Wegenbouw in de 19de en 20ste eeuw
Bij het begin van de 19de eeuw was
er in Breendonk nog geen enkele geplaveide weg. De volgende decennia zou dat
ook zo blijven. De eerste straat die werd ‘gekasseid’ en dus een ‘steenweg’
werd, was de provinciale baan van Mechelen naar Dendermonde. De werken duurden
van 1823 tot 1827. Tussen 1837 en 1841 volgde een tweede provinciale kasseiweg,
meer bepaald die van Brussel naar Puurs en verder naar Temse. Op het Breendonks
grondgebied (in 1836 was Breendonk zelfstandig geworden) liep die weg over de
vroegere Vissenholdreef (nu Provincielaan). In 1841 werd ook de baan van
Kalfort naar de Rijweg gekasseid. De drie eerste kassseiwegen lagen dus in de
periferie van het dorp, zodat de Breendonkenaars er weinig aan hadden.
In 1837 voorzag het budget van de prille nieuwe gemeente nauwelijks 50 frank voor het onderhoud der wegen ‘daer doorgaens alle de straeten dezer gemeente goed zijn’, zo heette het. Het totale budget van de gemeente voor dat jaar bedroeg 2814 frank.
Ook in 1838 was de Breendonkse gemeenteraad zoals we hierboven gezien hebben, van oordeel dat ‘de straeten zijn generaelijk in goeden staet (zijn) en wynige reparatieën zullen enige bruggen en goten moeten onderstaen, gevolgentlijk peyst men dat de som van 75 F zal vergenoegen.’ In 1839 zakt het voorziene budget voor wegenbouw zelfs tot 30 frank.
Wellicht moeten deze wel erg lage bedragen gezien worden in het licht van de precaire financiële positie van Breendonk in de eerste jaren van zijn onafhankelijkheid.
Ook in 1844 was nog altijd maar 50 frank voorzien in het budget: ‘Wat de straeten betreft: deze moeten niet dan de karresporen geslegt worden’. Zo eenvoudig was het onderhoud van de aarden wegen dus.
In 1837 voorzag het budget van de prille nieuwe gemeente nauwelijks 50 frank voor het onderhoud der wegen ‘daer doorgaens alle de straeten dezer gemeente goed zijn’, zo heette het. Het totale budget van de gemeente voor dat jaar bedroeg 2814 frank.
Ook in 1838 was de Breendonkse gemeenteraad zoals we hierboven gezien hebben, van oordeel dat ‘de straeten zijn generaelijk in goeden staet (zijn) en wynige reparatieën zullen enige bruggen en goten moeten onderstaen, gevolgentlijk peyst men dat de som van 75 F zal vergenoegen.’ In 1839 zakt het voorziene budget voor wegenbouw zelfs tot 30 frank.
Wellicht moeten deze wel erg lage bedragen gezien worden in het licht van de precaire financiële positie van Breendonk in de eerste jaren van zijn onafhankelijkheid.
Ook in 1844 was nog altijd maar 50 frank voorzien in het budget: ‘Wat de straeten betreft: deze moeten niet dan de karresporen geslegt worden’. Zo eenvoudig was het onderhoud van de aarden wegen dus.
Toch werd later dat jaar besloten om een eerste
echt Breendonkse kasseiweg aan te leggen: op 26 oktober 1844 beslist de
gemeenteraad om van de Schaafstraat
een steenweg te maken over een lengte van 2200 meter, lopende van de Rijweg tot
aan de kerk. Als reden wordt aangegeven: het economische belang van een goede
verbinding met Willebroek, waar de Breendonkenaars zowel dingen gaan kopen als
verkopen. Omdat de gemeente deze investering niet kan doen met de beschikbare
financiële middelen, wordt beslist voor een periode van 10 jaar opcentiemen te
heffen op de gewone belastingen. Het duurt nog enkele jaren vooraleer er echt
schot komt in de zaak. In 1848 (27.6) wordt een definitief besluit genomen om
te werken uit te voeren, mede om werk te verschaffen aan de behoeftigen (het is
volop crisis in die tijd). Voor het maken van de bedding worden de kosten
geraamd op 1000 frank en voor het kasseien zelf op13.250 frank. In 1849 (8.6)
worden de werken toegewezen aan aannemer Baggerman uit Willebroek. De werken
zijn afgerond in 1850, maar later dat jaar (13.9) wordt beslist om de steenweg
nog wat verder door te trekken en ook het stuk van de kerk tot aan de school
annex gemeentehuis te kasseien. Uiteindelijk bedroeg de totale prijs 11.250
frank, waarvan Willebroek om economische redenen 1000 frank zou hebben
bijgedragen.
