De Boerenkrijg
Op 5 september 1798 werd de conscriptiewet Jourdan-Delbrel uitgevaardigd: de wet op de algemene dienstplicht voor jongeren tussen 20 en 25 jaar. Deze ‘bloedwet’ was de druppel die de emmer deed overlopen voor de Vlaamse boerenbevolking. Na hun geld, hun goederen, hun tradities en hun geloof wilden de Fransen nu ook hun kinderen, hun vlees en bloed. Vlaanderen kwam in opstand en van 21 oktober tot 5 november woedde de Boerenkrijg ook in Klein-Brabant. Ondanks het heroïsche aura waarmee de vrijheidsstrijd later werd omhangen, maakten de boeren geen schijn van kans. In de straten van Sint-Amands, Bornem en Willebroek werd het slecht bewapende en onervaren volksleger door de troepen van de Franse generaal Rostollant uiteengejaagd en de restanten van het boerenleger werden vervolgens verslagen in het open veld tussen Hingene en Ruisbroek. Willebroek en Bornem kregen het daarbij hard te verduren en het centrum van Bornem werd zelfs helemaal platgebrand. Puurs ontsprong grotendeels de dans.
Volgens hoofdonderwijzer De Wachter[1] – die het misschien nog uit overlevering had gehoord - hebben ook enkele Breendonkenaars onder de Willebroekse ‘commandant’ Rollier meegevochten in de Boerenkrijg, maar hij noemt helaas geen namen.
Volgens hoofdonderwijzer De Wachter[1] – die het misschien nog uit overlevering had gehoord - hebben ook enkele Breendonkenaars onder de Willebroekse ‘commandant’ Rollier meegevochten in de Boerenkrijg, maar hij noemt helaas geen namen.
Eén van de gevolgen van de Boerenkrijg was wel dat er veel harder werd opgetreden tegen de geestelijken, die ervan verdacht werden het oproer mee gesteund te hebben. Bij decreet van 4 november werden honderden priesters tot ballingschap veroordeeld. In het kanton Puurs-Bornem stonden 37 priesters op de zwarte lijst. Van december 1798 tot december 1799 maakten de gendarmen jacht op deze priesters. In de parochie Puurs verbleven toen negen priesters, onder wie de onderpastoors Frans Cools en Frans Van den Broeck van Breendonk. Ook zij werden veroordeeld en zijn wellicht ondergedoken. Waar en in welke omstandigheden dat gebeurde, weten we helaas niet en er bestaan over hen ook geen spannende verhalen zoals dat van de andere Puurse onderpastoor Van Ingelgem, die de kapel van Eikevliet bediende, en op een bepaald moment ternauwernood aan een politiecontrole kon ontsnappen door zich in een linnenmand te verstoppen die vervolgens door twee wasvrouwen het huis werd uitgedragen.[2]
(ga verder)
[1] De Wachter, Frans, o.c.
[2] Cooremans, T., o.c. , pp 46-47. Cooremans baseert zich zelf op een verslag van landdeken Luytens.
(ga verder)
[1] De Wachter, Frans, o.c.
[2] Cooremans, T., o.c. , pp 46-47. Cooremans baseert zich zelf op een verslag van landdeken Luytens.