Breendonk aan de Breendonkstraat, de vroegere Meerweg. Dit is een oude baan vanuit Brabant naar de Rupel. De bijhorende gronden strekten zich uit tot een deel van de oude weg van Mechelen naar Dendermonde, de huidige Willebroekse Brandstraat. Het domein lag in een uithoek van Breendonk en was tot het einde van de 18de eeuw een ver afgelegen gebied in de heerlijkheid en de parochie Puurs. Was dit het deel Brededunc van 180 bunder bos dat de heren van Grimbergen in het begin van de 13de eeuw kochten van de Abdij van Kornelimunster? Was dit het gebied dat in een Mechelse schepenbrief van 1264 vermeld werd als "terra de Bredendonc, sita in Wildebroec, de qua lis vertebatur" (gebied Breendonk, gelegen in Willebroek, een betwist gebied)? Van dit gebied is er geen enkele vermelding in het Landboek van de Sint-Bernardsabdij.
De naam Meerhof leeft voort in de Meerhofwijk die ontstond op de verkavelde gronden van het kasteeldomein en die sedert de fusie van gemeenten en hertekening van gemeentegrenzen van 1 januari 1977, bij Willebroek hoort en in voetbalclub Meerhof die in 2000 fusioneerde met K.SV Willebroek.
De naam kwam in meerdere varianten voor, door samenstelling van Hof of Kasteel met ter Mere, ter Meire, Termeren en Termeiren. Afgeleide namen die in de archieven voorkomen zijn: Meerhoeve (1604), Meerblock (1615), hoeve genaemt Thoff ter meeren (1618), Meerhoffheide (1621), Meerhoefweg en Meerloop.
De verklaring is niet ver te zoeken. Meer, meir en ook moor verwijzen naar laaggelegen, vochtige gronden en zijn verwant met moeras. Moor komt in Breendonk ook voor in Moorheide en Moorstraat die zich situeren ten westen van het Meerblok. Niet ver ten oosten stroomt de Tisseltbeek, nu Bosbeek geheten. Meerdere elementen die verwijzen naar een vochtig gebied.
Bezitters
De eerst gekende bezitters van de heerlijkheid Termeren waren Jan Colins (° 1530) en zijn echtgenote Joanna Heymans. Heerlijkheid en hoeve, later kasteel, kwamen van dan af door vererving in handen van verscheidene geslachten. Vooreerst kwamen ze toe aan de familie de Caestre of van Caestra en vervolgens samen met de heerlijkheid Hobruges aan de familie de Remialme de Cordes. De heerlijkheid Hobruges was gelegen in Tubize (Tubeke, Tweebeken: de Zenne en de Senette) en reeds in de 12e eeuw met Tubize en Oostkerk (Oisquecq) een versterkingslijn van de hertogen van Brabant op de taalgrens.
Johannes Karel I de Remialme de Cordes nam de heerlijkheid aan onder de naam en het wapen van de Cordes.
De eerst gekende bezitters van de heerlijkheid Termeren waren Jan Colins (° 1530) en zijn echtgenote Joanna Heymans. Heerlijkheid en hoeve, later kasteel, kwamen van dan af door vererving in handen van verscheidene geslachten. Vooreerst kwamen ze toe aan de familie de Caestre of van Caestra en vervolgens samen met de heerlijkheid Hobruges aan de familie de Remialme de Cordes. De heerlijkheid Hobruges was gelegen in Tubize (Tubeke, Tweebeken: de Zenne en de Senette) en reeds in de 12e eeuw met Tubize en Oostkerk (Oisquecq) een versterkingslijn van de hertogen van Brabant op de taalgrens.
Johannes Karel I de Remialme de Cordes nam de heerlijkheid aan onder de naam en het wapen van de Cordes.
Addendum pdb:
De vermelding in het artikel van de familie Colins – Heymans als eerst bekende eigenaars wordt niet gestaafd met bronnen en berust mogelijk op een misverstand.
Recent archivalisch onderzoek wijst op een mogelijke eerste vermelding van het ‘Hof ter Mere’ in 1453. Op 31 januari van dat jaar sluit ene Wouter Snyvinck uit Puurs een huurcontract af voor een hoeve in Puurs, genaamd ‘t Hof ter Meere, eigendom van de minderbroeders in Mechelen. De huur gaat in vanaf maart eerstkomend. Gedurende een termijn van zes jaar zal Wouter aan Janne Yswijn, rentmeester van de stad Mechelen, in naam van het klooster der minderbroeders 7£ en 14 schellingen groten Brabants betalen. (Stadsarchief Mechelen, Schepenregister 68, f°196r, met dank aan Chris Apers voor het signaleren van deze akte).
Of het hier vermelde Hof ter Meere effectief het (latere) kasteel Ter Meere is, kan niet met absolute zekerheid bevestigd worden. Het gaat alleszins om een hoeve, en niet om een kasteel. Mogelijk moest de ontwikkeling van hoeve tot ‘speelhuis’ of kasteel nog beginnen. Of is het een pachthoeve die bij het kasteel hoorde?
Misschien gaat het hier zelfs om een gelijknamige hoeve op een andere locatie in Puurs? Tegen het Hof van Coolhem nabij Het Moer bevond zich de 'Moerhoeve'. En in de Moorstraat in Breendonk stond een hoeve die eveneens ‘Moerhoeve’ of ‘Moerhof’ werd genoemd. Maar beide hoeves werden altijd Moerhoeve genoemd (met hoeve als tweede lid van het woord) en zijn daarenboven wellicht minder oud.
In 1453 was het vermelde Hof ter Meere dus in het bezit van de Minderbroeders in Mechelen.