Twee andere belangrijke straten waren de Breendonkstraat en de Groenstraat. Al van in de jaren 1860 was er sprake van om beide wegen te kasseien, maar het zou nog 10 jaar langer duren voor de werken klaar waren.
De Breendonkstraat was zoals hierboven gezegd (Het Breendonkse Stratenplan in 1805, nr. 3.) een grensstraat tussen Willebroek, Tisselt en Puurs (later Breendonk). Dat maakte het natuurlijk complex om tot een overeenkomst te komen om er werken uit te voeren. Volgens de ‘Rangschikking der wegen van de Gemeynte Willebroeck' in 1821 behoorde de Breendonkstraat (toen nog een aarden weg dus) tot de straten van de tweede klasse, die normaal 6 ellen (4.2 meter) breed moesten zijn.[1] In 1863 wordt op voorstel van Willebroek besloten tot het kasseien van de straat. De inbreng van Breendonk werd op 4550 frank geraamd en werd verantwoord door de gemeenteraad van 6.10.1863 ‘omwille van het totstandbrengen van de zeer belangrijke verbinding met Willebroek en Londerzeel’. Maar er kwam blijkbaar geen schot in de zaak en in 1868 (2.6) was er al sprake van een kostprijs van 9520 frank voor Breendonk. Datzelfde jaar was er een tussenkomst van burgemeester Graaf de Buisseret in de provincieraad over de Breendonkstraat.[2] Maar het jaar daarop (25.7.1869) besliste de Breendonkse gemeenteraad voorrang te geven aan de kasseiing van de Groenstraat (zie verder). Op 20 februari 1870 kreeg aannemer Baggerman uit Willebroek van de Willebroekse gemeenteraad een eerste betaling van 8351 frank ‘voor het leggen van een steenweg in de Breendonckstraat’ Op 31 juli 1871 werd Breendonk door de Willebroekse gemeenteraad aangepord om zijn verplichtingen in verband met de Steenweg van Willebroek naar Londerzeel te voldoen.
Maar in Breendonk waren ze ondertussen volop bezig met de aanleg van de Groenstraat. In 1861 (17.9) was er een voorstel tot ‘opzaveling en ophoging’ dat als volgt werd gemotiveerd: ‘Gezien dat de zogenaemde Groenstraet, te tijde des winters en bij natte seizoenen overstroomt en overvloeit, welke deselfde ondoorreidelijk maekt en door de moerassige uitwaesemingen de openbaere gesondheyd benadeeligt.[3] Gezien dat gezegde straet directe communicaetie naer het canton Puers en op den steenweg van Mechelen naer Dendermonde geleidt, de voornaemste van onze gemeente is en daerenboven de communicatie langs het dorp op de statie van de IJzeren weg te Londerzeel en den steenweg van Tisselt naer Ramsdonck (Beekstraat) en Brussel vervoegt, tot voordeel van den landbouw en nijverheid dient te worden opgezaveld en opgehoogd.’ De kosten werden op 990 frank geraamd. In 1865 (8.8) is er een petitie van de inwoners van de Groenstraat tot kasseiïng van de straat: ‘Overwegende dat de gezegde Groenstraet leidende naer de Provinciale baen van Mechelen naer Dendermonde, welke zij aen het gehucht De Hand, limiet Puers verbindt, aengezien langs daer alle de koopwaer raekende den vlashandel in onze gemeente moet worden ingevoerd en dat deze baen eene directe communicatie van het dorp Breendonck naer Sint Amands, Bornhem en der naestgelegene gemeenten daerstelt en de nijverheid en koophandel zal verdubbelen’. In 1867 (31.3) wordt beslist de kasseingswerken in de Groenstraat te laten uitvoeren over een lengte van 2066 meter en een breedte van 2.5 meter. De duur en de kosten worden respectievelijk geraamd op 2 jaar en 25.054 frank. In 1869 (25.7) werd beslist voorrang te geven aan Groenstraat, boven de Breendonkstraat. In 1870 (3.5) beslist de gemeenteraad om ‘dat de ontworpen steenweg van de Groenstraat in de Beenhouwerstraat geleid wordt’. Ook die krijgt dus een kasseistrook van 2.5 meter. Op 10.8.1872 worden de werken voor 25.500 frank toegewezen aan aannemer Baggerman uit Willebroek.
