De Franse tijd en het einde van het Ancien Régime (1794 – 1815)
Op 1 oktober 1795 werden de Zuidelijke Nederlanden officieel ingelijfd bij Frankrijk. Het grondgebied zou voortaan niet langer worden ingedeeld in hertogdommen, graafschappen en heerlijkheden, maar in departementen, arrondissementen en kantons. Die kantons werden bestuurd door een commissaris en op plaatselijk niveau maakten de oude heerlijkheden met hun schepenbanken plaats voor ‘municipalités’ met een gemeentebestuur dat bestond uit een agent en een adjunct. De kerken werden gesloten, de abdijen opgeheven en hun bezittingen verkocht, ook die van Sint Bernards in Hemiksem. De vroegere officieren en preters in Puurs en Breendonk werden uit hun functie ontheven.
In het kanton Bornem (later Puurs) was een zekere Jean Hermans de commissaris. De municipale agenten in Puurs waren achtereenvolgens P.G. Meeus (architect), J.L. Van de Vijver en Joannes Merckx, en de adjuncten Fr. Cruypelants (goudsmid) en Marnef. Zij waren verantwoordelijk voor de openbare orde, samen met nieuw aangestelde veldwachters of gardes champêtres.(1)
Een arrest van 14 januari 1797 van de centrale administratie van het Département des Deux-Nèthes, waaronder het kanton Bornem-Puurs ressorteerde, stipuleert de dringende aanstelling van veldwachters om de eigendommen te bewaken, de openbare rust te bewaren en om de ‘brigandage’ (baanstroperij) te onderdrukken. Voor de gemeente Puurs wordt daarbij een zekere Jan Frans De Buyser vermeld als ‘garde champêtre’’.(2) Uit een brief van 14 juli 1796 van Jan Emmanuel Wuyts, griffier van het kanton Puurs, blijkt dat De Buyser dat jaar al was benoemd als veldwachter in Puurs. (3) Hij was blijkbaar verantwoordelijk voor de hele gemeente.
De veldwachters van het kanton werden betaald uit de gemeentebelasting en verdienden 400 Franse ponden per jaar. Ze kregen hun uniform en uitrusting op kosten van het kanton: jaarlijks een blauw kleed, een rode vest en een gele of witte lederen broek, en elke twee jaar een overjas. Ze waren gewapend en droegen een bandelier van laken met rode achtergrond, blauw doorstikt en in het midden de geborduurde letters G.C. (‘garde champêtre’) en de naam van de gemeente.[4]
De hoofdrol bij de ordehandhaving in onze gewesten tijdens de laatste jaren van de 18de eeuw werd evenwel niet gespeeld door de veldwachters, maar door de nieuw opgerichte ‘gendarmerie’. Dat was een nationale Franse instelling die bij besluit van 19 november 1796 ook werd ingericht in de geannexeerde Zuidelijke Nederlanden. De ‘gens d’armes’ moesten de plaatselijke veldwachters bijstaan of vervangen wanneer de omstandigheden dat vereisten. En dat gebeurde in die woelige jaren voortdurend.
[1] Suykens, Alfons, Franse Revolutie en Boerenkrijg in Klein Brabant, heruitgave in 1998 door de Vereniging voor Heemkunde in Klein-Brabant van het originele werk uit 1948.
(2) RA Antwerpen, Archief van het Departement van de Twee Neten en van de Provincie Antwerpen, Blok E, nr. 47A.
(3) Idem, Blok E, inv 47B 22
[4] Idem, E47A
In de loop van 1797 kwamen de eerste gendarmes naar Puurs, meer bepaald naar de aangeslagen provisorij van Coolhem, de vroegere ‘pied à terre’ van Sint Bernards in Puurs. Maar Coolhem werd later dat jaar openbaar verkocht als ‘nationaal domein’ en begin 1798 verhuisde de gendarmerie naar de opgeëiste woning van de kapelaan van Kalfort: het voormalige klooster Vrededaal (zie afbeelding hieronder). Daar zou ze gevestigd blijven tot 1872.
In het kanton Bornem (later Puurs) was een zekere Jean Hermans de commissaris. De municipale agenten in Puurs waren achtereenvolgens P.G. Meeus (architect), J.L. Van de Vijver en Joannes Merckx, en de adjuncten Fr. Cruypelants (goudsmid) en Marnef. Zij waren verantwoordelijk voor de openbare orde, samen met nieuw aangestelde veldwachters of gardes champêtres.(1)
Een arrest van 14 januari 1797 van de centrale administratie van het Département des Deux-Nèthes, waaronder het kanton Bornem-Puurs ressorteerde, stipuleert de dringende aanstelling van veldwachters om de eigendommen te bewaken, de openbare rust te bewaren en om de ‘brigandage’ (baanstroperij) te onderdrukken. Voor de gemeente Puurs wordt daarbij een zekere Jan Frans De Buyser vermeld als ‘garde champêtre’’.(2) Uit een brief van 14 juli 1796 van Jan Emmanuel Wuyts, griffier van het kanton Puurs, blijkt dat De Buyser dat jaar al was benoemd als veldwachter in Puurs. (3) Hij was blijkbaar verantwoordelijk voor de hele gemeente.
