Het Fort van Breendonk *
Dat Breendonk in het
begin van de Eerste Wereldoorlog zo zwaar getroffen werd door de militaire
gebeurtenissen, heeft alles te maken met de aanwezigheid van het Fort.
Het Fort van Breendonk werd in het begin van de 20ste eeuw gebouwd als een onderdeel van de tweede fortengordel rond het ‘nationaal reduit (‘de vesting’ of ‘stelling’) Antwerpen’: dat was de hoeksteen van de verdediging van het Belgische grondgebied. Achter die Antwerpse versterkingslinie zou het leger zich terugtrekken indien oorlogsomstandigheden dat vereisten. De wet op het ‘nationaal reduit’ werd gestemd in 1859 en nog datzelfde jaar werd begonnen met de bouw van 8 forten in een 18 km lange gordel rond Antwerpen, van Wijnegem tot Hoboken. Ze werden Brialmontforten genoemd, naar Henri Alexis Brialmont (1821-1903), de militaire architect en geestelijke vader van het project.
Tijdens de Frans-Duitse oorlog van 1870 bleek dat het bereik van de artillerie (tot 7 kilometer) en de vuurkracht van de kanonnen zulke vorderingen hadden gemaakt dat de forten rond Antwerpen te dicht tegen het stadscentrum stonden (ongeveer 3.5 kilometer) en dat hun bakstenen structuur niet opgewassen zou zijn tegen de impact van de moderne munitie. Daarom werden in de jaren 1870 en 1880 een aantal nieuwe forten gebouwd (onder meer in Walem, Lier en Schoten). In 1906 besliste de regering nog een extra verdedigingslinie in te richten op de Rupel-Netelijn. Het plan behelsde onder meer de bouw van een ‘tweede’ fortengordel rond Antwerpen, met in totaal 11 nieuwe forten (waaronder Breendonk, Liezele en Bornem) en daartussen 12 kleinere ‘schansen’ (ook wel ‘redoutes’ genoemd, waaronder Puurs en Letterheide). Daarmee zouden er in totaal op de rechteroever van de Schelde 16 forten en 10 schansen komen en op de linkeroever 5 forten en 2 schansen.
* Meer informatie in: Marc Van Riet, Klein Brabant in oorlog. De forten Breendonk, Liezele en Bornem in 1914, Fort Liezele VZW, 2004, en Bart Legroux, Fort Breendonk. Bouw en Militair concept 1906 – 1914, Fort Liezele VZW, 2006.
Het Fort van Breendonk werd in het begin van de 20ste eeuw gebouwd als een onderdeel van de tweede fortengordel rond het ‘nationaal reduit (‘de vesting’ of ‘stelling’) Antwerpen’: dat was de hoeksteen van de verdediging van het Belgische grondgebied. Achter die Antwerpse versterkingslinie zou het leger zich terugtrekken indien oorlogsomstandigheden dat vereisten. De wet op het ‘nationaal reduit’ werd gestemd in 1859 en nog datzelfde jaar werd begonnen met de bouw van 8 forten in een 18 km lange gordel rond Antwerpen, van Wijnegem tot Hoboken. Ze werden Brialmontforten genoemd, naar Henri Alexis Brialmont (1821-1903), de militaire architect en geestelijke vader van het project.
Tijdens de Frans-Duitse oorlog van 1870 bleek dat het bereik van de artillerie (tot 7 kilometer) en de vuurkracht van de kanonnen zulke vorderingen hadden gemaakt dat de forten rond Antwerpen te dicht tegen het stadscentrum stonden (ongeveer 3.5 kilometer) en dat hun bakstenen structuur niet opgewassen zou zijn tegen de impact van de moderne munitie. Daarom werden in de jaren 1870 en 1880 een aantal nieuwe forten gebouwd (onder meer in Walem, Lier en Schoten). In 1906 besliste de regering nog een extra verdedigingslinie in te richten op de Rupel-Netelijn. Het plan behelsde onder meer de bouw van een ‘tweede’ fortengordel rond Antwerpen, met in totaal 11 nieuwe forten (waaronder Breendonk, Liezele en Bornem) en daartussen 12 kleinere ‘schansen’ (ook wel ‘redoutes’ genoemd, waaronder Puurs en Letterheide). Daarmee zouden er in totaal op de rechteroever van de Schelde 16 forten en 10 schansen komen en op de linkeroever 5 forten en 2 schansen.
* Meer informatie in: Marc Van Riet, Klein Brabant in oorlog. De forten Breendonk, Liezele en Bornem in 1914, Fort Liezele VZW, 2004, en Bart Legroux, Fort Breendonk. Bouw en Militair concept 1906 – 1914, Fort Liezele VZW, 2006.
