Situering en vroegste geschiedenis
Langs de A12 van Brussel naar Antwerpen, zo’n
500 meter voor de uitrit Breendonk en aan het begin van een onooglijk straatje
aan de rechterkant, staat taverne ‘Spaans Hof’. Ze ontleent haar naam aan een
eeuwenoude hoeve een eind verder in de smalle Peeterstraat: het ‘Spaans
Kasteel’.
De hoeve bevindt zich aan de oostzijde van de straat, langs de linkerkant voor wie van de A12 komt. Ze ligt temidden van weiden en landerijen, al sluipt de industrie vervaarlijk dichtbij. De gebouwen zijn grotendeels aan het zicht onttrokken door hoge bomen. Het Spaans Kasteel is helemaal omwald, maar aan de straatkant is de gracht het smalst. Net ten noorden van het complex begint de Keukenhofdreef, genoemd naar de oorspronkelijke naam van de hoeve en tot in de 19de eeuw afgezoomd met bijna 400 bomen. Zowel de Peeterstraat als de dreef behoorden vroeger tot het patrimonium van het landgoed. De Keukenhofdreef geeft via de Wolvenweg verbinding met de Beekstraat naar Tisselt. De Peeterstraat was van oudsher de verbinding met Breendonk, tot de oversteekplaats van de A12 een tiental jaar geleden werd afgesloten. Daardoor werden de bewoners van het Spaans Kasteel en de rest van de Peeterstraat de facto afgesneden van hun vroegere moedergemeente, waar ze tot dan toe nog geregeld naartoe trokken om naar school, naar de kerk of naar de winkel te gaan.
De hoeve bevindt zich aan de oostzijde van de straat, langs de linkerkant voor wie van de A12 komt. Ze ligt temidden van weiden en landerijen, al sluipt de industrie vervaarlijk dichtbij. De gebouwen zijn grotendeels aan het zicht onttrokken door hoge bomen. Het Spaans Kasteel is helemaal omwald, maar aan de straatkant is de gracht het smalst. Net ten noorden van het complex begint de Keukenhofdreef, genoemd naar de oorspronkelijke naam van de hoeve en tot in de 19de eeuw afgezoomd met bijna 400 bomen. Zowel de Peeterstraat als de dreef behoorden vroeger tot het patrimonium van het landgoed. De Keukenhofdreef geeft via de Wolvenweg verbinding met de Beekstraat naar Tisselt. De Peeterstraat was van oudsher de verbinding met Breendonk, tot de oversteekplaats van de A12 een tiental jaar geleden werd afgesloten. Daardoor werden de bewoners van het Spaans Kasteel en de rest van de Peeterstraat de facto afgesneden van hun vroegere moedergemeente, waar ze tot dan toe nog geregeld naartoe trokken om naar school, naar de kerk of naar de winkel te gaan.
Het Spaans Kasteel én de Peeterstraat maakten
eeuwenlang deel uit van het grondgebied van Breendonk en de heerlijkheid van Puurs. Na de
afschaffing van de oude heerlijkheden en de oprichting van de gemeenten in de
Franse Tijd, werd de Peeterstraat in het begin van de 19de eeuw een
grensstraat: de oostkant van de straat ging naar Tisselt, de westkant bleef
Breendonk/Puurs. Op Tisseltse kadasterkaarten is tot ver in de 19de
eeuw sprake van ‘Section A, dite de
Breendonck’ en van het ‘haut quartier
de Breendonck’ (Gigault 1807, Le Brun 1811) of van ‘Het hoog gedeelte van Breendonck’ (Popp,
1865).
Het toponiem ‘Breendonck’ verwijst daarbij niet naar de parochie of gemeente Breendonk, maar naar een geografische entiteit: de ‘brede donc’ (landverheffing) tussen de vele moerassige ‘broeken’ in de buurt (met Willebroek op kop). Op die ‘brede donc’ ontwikkelden zich vanaf de 13de eeuw een aantal woonkernen die later uitgroeiden tot het gehucht Breendonk: wat we nu de wijk Breendonkstraat in Willebroek noemen. Dáár bevond zich het oorspronkelijke Breendonk. Pas veel later, na de bouw van de kerk op de naburige Moorheide in 1779, werd de naam ook gebruikt voor het geheel van dertien gehuchten en wijken die rond de kerk werden verenigd in een nieuwe parochie: Breendonk.
