Breendonk krijgt dooprecht en tweede onderpastoor
Op basis van de ingewonnen informatie geeft landdeken Petrus Stevens op 3 december 1787 een gunstig advies over het verzoek van de Breendonkenaars en op 21 december bevestigt de aartsbisschop ‘de nootsaeckelijkheyd van eenen tweeden prister binnen Breendonck, den welcken sal gehouden sijn te woonen bij den tegenwoordigen sielsorger residerende bij de capelle van Breendonck’. Deze tweede onderpastoor van Breendonk zal een jaarlijkse vergoeding van 240 gulden krijgen. Voorts beslist de aartsbisschop dat er in de succursale kerk op zon- en feestdagen naast de gewone vroegmis ook een hoogmis zal worden gehouden, ‘naer welcken evangelie even als in de vroeg-misse men sal doen eene onderwijsinge naer behooren, ’t sij bij manier van semoen, ‘t sij bij manier van catechismus’. Daarnaast zal er in de kapel ‘eene doopvonte gestelt worde’, alwaar ‘de kinderen van het district Breendonck gedoopt ende de kraem-vrouwen ingeleyt worden’.
Uit een brief van 13 februari 1788 van sindicus De Grauw van de abdij van Affligem, die als tiendenheffer ook de tweede onderpastoor van Breendonk mee moest vergoeden, vernemen we dat de kapel van Breendonk niet alleen een doopvont en een tweede priester krijgt, maar ook een tweede biechtstoel en een (tweede of nieuwe?) preekstoel. De Grauw verklaart zich akkoord met de regeling die op basis van het onderzoek van landdeken Stevens is getroffen, maar lijkt toch wat ontgoocheld dat er geen rekening is gehouden met zijn eigen (goedkopere?) voorstel om het probleem van het grote aantal Breendonkse parochianen op te lossen door een aantal van hen te onttrekken aan de geestelijke zorg van de onderpastoor van Breendonk en hen toe te vertrouwen aan de kapelaan van Kalfort.
De tweede onderpastoor van Breendonk werd Peter Frans Van den Broeck. Over hem weten we heel wat minder dan over zijn confrater Frans Cools. Vermoedelijk kwam hij in 1788 toe in Breendonk, waar hij bij Frans Cools op de pastorij ging wonen. Dat blijkt alvast uit de VT 1796. Hij was toen 34 jaar en werd dus geboren in 1762, vermoedelijk in Wijnegem.[1] Pas op 21 december 1789 werd hij officieel aangesteld.[2] Volgens de historische schets van pastoor Bosschaerts werd Frans Van den Broeck op 6 mei 1803 de allereerste pastoor van Breendonk, maar vertrok hij op 24 februari 1805 om pastoor te worden in Lembeke.[3] Hij werd vanaf dan opgevolgd door Livinus Beeckmans.
De kapel van Breendonk kreeg haar doopvont in de loop van 1788, maar toch werd het eerste kind pas gedoopt in april 1789. Dat het zo lang duurde had blijkens een brief van 17 maart 1789 van de Puurse pastoor Nicolaas Panny te maken met de nogal banale reden dat er wel een doopvont was, maar geen recipiënten voor het chrisma en de andere oliën. Op 21 april 1789 was het dan toch zover: voor het eerst werd in de kapel van Breendonk een kind gedoopt, door pastoor Panny zelf. Vanaf dan werd het doopsel in Breendonk toegediend door de onderpastoors Cools en Van den Broeck. Op 21.4.1789 werd ook begonnen met het allereerste Breendonkse doopregister: “Registrum Baptisatorum Primum in Ecclesia Succursale de Breendonck sun Parochiae de Puers, inqua captum est baptisari 21 aprilis anni 1789 sub Rv. Adm. Domo Nicolao Panny, pastore. R.R. DDnis Francisco Cools et Petro Francisco den Broeck, vicepastoribus de Puers residentibus ad praedictum Ecclesiam Succursalem de Breendonck”.
Datzelfde jaar 1789 luidde in Frankrijk een revolutionair en tumultueus tijdperk in dat de volgende decennia zijn lange schaduw ook over Klein-Brabant en het nog veel kleinere Breendonk zou werpen.