De veldwachters van het kanton werden betaald uit de gemeentebelasting en verdienden 400 Franse ponden per jaar. Ze kregen hun uniform en uitrusting op kosten van het kanton: jaarlijks een blauw kleed, een rode vest en een gele of witte lederen broek, en elke twee jaar een overjas. Ze waren gewapend en droegen een bandelier van laken met rode achtergrond, blauw doorstikt en in het midden de geborduurde letters G.C. (‘garde champêtre’) en de naam van de gemeente.[4]
De hoofdrol bij de ordehandhaving in onze gewesten tijdens de laatste jaren van de 18de eeuw werd evenwel niet gespeeld door de veldwachters, maar door de nieuw opgerichte ‘gendarmerie’. Dat was een nationale Franse instelling die bij besluit van 19 november 1796 ook werd ingericht in de geannexeerde Zuidelijke Nederlanden. De ‘gens d’armes’ moesten de plaatselijke veldwachters bijstaan of vervangen wanneer de omstandigheden dat vereisten. En dat gebeurde in die woelige jaren voortdurend.
[1] Suykens, Alfons, Franse Revolutie en Boerenkrijg in Klein Brabant, heruitgave in 1998 door de Vereniging voor Heemkunde in Klein-Brabant van het originele werk uit 1948.
(2) RA Antwerpen, Archief van het Departement van de Twee Neten en van de Provincie Antwerpen, Blok E, nr. 47A.
(3) Idem, Blok E, inv 47B 22
[4] Idem, E47A
In de loop van 1797 kwamen de eerste gendarmes naar Puurs, meer bepaald naar de aangeslagen provisorij van Coolhem, de vroegere ‘pied à terre’ van Sint Bernards in Puurs. Maar Coolhem werd later dat jaar openbaar verkocht als ‘nationaal domein’ en begin 1798 verhuisde de gendarmerie naar de opgeëiste woning van de kapelaan van Kalfort: het voormalige klooster Vrededaal (zie afbeelding hieronder). Daar zou ze gevestigd blijven tot 1872.
In 1875 werd het gebouw verkocht aan de parochie van Kalfort, die er later een parochiehuis en onlangs een restaurant in vestigde. Tijdens de Franse tijd was er aanvankelijk een vast contingent van vijf ‘gendarmes’. Indien nodig kon dat worden uitgebreid. In tegenstelling tot de veldwachters werden de gendarmes niet plaatselijk gerekruteerd, maar kwamen ze uit verder afgelegen streken, in het begin zelfs uit Frankrijk.[4]
[4] Callaert, Louis, Geschiedenis van de Puurse rijkswachtbrigade (1797 - 1977), in: Mededelingen van de Vereniging voor Heemkunde in Klein-Brabant, nummer 18, 2006.
[4] Callaert, Louis, Geschiedenis van de Puurse rijkswachtbrigade (1797 - 1977), in: Mededelingen van de Vereniging voor Heemkunde in Klein-Brabant, nummer 18, 2006.
En hoe zat het ondertussen met de veldwachters in Puurs? In 1799 kwam er nog een tweede garde champêtre bij: Jacobus Van Roy. Die nam vanaf dan het centrum van Puurs, Kalfort, Sauvegarde en Eikevliet voor zijn rekening, terwijl Frans De Buyser Breendonk bediende. In een document uit 1803 geeft vrederechter Van de Vijver van Puurs (de vroegere ‘agent municipal’) meer toelichting over beide veldwachters. Van Roy is op dat moment 37 jaar oud en heeft geen ander beroep dan veldwachter. Volgens Van de Vijver is hij tamelijk actief, robuust en kordaat. De gendarmerie en de burgemeester spreken met lof over hem. Een zwak punt is wel dat hij eigenlijk alleen zijn naam kan schrijven en dus geen proces verbaal kan opstellen.[1] Verder onderzoek leert ons dat Jacobus Van Roy (1766-1838) de zoon was van Joannes Van Roy en Anna Caluwé. Hij was getrouwd met Anna Maria Meert, had vier kinderen en woonde eerst op Puurs Heide en later in Puurs Dorp. Hij was veldwachter tot 1832.
Over veldwachter De Buyser is vrederechter Van de Vijver minder te spreken. De man is 41 jaar oud en naast veldwachter ook landbouwer. Hij is schuchter, een beetje een bangerik en te veel bezig met zijn eigen zaakjes. Hij loopt de kantjes ervan af en heeft weinig capaciteiten. Hij kan wel wat schrijven maar geen proces verbaal opstellen.[2] De identiteit van Jan Frans De Buyser is onzeker. Mogelijk was hij de zoon van Jan De Buyser en Jacoba Cools uit Breendonk. In dat geval was hij ook de neef van Niclaes en de kleinzoon van Frans De Buyser, beiden officier in Breendonk in het Ancien Régime (zie hoger).