De tweede bekende vermelding dateert uit 1618. Op 11 september van dat jaar kocht Ridder Jean-Charles de Remialme de Cordes ‘Het hof ter Meeren’ voor 12.000 gulden van kanunnik Dionisius Laermans. Het werd toen omschreven als ‘een schoon speelhuis met hofgracht, hoeve, schuur, stallen, boomgaard en 37 bunder grond goed in Puurs, Willebroek en Tisselt’. Dionisius Laermans had het verkregen door uitkoop van zijn broers en zusters, uit de erfdeling van hun vader Mattheus Laermans op 10.1.1609. (Chris Apers, Willebroekse Schepenbrieven, bewerking, 2007, nr. 801-802). ddd
Jean-Charles de Remialme de Cordes (1575 – 1641) was de zoon van Lancelot de Remialme en Maria de Cordes. Hij trouwde eerst met Isabelle Van der Dilft, daarna met Jacqueline de Caestre (1598-1618) en tot slot met Isabelle de Robiano. Hij was heer van Wichelen, Reet, Waerloos en Cercamp. Jean-Charles was koopman, schepen en later vervangend burgemeester te Antwerpen, schatbewaarder van Antwerpen en algemeen schatbewaarder van de domeinen en financiën van de aartshertogen Albrecht en Isabella. Hij was een maecenas (o.a. van de Vlaamse polyfonist Cornelis Verdonck), verwant met P.C. Hooft en bevriend met P.P.Rubens. Die schilderde in 1618 trouwens een portret van Jean-Charles, én van diens jong gestorven tweede vrouw, Jacqueline de Caestre. Zij waren de ouders van Jean-Charles II, de volgende eigenaar van kasteel Meerhof, en als zodanig de stamouders van de hele verdere dynastie die het domein tot in het begin van de 20ste eeuw in haar bezit zou houden, al liep de afstamming niet bepaald in rechte lijn, en geregeld langs vrouwelijke kant.
De vermelding in het artikel van de familie Colins – Heymans als eerst bekende eigenaars wordt niet gestaafd met bronnen en berust mogelijk op een misverstand.
Recent archivalisch onderzoek wijst op een mogelijke eerste vermelding van het ‘Hof ter Mere’ in 1453. Op 31 januari van dat jaar sluit ene Wouter Snyvinck uit Puurs een huurcontract af voor een hoeve in Puurs, genaamd ‘t Hof ter Meere, eigendom van de minderbroeders in Mechelen. De huur gaat in vanaf maart eerstkomend. Gedurende een termijn van zes jaar zal Wouter aan Janne Yswijn, rentmeester van de stad Mechelen, in naam van het klooster der minderbroeders 7£ en 14 schellingen groten Brabants betalen. (Stadsarchief Mechelen, Schepenregister 68, f°196r, met dank aan Chris Apers voor het signaleren van deze akte).
Of het hier vermelde Hof ter Meere effectief het (latere) kasteel Ter Meere is, kan niet met absolute zekerheid bevestigd worden. Het gaat alleszins om een hoeve, en niet om een kasteel. Mogelijk moest de ontwikkeling van hoeve tot ‘speelhuis’ of kasteel nog beginnen. Of is het een pachthoeve die bij het kasteel hoorde?
Misschien gaat het hier zelfs om een gelijknamige hoeve op een andere locatie in Puurs? Tegen het Hof van Coolhem nabij Het Moer bevond zich de 'Moerhoeve'. En in de Moorstraat in Breendonk stond een hoeve die eveneens ‘Moerhoeve’ of ‘Moerhof’ werd genoemd. Maar beide hoeves werden altijd Moerhoeve genoemd (met hoeve als tweede lid van het woord) en zijn daarenboven wellicht minder oud.
In 1453 was het vermelde Hof ter Meere dus in het bezit van de Minderbroeders in Mechelen.
De tweede bekende vermelding dateert uit 1618. Op 11 september van dat jaar kocht Ridder Jean-Charles de Remialme de Cordes ‘Het hof ter Meeren’ voor 12.000 gulden van kanunnik Dionisius Laermans. Het werd toen omschreven als ‘een schoon speelhuis met hofgracht, hoeve, schuur, stallen, boomgaard en 37 bunder grond goed in Puurs, Willebroek en Tisselt’. Dionisius Laermans had het verkregen door uitkoop van zijn broers en zusters, uit de erfdeling van hun vader Mattheus Laermans op 10.1.1609. (Chris Apers, Willebroekse Schepenbrieven, bewerking, 2007, nr. 801-802). ddd
Jean-Charles de Remialme de Cordes (1575 – 1641) was de zoon van Lancelot de Remialme en Maria de Cordes. Hij trouwde eerst met Isabelle Van der Dilft, daarna met Jacqueline de Caestre (1598-1618) en tot slot met Isabelle de Robiano. Hij was heer van Wichelen, Reet, Waerloos en Cercamp. Jean-Charles was koopman, schepen en later vervangend burgemeester te Antwerpen, schatbewaarder van Antwerpen en algemeen schatbewaarder van de domeinen en financiën van de aartshertogen Albrecht en Isabella. Hij was een maecenas (o.a. van de Vlaamse polyfonist Cornelis Verdonck), verwant met P.C. Hooft en bevriend met P.P.Rubens. Die schilderde in 1618 trouwens een portret van Jean-Charles, én van diens jong gestorven tweede vrouw, Jacqueline de Caestre. Zij waren de ouders van Jean-Charles II, de volgende eigenaar van kasteel Meerhof, en als zodanig de stamouders van de hele verdere dynastie die het domein tot in het begin van de 20ste eeuw in haar bezit zou houden, al liep de afstamming niet bepaald in rechte lijn, en geregeld langs vrouwelijke kant.
Johannes Karel I de Remialme de Cordes overleed in 1641 en liet Termeren over aan zijn zoon Joannes Karel II [1], die huwde met Charlotte Daneels, dame en barones van Attenrode en Wever. (Deze twee dorpen in het Hageland, gemeente Glabbeek-Zuurbemde, werden in 1559 als heerlijkheden ingericht met een eigen schepenbank. In 1643 werden zij door Filips IV verkocht aan de familie Daneels en in 1658 tot baronie verheven ten gunste van J.B. Daneels, ridder en heer van Attenrode-Wever en van Korbeek-Lo). Hun dochter Anne-Marie Theresia de Remialme de Cordes huwde Nicolas de Man [2] en droeg haar erfdeel met koninklijke toestemming aan haar echtgenoot over.