De ‘brede donc’ (of ‘dunc’) was samen met de rest van de heerlijkheid Puurs al van in de Karolingische tijd eigendom van de Rijksabdij van Kornelimunster bij Aken. Het beheer van het verafgelegen domein liet de abdij in grote mate over aan wereldlijke voogden (‘advocati’), meer bepaald de machtige Heren van Grimbergen, uit het geslacht van de Berthouts. Die maakten van de gelegenheid gebruik om zich stukken van de geestelijke heerlijkheid toe te eigenen. Zo verwierven ze in het begin van de 13de eeuw (1207, 1211 en 1226) drie grote percelen bosgrond van Kornelimunster op de ‘brede dunc’. In 1278 verkocht Kornelimunster de hele heerlijkheid Puurs via een tussenpersoon (Felicitas van Traynel) aan de jonge en dynamische Sint-Bernardusabdij van Hemiksem. Van dan af werden er geen gronden van het domein meer van de hand gedaan.[1]
We mogen dus aannemen dat alle grote allodiale (niet-leenroerige) enclaves in privébezit binnen de heerlijkheid Puurs, uit het domein zijn gelicht vóór 1278. Een kleine drie eeuwen later, in het midden van de 16de eeuw, is er in de oudst bewaard gebleven schepenbrieven van Willebroek sprake van drie grote hofsteden ‘op Breendonk’: het Meerhof (dat ondertussen de allure van een kasteeltje had aangenomen), de Hooghpoorte en het Hof ter Keuckene (de oorspronkelijke naam van het Spaans Kasteel). Zou het kunnen dat die drie hoeves zich hebben ontwikkeld op de drie percelen grond die de Heren van Grimbergen in de eerste decennia van de 13de eeuw hebben gekocht op de ‘brede dunc’? In dat geval zouden we kunnen concluderen dat het Hof ter Keuckene alias het Spaans Kasteel niet 460 à 500 jaar oud is, zoals de eerste vermelding in de Willebroekse schepengriffie (in 1551) suggereert, maar mogelijk zelfs 750 à 800 jaar.
[1] Zie hierover: Jan Verbesselt, Het domein van de Abdij van Kornelimünster in Brabant. Het ontstaan en de ontwikkeling van Puurs, Pittem, 1968.
Het toponiem ‘Breendonck’ verwijst daarbij niet naar de parochie of gemeente Breendonk, maar naar een geografische entiteit: de ‘brede donc’ (landverheffing) tussen de vele moerassige ‘broeken’ in de buurt (met Willebroek op kop). Op die ‘brede donc’ ontwikkelden zich vanaf de 13de eeuw een aantal woonkernen die later uitgroeiden tot het gehucht Breendonk: wat we nu de wijk Breendonkstraat in Willebroek noemen. Dáár bevond zich het oorspronkelijke Breendonk. Pas veel later, na de bouw van de kerk op de naburige Moorheide in 1779, werd de naam ook gebruikt voor het geheel van dertien gehuchten en wijken die rond de kerk werden verenigd in een nieuwe parochie: Breendonk.
De ‘brede donc’ (of ‘dunc’) was samen met de rest van de heerlijkheid Puurs al van in de Karolingische tijd eigendom van de Rijksabdij van Kornelimunster bij Aken. Het beheer van het verafgelegen domein liet de abdij in grote mate over aan wereldlijke voogden (‘advocati’), meer bepaald de machtige Heren van Grimbergen, uit het geslacht van de Berthouts. Die maakten van de gelegenheid gebruik om zich stukken van de geestelijke heerlijkheid toe te eigenen. Zo verwierven ze in het begin van de 13de eeuw (1207, 1211 en 1226) drie grote percelen bosgrond van Kornelimunster op de ‘brede dunc’. In 1278 verkocht Kornelimunster de hele heerlijkheid Puurs via een tussenpersoon (Felicitas van Traynel) aan de jonge en dynamische Sint-Bernardusabdij van Hemiksem. Van dan af werden er geen gronden van het domein meer van de hand gedaan.[1]
We mogen dus aannemen dat alle grote allodiale (niet-leenroerige) enclaves in privébezit binnen de heerlijkheid Puurs, uit het domein zijn gelicht vóór 1278. Een kleine drie eeuwen later, in het midden van de 16de eeuw, is er in de oudst bewaard gebleven schepenbrieven van Willebroek sprake van drie grote hofsteden ‘op Breendonk’: het Meerhof (dat ondertussen de allure van een kasteeltje had aangenomen), de Hooghpoorte en het Hof ter Keuckene (de oorspronkelijke naam van het Spaans Kasteel). Zou het kunnen dat die drie hoeves zich hebben ontwikkeld op de drie percelen grond die de Heren van Grimbergen in de eerste decennia van de 13de eeuw hebben gekocht op de ‘brede dunc’? In dat geval zouden we kunnen concluderen dat het Hof ter Keuckene alias het Spaans Kasteel niet 460 à 500 jaar oud is, zoals de eerste vermelding in de Willebroekse schepengriffie (in 1551) suggereert, maar mogelijk zelfs 750 à 800 jaar.
[1] Zie hierover: Jan Verbesselt, Het domein van de Abdij van Kornelimünster in Brabant. Het ontstaan en de ontwikkeling van Puurs, Pittem, 1968.