[1] Karel De Decker, Geschiedenis van de Willebroekse straatnamen, 1989, p. 18
[2] Idem
[3] Het aloude probleem was ook in 1867 dus nog niet opgelost (zie ‘Aen de waeters subject’ hierboven)
Twee andere belangrijke straten waren de Breendonkstraat en de Groenstraat. Al van in de jaren 1860 was er sprake van om beide wegen te kasseien, maar het zou nog 10 jaar langer duren voor de werken klaar waren.
De Breendonkstraat was zoals hierboven gezegd (Het Breendonkse Stratenplan in 1805, nr. 3.) een grensstraat tussen Willebroek, Tisselt en Puurs (later Breendonk). Dat maakte het natuurlijk complex om tot een overeenkomst te komen om er werken uit te voeren. Volgens de ‘Rangschikking der wegen van de Gemeynte Willebroeck' in 1821 behoorde de Breendonkstraat (toen nog een aarden weg dus) tot de straten van de tweede klasse, die normaal 6 ellen (4.2 meter) breed moesten zijn.[1] In 1863 wordt op voorstel van Willebroek besloten tot het kasseien van de straat. De inbreng van Breendonk werd op 4550 frank geraamd en werd verantwoord door de gemeenteraad van 6.10.1863 ‘omwille van het totstandbrengen van de zeer belangrijke verbinding met Willebroek en Londerzeel’. Maar er kwam blijkbaar geen schot in de zaak en in 1868 (2.6) was er al sprake van een kostprijs van 9520 frank voor Breendonk. Datzelfde jaar was er een tussenkomst van burgemeester Graaf de Buisseret in de provincieraad over de Breendonkstraat.[2] Maar het jaar daarop (25.7.1869) besliste de Breendonkse gemeenteraad voorrang te geven aan de kasseiing van de Groenstraat (zie verder). Op 20 februari 1870 kreeg aannemer Baggerman uit Willebroek van de Willebroekse gemeenteraad een eerste betaling van 8351 frank ‘voor het leggen van een steenweg in de Breendonckstraat’ Op 31 juli 1871 werd Breendonk door de Willebroekse gemeenteraad aangepord om zijn verplichtingen in verband met de Steenweg van Willebroek naar Londerzeel te voldoen.
Maar in Breendonk waren ze ondertussen volop bezig met de aanleg van de Groenstraat. In 1861 (17.9) was er een voorstel tot ‘opzaveling en ophoging’ dat als volgt werd gemotiveerd: ‘Gezien dat de zogenaemde Groenstraet, te tijde des winters en bij natte seizoenen overstroomt en overvloeit, welke deselfde ondoorreidelijk maekt en door de moerassige uitwaesemingen de openbaere gesondheyd benadeeligt.[3] Gezien dat gezegde straet directe communicaetie naer het canton Puers en op den steenweg van Mechelen naer Dendermonde geleidt, de voornaemste van onze gemeente is en daerenboven de communicatie langs het dorp op de statie van de IJzeren weg te Londerzeel en den steenweg van Tisselt naer Ramsdonck (Beekstraat) en Brussel vervoegt, tot voordeel van den landbouw en nijverheid dient te worden opgezaveld en opgehoogd.’ De kosten werden op 990 frank geraamd. In 1865 (8.8) is er een petitie van de inwoners van de Groenstraat tot kasseiïng van de straat: ‘Overwegende dat de gezegde Groenstraet leidende naer de Provinciale baen van Mechelen naer Dendermonde, welke zij aen het gehucht De Hand, limiet Puers verbindt, aengezien langs daer alle de koopwaer raekende den vlashandel in onze gemeente moet worden ingevoerd en dat deze baen eene directe communicatie van het dorp Breendonck naer Sint Amands, Bornhem en der naestgelegene gemeenten daerstelt en de nijverheid en koophandel zal verdubbelen’. In 1867 (31.3) wordt beslist de kasseingswerken in de Groenstraat te laten uitvoeren over een lengte van 2066 meter en een breedte van 2.5 meter. De duur en de kosten worden respectievelijk geraamd op 2 jaar en 25.054 frank. In 1869 (25.7) werd beslist voorrang te geven aan Groenstraat, boven de Breendonkstraat. In 1870 (3.5) beslist de gemeenteraad om ‘dat de ontworpen steenweg van de Groenstraat in de Beenhouwerstraat geleid wordt’. Ook die krijgt dus een kasseistrook van 2.5 meter. Op 10.8.1872 worden de werken voor 25.500 frank toegewezen aan aannemer Baggerman uit Willebroek.
