Een afgedwongen recht
In de jaren ’70 van de 18de eeuw hadden de inwoners van Breendonk en de andere afgelegen gehuchten in het zuidoostelijke deel van Puurs de tiendenheffers herhaaldelijk verzocht om in hun verre uithoek van de parochie een kapel te bouwen. Maar Sint Bernards en Affligem bleken niet geneigd op het verzoek van de parochianen in te gaan. Daarom stapten die uiteindelijk naar de Raad van Brabant – het hoogste rechtscollege in het hertogdom - om de tiendenheffers langs rechtswege te dwingen hun patronale verplichtingen na te komen.[1]
We schrijven 4 september 1776. Die dag levert raadsheer Misson van de Raad van Brabant de nodige ‘brieven van daeghsel’ (dagvaarding) af namens ‘Maria Theresia, bij de gratie Godts Rooms Keyserinne douairière, Coninginne van Hongarien, van Bohemen & Aertshertoginne van Oostenrijck, Hertoginne van Bourgondien, van Lothrijck, van Brabant, van Limburg etc.’. In het document worden de eisen en de argumenten van de ‘supplianten’ (de ‘regeerders’ van Puurs) tegen de tiendenheffers op een rijtje gezet: dat ‘hunne prochie een der grootste was van bij naer allen degene in Brabant, haer uytreijckende oost ende zuytwaerts vijf, ses ende seven, mitsgaeders west ende noordtwaerts drij ende vier quartieren ver in den omtreck van de prochiekercke’; dat er in de parochie ongeveer 4000 communicanten (12+) wonen en met de kinderen (12-) erbij ‘verre over vijf duysent zielen’; dat die allemaal moeten ‘bediend’ worden door één pastoor en één onderpastoor, en nog een ‘assistent’, die evenwel uitsluitend de diensten verzorgde voor de kapel van Eikevliet (250 communicanten). Daarom eisen de ‘supplianten’ nog een bijkomende onderpastoor en een extra kapel die moet worden gebouwd ‘op het canton zuyt oost’ voor de meer dan 800 communicanten aldaar, die op minstens een uur gaans van de parochiekerk wonen. Er wordt aan toegevoegd dat de tiendenheffers op de hoogte waren van de noodzaak van deze maatregelen, maar nalieten er iets aan te doen, hoewel de tienden 13.000 gulden per jaar opbrengen. Ze weigeren zelfs de toren van de parochiekerk te restaureren, al is ook dat dringend nodig. De supplianten besluiten dat de ‘thiende heffers alhoewel nu soo menighmael daer toe aensocht, in geenen wijse hun willen reguleren volgens den last die aen hunne thiende aenkleefde’. Daarom zullen ze dus voor de Raad van Brabant worden gedaagd.
We schrijven 4 september 1776. Die dag levert raadsheer Misson van de Raad van Brabant de nodige ‘brieven van daeghsel’ (dagvaarding) af namens ‘Maria Theresia, bij de gratie Godts Rooms Keyserinne douairière, Coninginne van Hongarien, van Bohemen & Aertshertoginne van Oostenrijck, Hertoginne van Bourgondien, van Lothrijck, van Brabant, van Limburg etc.’. In het document worden de eisen en de argumenten van de ‘supplianten’ (de ‘regeerders’ van Puurs) tegen de tiendenheffers op een rijtje gezet: dat ‘hunne prochie een der grootste was van bij naer allen degene in Brabant, haer uytreijckende oost ende zuytwaerts vijf, ses ende seven, mitsgaeders west ende noordtwaerts drij ende vier quartieren ver in den omtreck van de prochiekercke’; dat er in de parochie ongeveer 4000 communicanten (12+) wonen en met de kinderen (12-) erbij ‘verre over vijf duysent zielen’; dat die allemaal moeten ‘bediend’ worden door één pastoor en één onderpastoor, en nog een ‘assistent’, die evenwel uitsluitend de diensten verzorgde voor de kapel van Eikevliet (250 communicanten). Daarom eisen de ‘supplianten’ nog een bijkomende onderpastoor en een extra kapel die moet worden gebouwd ‘op het canton zuyt oost’ voor de meer dan 800 communicanten aldaar, die op minstens een uur gaans van de parochiekerk wonen. Er wordt aan toegevoegd dat de tiendenheffers op de hoogte waren van de noodzaak van deze maatregelen, maar nalieten er iets aan te doen, hoewel de tienden 13.000 gulden per jaar opbrengen. Ze weigeren zelfs de toren van de parochiekerk te restaureren, al is ook dat dringend nodig. De supplianten besluiten dat de ‘thiende heffers alhoewel nu soo menighmael daer toe aensocht, in geenen wijse hun willen reguleren volgens den last die aen hunne thiende aenkleefde’. Daarom zullen ze dus voor de Raad van Brabant worden gedaagd.