In 1807 werd De Buyser bedankt voor bewezen diensten. De aanleiding daarvoor was een incident bij de arrestatie van Pierre Joseph De Boeck, een Puursenaar die al voor de vierde keer gedeserteerd was uit het 35ste linieregiment. De Buyser moest de kompaan van De Boeck aanhouden, een zekere Broothaerts. Maar hij had nagelaten dat te doen. En dat was voor luitenant Merghelinck, de commandant van de gendarmerie in Puurs, reden genoeg om het ontslag van De Buyser te eisen. Ook al omdat hij volgens Merghelinck de taken die bij zijn functie hoorden, over het algemeen niet goed uitvoerde. Burgemeester Wuyts (de vroegere griffier) schoof dorpsgenoot Gillis De Wit naar voor als opvolger van De Buyser. Maar het was de kandidaat van commandant Merghelinck die het haalde: Adrien Joseph De Gheldere. Hij was 40 jaar oud, werd geboren in Mons en woonde in Mechelen. Hij sprak en schreef Frans én Nederlands. Omdat hij niet van Puurs was, had De Gheldere er geen persoonlijke belangen en was hij volgens Merghelinck dus neutraal, wat een voordeel was.[3]
Veel meer weten we niet over Adrien Joseph Degheldere. Nauwelijks twee jaar later, in november 1809, diende hij al zijn ontslag in als ‘garde champêtre’ omdat hij was aangeworven bij het bureau van de accijnzen in Antwerpen.[4] Over zijn opvolger Jan-Baptiste Kerremans is heel wat meer bekend.
[1] Tableau des gardes champêtres des communes de la Justice de Paix de l’arrondissement de Puers, 13.11.1803, RA Antwerpen, Archief van het Departement van de Twee Neten en van de Provincie Antwerpen, Blok E, nr. 47B 22
[2] Idem
[3] Idem, nr. 48B 18, briefwisseling in verband met het ontslag van Jean-François De Buyser, 1807
[4] RA Antwerpen, HGA Puurs, P111, Inv. 16, gemeenteraadsverslag 22.12.1809.
Ga verder
Over veldwachter De Buyser is vrederechter Van de Vijver minder te spreken. De man is 41 jaar oud en naast veldwachter ook landbouwer. Hij is schuchter, een beetje een bangerik en te veel bezig met zijn eigen zaakjes. Hij loopt de kantjes ervan af en heeft weinig capaciteiten. Hij kan wel wat schrijven maar geen proces verbaal opstellen.[2] De identiteit van Jan Frans De Buyser is onzeker. Mogelijk was hij de zoon van Jan De Buyser en Jacoba Cools uit Breendonk. In dat geval was hij ook de neef van Niclaes en de kleinzoon van Frans De Buyser, beiden officier in Breendonk in het Ancien Régime (zie hoger).
In 1807 werd De Buyser bedankt voor bewezen diensten. De aanleiding daarvoor was een incident bij de arrestatie van Pierre Joseph De Boeck, een Puursenaar die al voor de vierde keer gedeserteerd was uit het 35ste linieregiment. De Buyser moest de kompaan van De Boeck aanhouden, een zekere Broothaerts. Maar hij had nagelaten dat te doen. En dat was voor luitenant Merghelinck, de commandant van de gendarmerie in Puurs, reden genoeg om het ontslag van De Buyser te eisen. Ook al omdat hij volgens Merghelinck de taken die bij zijn functie hoorden, over het algemeen niet goed uitvoerde. Burgemeester Wuyts (de vroegere griffier) schoof dorpsgenoot Gillis De Wit naar voor als opvolger van De Buyser. Maar het was de kandidaat van commandant Merghelinck die het haalde: Adrien Joseph De Gheldere. Hij was 40 jaar oud, werd geboren in Mons en woonde in Mechelen. Hij sprak en schreef Frans én Nederlands. Omdat hij niet van Puurs was, had De Gheldere er geen persoonlijke belangen en was hij volgens Merghelinck dus neutraal, wat een voordeel was.[3]
Veel meer weten we niet over Adrien Joseph Degheldere. Nauwelijks twee jaar later, in november 1809, diende hij al zijn ontslag in als ‘garde champêtre’ omdat hij was aangeworven bij het bureau van de accijnzen in Antwerpen.[4] Over zijn opvolger Jan-Baptiste Kerremans is heel wat meer bekend.
[1] Tableau des gardes champêtres des communes de la Justice de Paix de l’arrondissement de Puers, 13.11.1803, RA Antwerpen, Archief van het Departement van de Twee Neten en van de Provincie Antwerpen, Blok E, nr. 47B 22
[2] Idem
[3] Idem, nr. 48B 18, briefwisseling in verband met het ontslag van Jean-François De Buyser, 1807
[4] RA Antwerpen, HGA Puurs, P111, Inv. 16, gemeenteraadsverslag 22.12.1809.
Ga verder