(ga verder)
[1] Visitatieverslag 1789, landdeken Petrus Stevens, RAA
[2] Vivijs, Staf, o.c. p. 141
[3] Bosschaerts, L, o.c.. In de officiële pastoorslijsten van het aartsbisdom komt Frans Van den Broeck nochtans niet voor als pastoor, alleen als onderpastoor. Volgens die registers werd Livinus Beeckmans al op 21 oktober 1804 pastoor. Bosschaerts citeert evenwel uit de oude parochieregisters: “Die 6a Maji 1803, quando R.D. P. Fr. Van den Broeck, vicepastor de Puers residens in Breendonck, hic primus pastor est nominatus”.
Uit een brief van 13 februari 1788 van sindicus De Grauw van de abdij van Affligem, die als tiendenheffer ook de tweede onderpastoor van Breendonk mee moest vergoeden, vernemen we dat de kapel van Breendonk niet alleen een doopvont en een tweede priester krijgt, maar ook een tweede biechtstoel en een (tweede of nieuwe?) preekstoel. De Grauw verklaart zich akkoord met de regeling die op basis van het onderzoek van landdeken Stevens is getroffen, maar lijkt toch wat ontgoocheld dat er geen rekening is gehouden met zijn eigen (goedkopere?) voorstel om het probleem van het grote aantal Breendonkse parochianen op te lossen door een aantal van hen te onttrekken aan de geestelijke zorg van de onderpastoor van Breendonk en hen toe te vertrouwen aan de kapelaan van Kalfort.
De tweede onderpastoor van Breendonk werd Peter Frans Van den Broeck. Over hem weten we heel wat minder dan over zijn confrater Frans Cools. Vermoedelijk kwam hij in 1788 toe in Breendonk, waar hij bij Frans Cools op de pastorij ging wonen. Dat blijkt alvast uit de VT 1796. Hij was toen 34 jaar en werd dus geboren in 1762, vermoedelijk in Wijnegem.[1] Pas op 21 december 1789 werd hij officieel aangesteld.[2] Volgens de historische schets van pastoor Bosschaerts werd Frans Van den Broeck op 6 mei 1803 de allereerste pastoor van Breendonk, maar vertrok hij op 24 februari 1805 om pastoor te worden in Lembeke.[3] Hij werd vanaf dan opgevolgd door Livinus Beeckmans.
De kapel van Breendonk kreeg haar doopvont in de loop van 1788, maar toch werd het eerste kind pas gedoopt in april 1789. Dat het zo lang duurde had blijkens een brief van 17 maart 1789 van de Puurse pastoor Nicolaas Panny te maken met de nogal banale reden dat er wel een doopvont was, maar geen recipiënten voor het chrisma en de andere oliën. Op 21 april 1789 was het dan toch zover: voor het eerst werd in de kapel van Breendonk een kind gedoopt, door pastoor Panny zelf. Vanaf dan werd het doopsel in Breendonk toegediend door de onderpastoors Cools en Van den Broeck. Op 21.4.1789 werd ook begonnen met het allereerste Breendonkse doopregister: “Registrum Baptisatorum Primum in Ecclesia Succursale de Breendonck sun Parochiae de Puers, inqua captum est baptisari 21 aprilis anni 1789 sub Rv. Adm. Domo Nicolao Panny, pastore. R.R. DDnis Francisco Cools et Petro Francisco den Broeck, vicepastoribus de Puers residentibus ad praedictum Ecclesiam Succursalem de Breendonck”.
Datzelfde jaar 1789 luidde in Frankrijk een revolutionair en tumultueus tijdperk in dat de volgende decennia zijn lange schaduw ook over Klein-Brabant en het nog veel kleinere Breendonk zou werpen.
(ga verder)
[1] Visitatieverslag 1789, landdeken Petrus Stevens, RAA
[2] Vivijs, Staf, o.c. p. 141
[3] Bosschaerts, L, o.c.. In de officiële pastoorslijsten van het aartsbisdom komt Frans Van den Broeck nochtans niet voor als pastoor, alleen als onderpastoor. Volgens die registers werd Livinus Beeckmans al op 21 oktober 1804 pastoor. Bosschaerts citeert evenwel uit de oude parochieregisters: “Die 6a Maji 1803, quando R.D. P. Fr. Van den Broeck, vicepastor de Puers residens in Breendonck, hic primus pastor est nominatus”.