[1] Addendum pdb:
Jean-Charles de Renialme II de Cordes (1618–1691) was de zoon van Jean-Charles I (1575-1641) en Jacqueline de Caestre (1598-1618). Hij trouwde met Charlotte Daneels, dochter van Jean-Baptiste Daneels (baron van Attenrode en Wever) en Philipine-Christine d’Hovine. Ze hadden drie kinderen: Jean-Baptiste Adrien-Joseph de Renialme de Cordes (+ 1713), François Charles de Renialme de Cordes (+1702) en Anne Marie-Thérèse de Renialme de Cordes (1665-1735). Aangezien haar broers overleden zonder erfgenamen na te laten, werd Anne Marie-Thérèse barones van Termeeren, Attenrode & Wever en Beersel.
[2] Addendum pdb:
Jacques-Nicolas de Man (1654-1726) was de zoon van Corneille de Man (1624-1700), ridder, heer van Lennick en Lodyck, raadsheer bij de Raad van Brabant, en Isabelle Elisabeth Van Eycke (1628-1677). Jacques-Nicolas de Man was zelf ridder en heer van Lennick, Lodyck en Nieusheyen, vice-kanselier van de Raad van Brabant. Hij trouwde in tweede huwelijk op 2.2.1699 met Anne Marie Thérèse de Cordes (1665-1735), Vrouwe van Termeiren, Attenrode & Wever en Beersel.
Na het overlijden van Nicolas de Man in 1726 kwamen de bezittingen aan hun zoon Charles Joseph[1], baron van Attenrode-Wever, heer van Termeiren en Hobruges. Hij was geboren in 1706 en huwde in 1736 Johanna Jacqueline Lucie de Paepe.
[1] Addendum pdb:
Charles-Joseph de Man (1706-1773) trouwde in 1736 met Lucie de Paepe de Wijneghem (1714-1744) en in 1747 met barones Marie-Thérèse van Weerden (1724-58)
Op 20 augustus 1742 verhuurde jonker Charles Joseph de Man, heer van Terbruggen en Termeren aan Philip Van Camp-Catharina Verdickt "de Meirhoeve" (cfr. Notaris De Cock, Willebroek). Op 16 december 1774 huurde dezelfde vrouw, inmiddels weduwe Van Camp, de hoeve.
Op 10 oktober 1780 werden 28 percelen verhuurd in Puurs (Breendonk), Tisselt en Willebroek, en op 1 mei 1781 nog 15, waarbij percelen palende aan de hofgracht, de grachten van het speelhof, de dreve van het speelhof en aan de Breendonkstraat en op 2 mei nogmaals 15 percelen te Tisselt en te Willebroek. Op 15 mei tenslotte verhuurde Guilliam Jozef Xaverius de Man, heer van Termeiren aan Peter Bemis uit Willebroek "het pachthof de Meirhoeve, gelegen aan de Breendonckstraet, de nieuwe achterdreve, de hofgracht en de voordreve, met percelen op Berchenvelt, den Roo(y)bosch, de Houtmijt en de Puttenweide" (Not. De Maeyer, Wil.). Vermits er toen sprake is van een speelhof, was het hof wellicht in de 18e eeuw uitgebouwd tot een "hof van plezantie" of kasteel zoals het bekend is van oude foto's en prentbriefkaarten. Het was een wit bepleisterd gebouw van zeven traveeën en met een fronton met ossenoog boven de drie middentraveeën. De bredere en als risalieten uitgeboüwde buitentraveeën droegen een hogere halve bovenverdieping met een dakkapel.
Op 10 oktober 1780 werden 28 percelen verhuurd in Puurs (Breendonk), Tisselt en Willebroek, en op 1 mei 1781 nog 15, waarbij percelen palende aan de hofgracht, de grachten van het speelhof, de dreve van het speelhof en aan de Breendonkstraat en op 2 mei nogmaals 15 percelen te Tisselt en te Willebroek. Op 15 mei tenslotte verhuurde Guilliam Jozef Xaverius de Man, heer van Termeiren aan Peter Bemis uit Willebroek "het pachthof de Meirhoeve, gelegen aan de Breendonckstraet, de nieuwe achterdreve, de hofgracht en de voordreve, met percelen op Berchenvelt, den Roo(y)bosch, de Houtmijt en de Puttenweide" (Not. De Maeyer, Wil.). Vermits er toen sprake is van een speelhof, was het hof wellicht in de 18e eeuw uitgebouwd tot een "hof van plezantie" of kasteel zoals het bekend is van oude foto's en prentbriefkaarten. Het was een wit bepleisterd gebouw van zeven traveeën en met een fronton met ossenoog boven de drie middentraveeën. De bredere en als risalieten uitgeboüwde buitentraveeën droegen een hogere halve bovenverdieping met een dakkapel.
Guilliam de Man overleed in 1789 zonder kinderen. Hij werd opgevolgd door zijn neef Johannes Leopold Joseph de Man d'Hobruges, geboren in 1743 en overleden in 1820. Charles François Joseph, zijn zoon, overleed reeds tien jaren later en werd opgevolgd door zijn broer Joseph Louis de Man d'Hobruges. Deze laatste was geboren in 1775 en huwde Maria-Anna Angelique de Robiano, uit een Italiaanse adellijke familie afkomstig uit Lombardije. Hij werd senator en in 1838 kreeg hij opnieuw de titel van baron.
Familie de Buisseret
Termeiren ging daarna in eigendom over op Eugenie de Man d'Hobruges, dochter van hoger genoemden. Zij huwde op 25 mei 1830 Jules de Buisseret Steenbecque de Blarenghien (1788-1874), een opperofficier van het Franse leger, die stamde uit een vijftiende-eeuwse ridderlijke familie uit het graafschap Henegouwen. De hen toebehorende heerlijkheid: Blarenghien (Blaringen), Thiennes (Tienen) en Steenbecque (Steenbeke), drie dorpen uit Frans-Vlaanderen, werd in 1745 door Lodewijk XV tot graafschap verheven en de hieraan verbonden titel werd verleend op 1 november 1776.