In juli 1906 begint
de genie met de opmetingen van het Fort van Breendonk en de voorbereidingen van
de onteigeningen: in totaal bijna 16 hectaren in het noordoosten van de
gemeente, nabij de grens met Willebroek en Ruisbroek. Het zijn vooral
landerijen op een terrein dat van oudsher Schalckland wordt genoemd. De
plaatselijke bevolking is niet onverdeeld gelukkig met de komst van het Fort.
Dat blijkt onder meer uit het feit dat de opmetingspaaltjes geregeld verdwijnen.
De militaire overheid doet daarover haar beklag bij de Breendonkse
burgemeester, graaf Robert de Buisseret. Die vraagt de bevolking op 5 augustus
middels een aanplakbiljet de werkzaamheden niet te belemmeren.
Zelf is de burgemeester blijkbaar wel in zijn nopjes met het Fort, want hij vraagt de minister van Oorlog zelfs om de naam te veranderen. Officieel zou het immers ‘Fort van Willebroek’ gaan heten, hoewel het wel degelijk op Breendonks grondgebied wordt gebouwd. Graaf de Buisseret haalt zijn slag thuis en op 16 januari 1907 keurt koning Leopold II de naamsverandering goed: het wordt ‘Fort van Breendonk’. De aanwezigheid van het Fort in zijn gemeente en in de onmiddellijke nabijheid van zijn kasteel Termeiren zal de graaf nochtans zuur opbreken: nauwelijks zeven jaar later, in de begindagen van de oorlog, worden het eeuwenoude kasteel én het mooie park van de familie de Buisseret door Belgische genietroepen met de grond gelijk gemaakt omdat ze in het schootsveld van het Fort staan. De kwalijke rol van het Fort in de Tweede Wereldoorlog zal de naam Breendonk later bovendien een bedenkelijke reputatie bezorgen over heel de wereld. En sinds de gemeentefusies van 1977 ligt het Fort van Breendonk uiteindelijk toch op Willebroeks grondgebied.
De familie de Buisseret moet ook heel wat grond afstaan voor de bouw van het Fort. Van de voorziene 16 hectare is bijna de helft (7 ha 72 a 4 ca) eigendom van de graaf. De familie bezit in totaal wel ruim 50 hectare grond in Breendonk, maar moet daar toch ongeveer 15% van verkopen.
Ook de andere onteigeningen in Breendonk zijn ondertussen van start gegaan. Er is onder meer protest van de gebroeders Franckx, eigenaars van de windmolen op de Rijweg (op de zuidwestelijke hoek met de Schaafstraat), die vrezen dat het Fort hun molen letterlijk uit de wind zal zetten. Bovendien ligt de molen op nauwelijks 100 meter van het Fort – ruim binnen de zone van 585 meter met militaire erfdienstbaarheden - zodat voor elke reparatie of verbouwing toelating moet worden gevraagd aan de militaire overheid. Maar het mag niet baten en in 1909 wordt begonnen met de bouw van het Fort. Het zal er wel niets mee te maken hebben, maar drie jaar later wordt de Rijwegmolen afgebroken, verkocht en in het Limburgse Lummen heropgebouwd.
Zelf is de burgemeester blijkbaar wel in zijn nopjes met het Fort, want hij vraagt de minister van Oorlog zelfs om de naam te veranderen. Officieel zou het immers ‘Fort van Willebroek’ gaan heten, hoewel het wel degelijk op Breendonks grondgebied wordt gebouwd. Graaf de Buisseret haalt zijn slag thuis en op 16 januari 1907 keurt koning Leopold II de naamsverandering goed: het wordt ‘Fort van Breendonk’. De aanwezigheid van het Fort in zijn gemeente en in de onmiddellijke nabijheid van zijn kasteel Termeiren zal de graaf nochtans zuur opbreken: nauwelijks zeven jaar later, in de begindagen van de oorlog, worden het eeuwenoude kasteel én het mooie park van de familie de Buisseret door Belgische genietroepen met de grond gelijk gemaakt omdat ze in het schootsveld van het Fort staan. De kwalijke rol van het Fort in de Tweede Wereldoorlog zal de naam Breendonk later bovendien een bedenkelijke reputatie bezorgen over heel de wereld. En sinds de gemeentefusies van 1977 ligt het Fort van Breendonk uiteindelijk toch op Willebroeks grondgebied.
De familie de Buisseret moet ook heel wat grond afstaan voor de bouw van het Fort. Van de voorziene 16 hectare is bijna de helft (7 ha 72 a 4 ca) eigendom van de graaf. De familie bezit in totaal wel ruim 50 hectare grond in Breendonk, maar moet daar toch ongeveer 15% van verkopen.