[1] Karel De Decker, Geschiedenis van de Willebroekse straatnamen, 1989, p. 18
[2] Idem
[3] Het aloude probleem was ook in 1867 dus nog niet opgelost (zie ‘Aen de waeters subject’ hierboven)
Hier klikken om te bewerken.
In 1903 meldt meester Jan Frans De Wachter in
een historische schets over de gemeente voor het aartsbisdom dat er rond 1890
nog ‘verscheidene slechte straten der
gemeente ter verbetering (bleven): één zandstraat (Veurtstraat) en drie
slijkstraten (Moorstraat, Pullaer, Wachtingstraat).
Maar de crisisjaren ‘1890 zorgden er wel voor dat de hogere overheid nogal wat subsidies ter beschikking stelde van de gemeenten om door wegenwerken de werkloosheid te bestrijden.
In 1891 (20.11) werd overwogen om de Veurt, die volgens het gemeenteraadsverslag niet berijdbaar was voor voertuigen (!), te kasseien. In 1893 werden de werken voor 33.940 frank toegewezen aan - alweer - de firma Baggerman uit Willebroek.
Maar de crisisjaren ‘1890 zorgden er wel voor dat de hogere overheid nogal wat subsidies ter beschikking stelde van de gemeenten om door wegenwerken de werkloosheid te bestrijden.
In 1891 (20.11) werd overwogen om de Veurt, die volgens het gemeenteraadsverslag niet berijdbaar was voor voertuigen (!), te kasseien. In 1893 werden de werken voor 33.940 frank toegewezen aan - alweer - de firma Baggerman uit Willebroek.
Na jarenlang gekissebis met buurgemeente
Ruisbroek, werd in 1899 werk gemaakt van het kasseien van Pullaar. De werken werden uitgevoerd door Lanens uit Lier voor
25.535 frank, waarvan Breendonk 4000 frank te zijner laste nam.
In 1901 werd de Wachtingstraat gekasseid en datzelfde jaar kreeg de Moorstraat een macadamverharding (meervoudige steenslaglagen). Het resultaat was niet echt een succes. In 1946 schrijft meester Ben Verlinden in een schoolopdracht (die later wordt overgenomen in Brede Dunc van Staf Vivijs): ‘De slijkste straat die op de hele gemeente lag en nog ligt, is de Moorstraat. Dat duurde tot in de jaren ’70 van vorige eeuw, toen de smalle, bochtige en slechte straat grondig werd aangepakt.
Begin 20ste eeuw bleven er nog een aantal onverharde wegen over. De huidige Molenheide werd in 1910 (21.5) aanbesteed voor 13.909 frank. Voor het eerst mocht een Breendonkenaar de werken uitvoeren: kasseilegger Louis Van de Ven. Die mocht in 1921 ook de Moor-, Wachting- en Moorheidestraat (huidige Jan Hammeneckerstraat) verbeteren. Die laatste bleef evenwel een landweg tot in de jaren ’50, bedekt met ‘schramoelen’ of asse van de Willebroekse cokesfabriek. In 1932 (10.11) werd de rooilijn bepaald en de breedte van de straat (10 meter). In 1937 kreeg ze haar nieuwe naam (Jan Hammeneckerstraat), maar pas in 1955 werd ze van betonklinkers voorzien, in de aanloop naar de aanleg van de sociale woonwijk Vredelaan (1960).
In 1901 werd de Wachtingstraat gekasseid en datzelfde jaar kreeg de Moorstraat een macadamverharding (meervoudige steenslaglagen). Het resultaat was niet echt een succes. In 1946 schrijft meester Ben Verlinden in een schoolopdracht (die later wordt overgenomen in Brede Dunc van Staf Vivijs): ‘De slijkste straat die op de hele gemeente lag en nog ligt, is de Moorstraat. Dat duurde tot in de jaren ’70 van vorige eeuw, toen de smalle, bochtige en slechte straat grondig werd aangepakt.