Jules de Buisseret, zoals de naam afgekort werd gebruikt, overleden op 6 februari 1874 op de leeftijd van 85 jaar en zijn echtgenote Eugenie de Man d'Hobruges, overleden op 6 januari 1867 op 63jarige leeftijd, hebben Termeiren aan hun zoon Maurice Louis Marie Gaston nagelaten[1]. Gaston de Buisseret, was geboren in Brussel op 15 mei 1831 en huwde op 31 augustus 1861 Beatrix Gravin de Bernard de Montbrison. Zij was een dochter van Armand Maurice Leonce, Graaf de Bernard de Montbrison ('111' in Parijs) en van Elizabeth Gravin Orton Colley Jenks (Londen 1813-Breendonk 1886). Hij was burgemeester van Breendonk van 1858 tot 1888, provinciaal raadslid van 1862 tot 1884 en senator van 1884 tot 1888. Bij decreet van 20 juni 1881 werd hem de titel van graaf verleend, "aanbrengbaar" door mannelijke opvolging.
[1] Addendum pdb:
Volgens de kadastrale Popp-atlas uit 1862 bevatte het patrimonium van de familie de Buisseret in Breendonk in die periode ongeveer 50 ha gronden, naast het kasteel en diverse andere gebouwen en huizen. Een overzicht daarvan is hieronder in het rood aangeduid de Popp-kaart.
Termeiren ging daarna in eigendom over op Eugenie de Man d'Hobruges, dochter van hoger genoemden. Zij huwde op 25 mei 1830 Jules de Buisseret Steenbecque de Blarenghien (1788-1874), een opperofficier van het Franse leger, die stamde uit een vijftiende-eeuwse ridderlijke familie uit het graafschap Henegouwen. De hen toebehorende heerlijkheid: Blarenghien (Blaringen), Thiennes (Tienen) en Steenbecque (Steenbeke), drie dorpen uit Frans-Vlaanderen, werd in 1745 door Lodewijk XV tot graafschap verheven en de hieraan verbonden titel werd verleend op 1 november 1776.
Jules de Buisseret, zoals de naam afgekort werd gebruikt, overleden op 6 februari 1874 op de leeftijd van 85 jaar en zijn echtgenote Eugenie de Man d'Hobruges, overleden op 6 januari 1867 op 63jarige leeftijd, hebben Termeiren aan hun zoon Maurice Louis Marie Gaston nagelaten[1]. Gaston de Buisseret, was geboren in Brussel op 15 mei 1831 en huwde op 31 augustus 1861 Beatrix Gravin de Bernard de Montbrison. Zij was een dochter van Armand Maurice Leonce, Graaf de Bernard de Montbrison ('111' in Parijs) en van Elizabeth Gravin Orton Colley Jenks (Londen 1813-Breendonk 1886). Hij was burgemeester van Breendonk van 1858 tot 1888, provinciaal raadslid van 1862 tot 1884 en senator van 1884 tot 1888. Bij decreet van 20 juni 1881 werd hem de titel van graaf verleend, "aanbrengbaar" door mannelijke opvolging.
[1] Addendum pdb:
Volgens de kadastrale Popp-atlas uit 1862 bevatte het patrimonium van de familie de Buisseret in Breendonk in die periode ongeveer 50 ha gronden, naast het kasteel en diverse andere gebouwen en huizen. Een overzicht daarvan is hieronder in het rood aangeduid de Popp-kaart.
Eigendommen in Breendonk in het bezit van de familie de Buisseret in 1862, aangeduid op de Popp-kaart (rood omlijnd). Het gros van de gronden lag helemaal in het noordoosten van Breendonk rond het kasteel. Het park met zijn 'lusttuin' en 'lustwater' was tientallen hectare groot. Daarnaast waren er ook de gronden van de pachthoeve. Verder ook een aantal huizen die in erfpacht werden verhuurd en enkele aangesloten blokken grond tussen de huidige Breendonkstraat en Schaafstraat, en langs de huidige Buisseretlaan, die daaraan haar naam dankt. Ook in het westen van de gemeente (Wachtingstraat, Steenbossen) had de familie een aantal gronden. Verder ook nog enkele huizen en een paar hectare grond in Willebroek (niet aangeduid op deze kaart) (addendum pdb)
In 1883 werd Graaf Gaston, omwille van zijn 25-jarig ambtsjubileum als burgemeester uitbundig gevierd. Op de berg van de Breendonkse windmolen nam hij de voorbijtrekkende stoet met fanfare in ogenschouw, met naast zich Edgard Tinel, bekend toondichter en de muziekleraar van zijn dochter. Na het overlijden op 57-jarige leeftijd op 16 december 1888 van Gaston de Buisseret, kwam Termeiren aan zijn oudste zoon Robert Maurice Jean de Buisseret, geboren te Elsene op 14 november 1863. Hij volgde zijn vader als burgemeester op van 1889 tot 1921. Op 21 juni 1914 werd ook hij eveneens luisterrijk gevierd voor eenzelfde ambtsjubileum als zijn vader. (zie daarover meer S. Vivijs: Brede Dunc)
Robert de Buisseret bleef ongehuwd en liet Termeiren en andere eigendommen in 1912 over aan zijn broer Conrad, geboren te Elsene op 14 maart 1865, de merkwaardigste zoon uit de familie. Deze had reeds - ten persoonlijke titel - de grafelijke rechten verkregen op 23 april 1900. Bij de bevolkingstelling van 1911 staat Eduard Wens uit Mechelen ingeschreven met in het vak beroep: stoker automobiel. In 1913 huwde Eduard keukenmeid Anastatia Schuch, geboren in Bergkirchen.
Conrad de Buisseret (1865-1927)
Conrad de Buisseret werd diplomaat, een ambt dat hem op belangrijke posten deed belanden als Wenen, Washington en Petrograd (St.Petersburg/Leningrad). Hij was ook gevolmachtigd minister in Marokko. Hij trad in het huwelijk op 17 augustus 1896 te Hamston met Caroline Sherman-Story, geboren op 10 november 1874 te West Point (New-York, USA), waar de befaamde Amerikaanse militaire academie is gevestigd. Zij was een verwante van William Sherman (1820-1891), Amerikaans officier en een van de voornaamste leiders van de noorderlingen gedurende de Secessieoorlog.