Op 4 november 1776 stellen de ‘schepenen, bedesetters (= ontvangers) en ingesetenen van de heerelijckheyt van Puers’ Franciscus Van Meerbeeck aan om op basis van de hierboven vermelde ‘brieven van daeghsel’ als hun ‘procurator’ bij de Raad van Brabant een proces in te stellen tegen de tiendenheffers Sint Bernards en Affligem om hoger genoemde eisen af te dwingen. Het document is ondertekend door de schepenen en bedesetters en door 660 ‘ingesetenen’ van Puurs, waarvan de overgrote meerderheid zich beperkt tot een ‘cruysken’ als ‘handmerck’. Het proces gaat van start op 30 november. Het eigenlijke vonnis (wellicht ergens in 1777) hebben we niet teruggevonden, maar uit de feiten blijkt dat de ‘supplianten’ hun slag hebben thuisgehaald: de toren moet worden hersteld, er komt een tweede of derde (als je de kapelaan van Eikevliet meetelt) onderpastoor en in het zuidoosten van de parochie zal een nieuwe kapel worden gebouwd.[2]
Het valt op dat de locatie van de nieuw te bouwen kapel nogal vaag omschreven is: in het ‘canton zuidoost’ van de parochie. Over de precieze bouwplaats werd in 1778 en 1779 dan ook nog flink gebakkeleid, deze keer vooral tussen de (burgerlijke) overheid van Puurs en de pastoor enerzijds, en de betrokken parochianen van het ‘canton zuidoost’ anderzijds.
(ga verder)
[1] Archief: Het oude parochiearchief van Breendonk ging helaas verloren tijdens de Eerste Wereldoorlog, toen in september 1914 zowel de kerk als de pastorij (waar het archief zich bevond) helemaal vernield werden. In een historische schets van de parochie uit 1901 verwijst pastoor Ludovicus Bosschaerts nog naar die archieven, maar in een verslag uit 1919 over de oorlogsgebeurtenissen beschrijft hij hoe de Duitsers bij een aanval op het dorp de pastorij in brand hebben gestoken: ‘de doopregisters en archieven der kerk, die in de kelder verborgen waren, hebben zij nog eens afzonderlijk verbrand’.
De hier aangehaalde stukken bevinden zich in Aartsbisschoppelijk Archief Mechelen, Bundel Breendonk 18de eeuw (AAM BB 18); in het Rijksarchief Antwerpen, Oud Kerkarchief Puurs, Bundel Breendonk (RAA OKA Puurs BB); eveneens in het RAA: het Oud en Hedendaags Gemeentearchief van Puurs en Breendonk; in het Provinciaal Archief te Antwerpen (PAA): in het Gemeentehuis van Puurs (Hedendaagse Gemeentearchief Puurs en Breendonk); en in het abdijarchief van Bornem (AAB), waar het oude archief van de Sint Bernardus Abdij in Hemiksem wordt bewaard. Op deze en volgende pagina ('De kerk in het midden') gaat het uitsluitend om archiefstukken uit AAB, invent. B8., Breendonck.
[2] Staf Vivijs suggereert in Brede Dunc (p. 118) dat de kapel in de plaats kwam van een ouder ‘lemen godshuis’, maar daar hebben we geen enkel bewijs van gevonden en zijn stelling berust wellicht op een misverstand.
Het valt op dat de locatie van de nieuw te bouwen kapel nogal vaag omschreven is: in het ‘canton zuidoost’ van de parochie. Over de precieze bouwplaats werd in 1778 en 1779 dan ook nog flink gebakkeleid, deze keer vooral tussen de (burgerlijke) overheid van Puurs en de pastoor enerzijds, en de betrokken parochianen van het ‘canton zuidoost’ anderzijds.
(ga verder)
[1] Archief: Het oude parochiearchief van Breendonk ging helaas verloren tijdens de Eerste Wereldoorlog, toen in september 1914 zowel de kerk als de pastorij (waar het archief zich bevond) helemaal vernield werden. In een historische schets van de parochie uit 1901 verwijst pastoor Ludovicus Bosschaerts nog naar die archieven, maar in een verslag uit 1919 over de oorlogsgebeurtenissen beschrijft hij hoe de Duitsers bij een aanval op het dorp de pastorij in brand hebben gestoken: ‘de doopregisters en archieven der kerk, die in de kelder verborgen waren, hebben zij nog eens afzonderlijk verbrand’.
De hier aangehaalde stukken bevinden zich in Aartsbisschoppelijk Archief Mechelen, Bundel Breendonk 18de eeuw (AAM BB 18); in het Rijksarchief Antwerpen, Oud Kerkarchief Puurs, Bundel Breendonk (RAA OKA Puurs BB); eveneens in het RAA: het Oud en Hedendaags Gemeentearchief van Puurs en Breendonk; in het Provinciaal Archief te Antwerpen (PAA): in het Gemeentehuis van Puurs (Hedendaagse Gemeentearchief Puurs en Breendonk); en in het abdijarchief van Bornem (AAB), waar het oude archief van de Sint Bernardus Abdij in Hemiksem wordt bewaard. Op deze en volgende pagina ('De kerk in het midden') gaat het uitsluitend om archiefstukken uit AAB, invent. B8., Breendonck.
[2] Staf Vivijs suggereert in Brede Dunc (p. 118) dat de kapel in de plaats kwam van een ouder ‘lemen godshuis’, maar daar hebben we geen enkel bewijs van gevonden en zijn stelling berust wellicht op een misverstand.