Ook de andere onteigeningen in Breendonk zijn ondertussen van start gegaan. Er is onder meer protest van de gebroeders Franckx, eigenaars van de windmolen op de Rijweg (op de zuidwestelijke hoek met de Schaafstraat), die vrezen dat het Fort hun molen letterlijk uit de wind zal zetten. Bovendien ligt de molen op nauwelijks 100 meter van het Fort – ruim binnen de zone van 585 meter met militaire erfdienstbaarheden - zodat voor elke reparatie of verbouwing toelating moet worden gevraagd aan de militaire overheid. Maar het mag niet baten en in 1909 wordt begonnen met de bouw van het Fort. Het zal er wel niets mee te maken hebben, maar drie jaar later wordt de Rijwegmolen afgebroken, verkocht en in het Limburgse Lummen heropgebouwd.
Hoewel de eigenlijke
bouwwerken pas in 1909 beginnen, worden er het jaar ervoor al graafwerken
uitgevoerd door de genie. In Breendonk is de vestinggracht in mei 1908 al
uitgegraven tot een diepte van drie meter. Het is blijkbaar een geliefde
zwemplaats voor de plaatselijke jeugd. Tot er een op 4 juni een tragisch
ongeluk gebeurt: die dag verdrinkt de achtjarige Karel De Clerq in de walgracht.
Daarop vaardigt de gemeente Breendonk een zwemverbod uit.
In maart 1909 wordt
het contract voor de bouw van de elf forten en twaalf schansen voor 13.478.000
frank toegewezen aan de Antwerpse firma Bolsée & Co. Het is een immense
opdracht. De oplevering van ruwbouw is voorzien voor eind 1912. En dan moet de
afwerking nog beginnen, onder meer het plaatsen van de enorme stalen geschutskoepels.
Ondertussen verschijnen donkere wolken aan de internationale politieke horizon.
Er hangt oorlog in de lucht. En de forten zijn nog lang niet klaar.
In de zomer van 1913 krijgt het Fort van Breendonk als eerste in de regio zijn koepels. Ze wegen tot 55 ton en het vervoer ervan is een helse karwei. Het Fort wordt ook gedeeltelijk bemand. Op 5 juli krijgt Breendonk het bezoek van het 3de Regiment Lanciers. Het gemeentebestuur vraagt de bevolking de militairen tijdens hun bivak zo goed mogelijk te onthalen. Eind juli en begin augustus houdt het Fort zijn eerste schietoefeningen. Het gemeentebestuur raadt de bevolking aan de ramen te openen om schade te voorkomen.
In de zomer van 1913 krijgt het Fort van Breendonk als eerste in de regio zijn koepels. Ze wegen tot 55 ton en het vervoer ervan is een helse karwei. Het Fort wordt ook gedeeltelijk bemand. Op 5 juli krijgt Breendonk het bezoek van het 3de Regiment Lanciers. Het gemeentebestuur vraagt de bevolking de militairen tijdens hun bivak zo goed mogelijk te onthalen. Eind juli en begin augustus houdt het Fort zijn eerste schietoefeningen. Het gemeentebestuur raadt de bevolking aan de ramen te openen om schade te voorkomen.
Maar in Liezele worden
de koepels pas eind 1913 geleverd. Ook in de andere forten en schansen is men
in het voorjaar van 1914 nog volop met de afwerking bezig. In mei wordt zelfs
nog een aanbesteding gehouden voor het inbetonneren van de koepels, waarvan men
ondertussen weet dat ze niet bestand zullen zijn tegen de zwaarste Duitse
obussen (30 en 42 cm).
De al ingekwartierde militairen zijn ondertussen al wel goed geïntegreerd. Zo vraagt de Breendonkse burgemeester de Buisseret aan commandant Weyns om een delegatie van zijn soldaten af te vaardigen voor de jaarlijkse processie van het Heilig Sacrament op 14 juni.
In juli volgt nog een aanbesteding voor de levering van elektrische drijfkrachtinstallaties voor de forten van Breendonk en Liezele. Het is duidelijk dat de forten nog niet helemaal op punt staan.
Maar wie had er toen ook echt verwacht dat de oorlog enkele weken later zou uitbreken…
(Ga verder)
De al ingekwartierde militairen zijn ondertussen al wel goed geïntegreerd. Zo vraagt de Breendonkse burgemeester de Buisseret aan commandant Weyns om een delegatie van zijn soldaten af te vaardigen voor de jaarlijkse processie van het Heilig Sacrament op 14 juni.
In juli volgt nog een aanbesteding voor de levering van elektrische drijfkrachtinstallaties voor de forten van Breendonk en Liezele. Het is duidelijk dat de forten nog niet helemaal op punt staan.
Maar wie had er toen ook echt verwacht dat de oorlog enkele weken later zou uitbreken…
(Ga verder)