Naar hem werd de Shermantank genoemd. Uit hun huwelijk werden zes kinderen geboren: Jean (Wenen 1897), François (Wenen 1899), Michel (Wenen 1901), Guy (Ebreichsdorf 1902), Robert (Breendonk 1906) en Beatrix (Washington 1910).
Tijdens een vakantie bij zijn broer Robert op Kasteel Termeiren werd hij, kort voor het uitbreken van WO I teruggeroepen op zijn post van ambassadeur te Petrograd, de toenmalige hoofdstad van tsaristisch Rusland. Hij liet, zoals hij zelf zegde, zijn echtgenote en kinderen te Breendonk tijdelijk achter. Niet zo lang na zijn terugkeer te Petrograd, brak de grote oorlog uit en kreeg hij, langs een diplomatieke koerier, het bericht dat zijn vrouw ernstig ziek was en zijn overkomst dringend gewenst. Hij vertrok onmiddellijk, mocht echter van de Duitse bezetters het land niet in en diende onverrichter zake naar Rusland terug te reizen. Daar vernam hij dat zijn echtgenote tijdens een heelkundig ingrijpen in een kliniek te Etterbeek overleden was op 30 december 1914. Zij had zich bij de Duitse inval in België nog zeer verdienstelijk gemaakt bij de verzorging van gewonde soldaten.
Naar hem werd de Shermantank genoemd. Uit hun huwelijk werden zes kinderen geboren: Jean (Wenen 1897), François (Wenen 1899), Michel (Wenen 1901), Guy (Ebreichsdorf 1902), Robert (Breendonk 1906) en Beatrix (Washington 1910).
Tijdens een vakantie bij zijn broer Robert op Kasteel Termeiren werd hij, kort voor het uitbreken van WO I teruggeroepen op zijn post van ambassadeur te Petrograd, de toenmalige hoofdstad van tsaristisch Rusland. Hij liet, zoals hij zelf zegde, zijn echtgenote en kinderen te Breendonk tijdelijk achter. Niet zo lang na zijn terugkeer te Petrograd, brak de grote oorlog uit en kreeg hij, langs een diplomatieke koerier, het bericht dat zijn vrouw ernstig ziek was en zijn overkomst dringend gewenst. Hij vertrok onmiddellijk, mocht echter van de Duitse bezetters het land niet in en diende onverrichter zake naar Rusland terug te reizen. Daar vernam hij dat zijn echtgenote tijdens een heelkundig ingrijpen in een kliniek te Etterbeek overleden was op 30 december 1914. Zij had zich bij de Duitse inval in België nog zeer verdienstelijk gemaakt bij de verzorging van gewonde soldaten.
Uittocht Termeiren en het geslacht de Buisseret
Het kasteel Termeiren werd in augustus 1914, tijdens de eerste dagen van de oorlog, door Belgische genietroepen gedynamiteerd, omdat het zogezegd een hinder was voor de verdediging van het nabijgelegen fort. Ook het prachtige park, met zijn sierlijke dreven en zijn eeuwenoude bomen, moest om dezelfde reden verdwijnen.
Inderdaad, 1914 luidde de ondergang in van het Meerhof. Op 4 augustus viel Duitsland België aan. Onmiddellijk werden drastische maatregelen getroffen, wat blijkt uit het verslag van pastoor Emsens van Willebroek aan het bisdom, geschreven in de tegenwoordige tijd: "...al de inwoners van het gehucht Rijweg en omstreken moeten hunne huizen verlaten; ze worden alle tot as gelegd om het fortterrein te verwijden, ...Het kasteel Termeire, den graaf de Buisseret toebehorend, wordt gedynamiteerd en moet de lucht inspringen; park en bos zijn reeds vernietigd". Pastoor Bosschaerts van Breendonk schreef: "Door de krijgsoverheid werden ter ontlasting van de versterking 145 huizen vernietigd, waaronder het kasteel met zijn schoon park van den graaf'.
Het kasteel Termeiren werd in augustus 1914, tijdens de eerste dagen van de oorlog, door Belgische genietroepen gedynamiteerd, omdat het zogezegd een hinder was voor de verdediging van het nabijgelegen fort. Ook het prachtige park, met zijn sierlijke dreven en zijn eeuwenoude bomen, moest om dezelfde reden verdwijnen.
Inderdaad, 1914 luidde de ondergang in van het Meerhof. Op 4 augustus viel Duitsland België aan. Onmiddellijk werden drastische maatregelen getroffen, wat blijkt uit het verslag van pastoor Emsens van Willebroek aan het bisdom, geschreven in de tegenwoordige tijd: "...al de inwoners van het gehucht Rijweg en omstreken moeten hunne huizen verlaten; ze worden alle tot as gelegd om het fortterrein te verwijden, ...Het kasteel Termeire, den graaf de Buisseret toebehorend, wordt gedynamiteerd en moet de lucht inspringen; park en bos zijn reeds vernietigd". Pastoor Bosschaerts van Breendonk schreef: "Door de krijgsoverheid werden ter ontlasting van de versterking 145 huizen vernietigd, waaronder het kasteel met zijn schoon park van den graaf'.
Robert de Buisseret nam van dan af zijn intrek in Hotel des Boulevards te Brussel. Van daaruit bleef hij - door bemiddeling van zijn eerste schepen Leonard Moortgat - Breendonk per briefwisseling (in het Frans) besturen tot in 1921, toen Albert Moortgat zijn vader opvolgde. De laatste Breendonkse grafelijke burgemeester overleed op 19 november 1931 op 68-jarige leeftijd en werd net als de andere de Buisserets, bijgezet in het familiegraf in Breendonk.
In zijn afscheidsbrief als burgemeester van Breendonk, schreef Robert de Buisseret op 14 maart 1921: "In 1917 is mijn broeder de Heer Graaf Conrad overvallen door eene erge kwaal, zonder twijfel ook een uitwerksel van den oorlog; meer dan 35 jaren heeft hij ons land vertegenwoordigd in vreemde landen, zijn laatste post was Rusland. Zijne kinderen verblijven thans in vreemde landen en zullen heel waarschijnlijk niet meer in Breendonck komen wonen" (de volledige brief staat hieronder). Wat hij niet schreef was dat zijn broer nog tijdens de oorlog hertrouwd was met een Russische danseres die verbonden was geweest aan het Bolsjoitheater. Hij was op 27 december 1917 te Neuilly-sur-Seine (Fr) gehuwd met Lydia Sokal, geboren te Moskou op 28 december 1890. In 1918 werd uit hun relatie te Menton Irène de Buisseret geboren.
De kinderen uit zijn eerste huwelijk werden bij de volkstelling van 1921 nog te Breendonk ingeschreven behalve Guy, die in de Verenigde Staten verbleef en nog datzelfde jaar (op 8 december) overleed te Baltimore. De twee oudste zonen hadden zich tijdens de eerste oorlog aangemeld als vrijwilliger. Dit verklaart wellicht ook de inzet van hun moeder Caroline Story bij de Duitse inval. Graaf Conrad werd uit het bevolkingsregister geschrapt op 7 juni 1921. Hij overleed in 1927 in Gent.
In zijn afscheidsbrief als burgemeester van Breendonk, schreef Robert de Buisseret op 14 maart 1921: "In 1917 is mijn broeder de Heer Graaf Conrad overvallen door eene erge kwaal, zonder twijfel ook een uitwerksel van den oorlog; meer dan 35 jaren heeft hij ons land vertegenwoordigd in vreemde landen, zijn laatste post was Rusland. Zijne kinderen verblijven thans in vreemde landen en zullen heel waarschijnlijk niet meer in Breendonck komen wonen" (de volledige brief staat hieronder). Wat hij niet schreef was dat zijn broer nog tijdens de oorlog hertrouwd was met een Russische danseres die verbonden was geweest aan het Bolsjoitheater. Hij was op 27 december 1917 te Neuilly-sur-Seine (Fr) gehuwd met Lydia Sokal, geboren te Moskou op 28 december 1890. In 1918 werd uit hun relatie te Menton Irène de Buisseret geboren.
De kinderen uit zijn eerste huwelijk werden bij de volkstelling van 1921 nog te Breendonk ingeschreven behalve Guy, die in de Verenigde Staten verbleef en nog datzelfde jaar (op 8 december) overleed te Baltimore. De twee oudste zonen hadden zich tijdens de eerste oorlog aangemeld als vrijwilliger. Dit verklaart wellicht ook de inzet van hun moeder Caroline Story bij de Duitse inval. Graaf Conrad werd uit het bevolkingsregister geschrapt op 7 juni 1921. Hij overleed in 1927 in Gent.
Het politieke afscheid van Graaf Robert de Buisseret
(addendum pdb)
In een afscheidsbrief aan de Breendonkenaars van 14 maart 1921 legt graaf - en op dat moment ook nog burgemeester - de Buisseret aan de Breendonkenaars uit waarom hij niet langer hun burgemeester kan blijven en waarom hij zich ook niet kandidaat zal stellen voor de verkiezingen later dat jaar.
(addendum pdb)
In een afscheidsbrief aan de Breendonkenaars van 14 maart 1921 legt graaf - en op dat moment ook nog burgemeester - de Buisseret aan de Breendonkenaars uit waarom hij niet langer hun burgemeester kan blijven en waarom hij zich ook niet kandidaat zal stellen voor de verkiezingen later dat jaar.
De graaf eindigt zijn brief met een oproep aan de Breendonkenaars om bij de verkiezingen van 1921 te stemmen voor de personen die zij denken best geschikt te zijn om hem te vervangen.
Wat hij daar zelf over dacht, wordt duidelijk in een brief die hij op 28 februari 1921, 14 dagen voor zijn 'circulaire aan de bevolking', schreef aan Karel Moortgat, de oudste zoon van zijn vroegere Eerste Schepen, de brouwer Jan Leonard Moortgat. Die laatste was in 1920 overleden. Karel (° 30.6.1877) was van 1904 tot 1916 gemeentesecretaris van Breendonk geweest en dus goed op de hoogte van het politieke reilen en zeilen van de gemeente. Maar dat is niet de belangrijkste reden waarom Graaf de Buisseret zich tot hem richt. Zijn brief is een nogal omslachtige poging Karel aan te zetten om zijn broer Victor aan te zetten om hun gezamenlijke broer Albert te overtuigen zich kandidaat te stellen voor de komende gemeenteraadsverkiezingen (24 april). De brief gaat als volgt:
Brussel, 28ste februari 1921
43 Paleisstraat
Charles,
Gelijk gij het mogenlijk al weet, gaat het in Breendonck met de kiezingen groeten strijdt zijn; ik denk dat het zal in alle gemeentes en steden hetzelfde zijn. In Breendonck waar ik zaterdag geweest ben, aan het begravenis van den oude veldwachter Jan Moens[1], heb ik van vier lijsten hooren spreken; ik weet niet of het juist is, maar ik heb ook van een socialiste lijst hooren spreken. Ik kom uw vraagen, als den oudste van uwe broeders, allen uwen invloed te gebruiken op Victor; dat hij uwen broeder Albert in het politieke en in het strijdt zoude laaten intreden; voor het geluk onze Katholieke Partij.
Ik moet u eerst laaten weten dat, daar ik geen woonst meer heb in Breendonck wegens den vernieting onze kasteel; daar geen eene van mijne neeven in Breendonck zullen terug kommen woonen; daar zij in alle landen der wereld verspreidt zijn; en moeten zorgen voor posities te vinden om kunnen te leven; is het voor mij alleen ontmogenlijck iets gaan te bouwen of gansch alleen in Breendonck kommen te woonen. Ik ben ook te oud. Voor die redens ben ik verplicht met spijt mij niet meer aan te geven voor de kiezingen.
Ik heb tot nu toe mijne demissie niet willen geven, daar ik wist dat de gemeentekiezingen moesten plaats hebben naar den oorlog. Nu dat den deur open is, laat ik den plaats open; dat eene ander zoude in mijn plaats kommen. Ik heb al zedert eenige maanden aan den Heer Gouverneur[2] mijne beslissing laaten weten; ook aan den Graaf de Beughem[3], aan Mijnheer Pastoor[4], en aan den Notaris De Marré[5]; allen hebben spijt daarvan, maar vinden dat miijn redens goet zijn. Ik kan niet Burgemeester blijven of gemeenteraadslid op het papier, woonende in eene andere gemeente; en opgeschreven op de boeken van Breendonck.
Ik heb ook al lang gezocht wie zoude mij kunnen vervangen: in Breendonck den eenigste man die capable van is, is uwen Broeder Albert. Ik ben van gedacht dat Albert onmisbaar is voor dezen kiezing te bewerken, voor den Katholieke partij van Breendonck. Hij moet hem als candidaat voordraagen en zorgen op zijn lijst cappable te vinden die met hem het gemeenteraad opnieuw herstellen. Hij is den eenigste man die kan Burgemeester worden van Breendonck. Mijnheer Pastoor, die met de kiezingen hem niet wil bemoeien aan wie dat ik van gesproken heb, is ook van mijn gedacht.
Ik hoop dus dat gij zult Victor bekeeren, dat Albert kan zich met de kiezingen bemoeien. Ik hoop ook dat Victor zal den wensch aanhooren van den d.d. Burgemeester van Laeken; en hem ook op de Katholieke lijst zal laaten opdraagen (van Laeken). Uwe broders zijn jong en moeten de oude mannen vervangen, en helpen voor het geluk der Katholieke Patij van hunne gemeentes.
Morgen gaan ik toch Victor mondelings spreken; ik heb gisteren al aan zijn vrouw gesproken.
Gelief Charles mijne beste groetnissen te aanvaarden.
Gr. De Buisseret de Blarenghien.
[1] Jan Moens (Breendonk, 1.3.1854 – Breendonk, 24.2.1921) was een goede bekende van de graaf. Hij was niet alleen veldwachter (van 1890 tot 1919) onder diens burgemeesterschap, maar daarvoor was hij ook al een tijd diens kamerknecht geweest op kasteel Termeiren. Hij was ook twee keer getrouwd met een meid op het kasteel, achtereenvolgens met Maria Antonia Everard uit Nijvel en na die haar overlijden met Anna Maria Van Dam uit Kraainem. Jan Moens was de zoon van Willem Moens en Rosa Rochtus, die in Breendonk-Dorp een café hadden op de plaats waar later schoenwinkel Snackaert gevestigd was.
[2] Baron Gaston van de Werve de Schilde
[3] Burggraaf Arthur de Beughem, burgemeester van Lippelo en kasteelheer van het Hof te Melis, die ook in het kantonnale bestuur van de Katholieke Partij zat.
[4] Pastoor Somers
[5] Joseph de Marré, notaris te Mechelen van 1 januari 1907 tot 1 januari 1928, die erg actief was in onze regio en vermoedelijk bevriend met zowel de de familie Moortgat als de familie de Buisseret.
Uit de brief zijn enkele conclusies te trekken. Eerst en vooral spreekt er een toch wel oprechte bekommernis uit van de graaf voor zijn politieke nalatenschap in Breendonk. Zijn kasteel is vernield, hij woont zelf in Brussel en zijn familie leeft verspreid over de hele wereld, maar Breendonk ligt hem blijkbaar toch wel nauw aan het hart. De man heeft tenslotte een groot deel van zijn leven in Breendonk doorgebracht, al woonde hij vermoedelijk maar deeltijds in Kasteel Meerhof, en deels in Brussel. Niet alleen was hij zelf 32 jaar burgemeester van de gemeente, bovendien had zijn familie al eeuwenlang een band met het dorp. Vermoedelijk voelde de graaf dus wel een soort historische verantwoordelijkheid voor Breendonk.
Merkwaardig en typisch is ook de manier waarop het (politieke) wereldbeeld van de graaf nog gebaseerd is op de oude standenmaatschappij. Hij heeft zijn plan om zich niet langer kandidaat te stellen bij de verkiezingen afgetoetst met zijn vrienden, de notabelen: de gouverneur, de graaf de Beughem, de pastoor en de notaris. En zijn idee om Albert Moortgat voor te dragen als kandidaat voor de verkiezingen en meteen ook voor het burgemeesterschap, heeft hij besproken met de pastoor, al zegt die dat hij zich niet met de verkiezingen wil bemoeien.
En ten slotte is er ook de vaststelling dat de graaf het Nederlands toch wel goed leek te beheersen, in tegenstelling tot wat de volkse overlevering daarover zegt. De brief is in behoorlijk Nederlands opgesteld. Hij werd door de graaf eigenhandig geschreven en ondertekend, al is het natuurlijk mogelijk dat hij daarbij de hulp kreeg van een secretaris.
Hoe dan ook: graaf Robert de Buisseret kreeg zijn zin. Albert Moortgat trad in de politiek, werd verkozen en schopte het meteen ook tot burgemeester van Breendonk. Hij zou dat blijven tot het einde van de Tweede Wereldoorlog, toen er op pijnlijke manier een einde kwam aan ruim twee decennia burgemeesterschap. Meer daarover op de pagina over de familie Moortgat.
Twee Meerhofhoeven
Het kasteel werd niet meer herbouwd, de hoeve wel. Het vooroorlogse gezin dat de hoeve bewoonde, Antoon Huysmans-Maria Nathalie Peeters, werd opgevolgd door Jan Frans Alfons Van Aken. Deze was in 1912 ingetrouwd met Eugenia Huysmans. Na haar vroegtijdig overlijden in 1917, hertrouwde Fons Van Aken in 1920 in Lier met Ludovica Andries, weduwe van Karel Hens en moeder van Maria-Theresia (1914), Margaretha (1915) en Mariette (1918). Uit beider tweede huwelijk werd nog een vierde dochter geboren: Philomena (1921). Van 1946 tot 1961 bevolkte het gezin Jan Alfons Deweerdt-Theresia Jacobs met hun acht kinderen de Meerhoeve. Zij kwamen uit Sint-Katelijne-Waver waar zij moesten verhuizen wegens een onteigening. In 1961 verlieten ze Breendonk voor het nabije Willebroek, zoals ook hun voorgangers hadden gedaan.
Aan de Brandstraat werd, op de plaats van het vroegere park, na de eerste oorlog een tweede hoeve gebouwd. De eerste uitbaters aldaar waren Matheus (vandaar in de volksmond zijn naam: den Tiës) Huyghe-Maria Peeters. Bij hun hoeve stond nog de toegangspoort van het domein Meerhof. Na WO II werd deze hoeve uitgebaat door Jozef Van Loo-Isabella Verbeeck.
Meerhofwijk
De gronden van de oude Meerhoeve werden opgekocht en in de jaren 60 verkaveld door de maatschappijen Royale Beige en Matexi (Maatschappij ter exploitatie van immobiliën). Toen werden ook de straten aangelegd die bij besluit van de gemeenteraad van Breendonk van 15 juni 1964 de volgende namen kregen: Beukenlaan, Cederlaan, Kasteellaan, Lindenlaan en Meerhoflaan, verwijzend naar het voormalig domein met zijn park, alsook Europalaan, deze laatste in het teken van de Europese gedachte.
Het werd een wijk met residentieel karakter. Op 10 september 1971 werd ook nog de naam Populierenlaan er aan toegevoegd. Bij decreet van 28 februari 1977, dat voorschreef dat in de fusiegemeenten straatnamen slechts éénmaal mochten voorkomen, moest een Lindenlaan in de gemeente Willebroek afgevoerd worden. De naam Lindenlaan in de Meerhofwijk werd bij besluit van de gemeenteraad van Willebroek van 15 maart 1979 vervangen door de naam Sparrenlaan.
De adellijke familie de Buisseret heeft zich op velerlei vlakken verdienstelijk gemaakt in Breendonk: op het gebied van politiek, van schoolwezen en klooster, van de kerk, van het verenigingsleven en de liefdadigheid. Uit erkentelijkheid en als herinnering aan de familie werden in Breendonk twee straten naar hen genoemd. Een deel van de Kapelleweg werd Graaf de Buisseretlaan en een (toenmalige) verbinding tussen de Schaafstraat en de autostrade werd Caroline Sherman-Storystraat (beslissing van de gemeenteraad van 19 januari 1937). In de dagelijkse omgang heten zij de Buisseretlaan en Storystraat. Als getuige van het vroegere domein ligt aan de noordzijde van de wijk Meerhof nog een vijver als overblijfsel van het vroegere kasteelwater.
Twee Meerhofhoeven
Het kasteel werd niet meer herbouwd, de hoeve wel. Het vooroorlogse gezin dat de hoeve bewoonde, Antoon Huysmans-Maria Nathalie Peeters, werd opgevolgd door Jan Frans Alfons Van Aken. Deze was in 1912 ingetrouwd met Eugenia Huysmans. Na haar vroegtijdig overlijden in 1917, hertrouwde Fons Van Aken in 1920 in Lier met Ludovica Andries, weduwe van Karel Hens en moeder van Maria-Theresia (1914), Margaretha (1915) en Mariette (1918). Uit beider tweede huwelijk werd nog een vierde dochter geboren: Philomena (1921). Van 1946 tot 1961 bevolkte het gezin Jan Alfons Deweerdt-Theresia Jacobs met hun acht kinderen de Meerhoeve. Zij kwamen uit Sint-Katelijne-Waver waar zij moesten verhuizen wegens een onteigening. In 1961 verlieten ze Breendonk voor het nabije Willebroek, zoals ook hun voorgangers hadden gedaan.
Aan de Brandstraat werd, op de plaats van het vroegere park, na de eerste oorlog een tweede hoeve gebouwd. De eerste uitbaters aldaar waren Matheus (vandaar in de volksmond zijn naam: den Tiës) Huyghe-Maria Peeters. Bij hun hoeve stond nog de toegangspoort van het domein Meerhof. Na WO II werd deze hoeve uitgebaat door Jozef Van Loo-Isabella Verbeeck.
Meerhofwijk
De gronden van de oude Meerhoeve werden opgekocht en in de jaren 60 verkaveld door de maatschappijen Royale Beige en Matexi (Maatschappij ter exploitatie van immobiliën). Toen werden ook de straten aangelegd die bij besluit van de gemeenteraad van Breendonk van 15 juni 1964 de volgende namen kregen: Beukenlaan, Cederlaan, Kasteellaan, Lindenlaan en Meerhoflaan, verwijzend naar het voormalig domein met zijn park, alsook Europalaan, deze laatste in het teken van de Europese gedachte.
Het werd een wijk met residentieel karakter. Op 10 september 1971 werd ook nog de naam Populierenlaan er aan toegevoegd. Bij decreet van 28 februari 1977, dat voorschreef dat in de fusiegemeenten straatnamen slechts éénmaal mochten voorkomen, moest een Lindenlaan in de gemeente Willebroek afgevoerd worden. De naam Lindenlaan in de Meerhofwijk werd bij besluit van de gemeenteraad van Willebroek van 15 maart 1979 vervangen door de naam Sparrenlaan.
De adellijke familie de Buisseret heeft zich op velerlei vlakken verdienstelijk gemaakt in Breendonk: op het gebied van politiek, van schoolwezen en klooster, van de kerk, van het verenigingsleven en de liefdadigheid. Uit erkentelijkheid en als herinnering aan de familie werden in Breendonk twee straten naar hen genoemd. Een deel van de Kapelleweg werd Graaf de Buisseretlaan en een (toenmalige) verbinding tussen de Schaafstraat en de autostrade werd Caroline Sherman-Storystraat (beslissing van de gemeenteraad van 19 januari 1937). In de dagelijkse omgang heten zij de Buisseretlaan en Storystraat. Als getuige van het vroegere domein ligt aan de noordzijde van de wijk Meerhof nog een vijver als overblijfsel van het vroegere kasteelwater.
Bibliografie
Vivijs, Staf: Brede Dunc, Een bijdrage tot de geschiedenis van Breendonk, 1981 (waaruit voor deze bijdrage dankbaar is geput).
Ga verder.