Begin 20ste eeuw bleven er nog een aantal onverharde wegen over. De huidige Molenheide werd in 1910 (21.5) aanbesteed voor 13.909 frank. Voor het eerst mocht een Breendonkenaar de werken uitvoeren: kasseilegger Louis Van de Ven. Die mocht in 1921 ook de Moor-, Wachting- en Moorheidestraat (huidige Jan Hammeneckerstraat) verbeteren. Die laatste bleef evenwel een landweg tot in de jaren ’50, bedekt met ‘schramoelen’ of asse van de Willebroekse cokesfabriek. In 1932 (10.11) werd de rooilijn bepaald en de breedte van de straat (10 meter). In 1937 kreeg ze haar nieuwe naam (Jan Hammeneckerstraat), maar pas in 1955 werd ze van betonklinkers voorzien, in de aanloop naar de aanleg van de sociale woonwijk Vredelaan (1960).
In 1913 besloot de gemeenteraad iets te doen
aan de slechte kwaliteit van de Smoutmolenstraat
(de huidige Sint-Jozefstraat), die tenslotte in een verbinding voorzag met een
buurgemeente. Er werd beslist dat kiezel onvoldoende was als wegbedekking en
dat het een kasseiweg moest worden. De oorlog stak daar een stokje voor en
uiteindelijk werd er pas in de jaren ’20 en ’30 werk van gemaakt. In 1964 kreeg
de straat samen met de Hoge Dreef een betonnen wegdek en een fietspad. En bij
de inhuldiging kreeg ze meteen ook haar nieuwe naam: Sint-Jozefstraat.
In de crisisjaren ’30 werd veel geïnvesteerd in de herstelling van het wegennet: de Groenstraat en de Beenhouwerstraat kregen een betonlaag. Met de oude kasseien werden verbeteringswerken uitgevoerd aan de Hoge Dreef en de Zavelstraat. Ook de Breendonkstraat kreeg een nieuw wegdek in beton. De Schaafstraat werd in 1935 heraangelegd in betonkeien en in 1936 werd de grote bocht aan het begin van de straat afgesneden met de Cyriel Verschaevestraat (zie foto hieronder). In die tijd werd ook de Rijksweg 1 bis afgewerkt (de huidige A12). Om de verbinding daarmee te verbeteren, kregen in 1937 twee straten niet alleen een nieuw wegdek, maar ook een nieuwe naam. De aloude Kapelleweg werd de met beton bedekte Graaf de Buisseretlaan (zie hoger: Het Breendonkse wegennet in 1976, nr 8) en er kwam een nieuwe korte kasseistraat, die de naam Caroline Sherman Storystraat kreeg (zie hoger: Het Breendonkse wegennet in 1976, nr 32)
In de crisisjaren ’30 werd veel geïnvesteerd in de herstelling van het wegennet: de Groenstraat en de Beenhouwerstraat kregen een betonlaag. Met de oude kasseien werden verbeteringswerken uitgevoerd aan de Hoge Dreef en de Zavelstraat. Ook de Breendonkstraat kreeg een nieuw wegdek in beton. De Schaafstraat werd in 1935 heraangelegd in betonkeien en in 1936 werd de grote bocht aan het begin van de straat afgesneden met de Cyriel Verschaevestraat (zie foto hieronder). In die tijd werd ook de Rijksweg 1 bis afgewerkt (de huidige A12). Om de verbinding daarmee te verbeteren, kregen in 1937 twee straten niet alleen een nieuw wegdek, maar ook een nieuwe naam. De aloude Kapelleweg werd de met beton bedekte Graaf de Buisseretlaan (zie hoger: Het Breendonkse wegennet in 1976, nr 8) en er kwam een nieuwe korte kasseistraat, die de naam Caroline Sherman Storystraat kreeg (zie hoger: Het Breendonkse wegennet in 1976, nr 32)
Ook het begin van de Peeterstraat was zo’n verbindingsweg met de huidige A12, maar de situatie van die grensstraat was erg complex. Als gevolg van een bizarre regeling was Tisselt verantwoordelijk voor het onderhoud van de weg ten westen van de A12 en Breendonk voor het deel van de weg aan de oostelijke overkant van de A12. Beide gemeenten moesten dus instaan voor het stuk van de straat waar zij het minste belang bij hadden. Het gevolg laat zich raden. In 1950 schrijft het regionale weekblad Ons Klein-Brabant: ‘Wij menen dat geen enkele steenweg uit onze streek de vergelijking met deze 200 meter lange weg kan doorstaan, welke als uit een vergeten tijdvak zijn putten en bulten toont’. Het artikel leidt tot een heuse polemiek in het blad waarbij ook de gemeentebesturen van Breendonk en Tisselt zich niet ongemoeid laten en de schuld – wie zal het verbazen – bij de andere partij leggen.
Maar uiteindelijk kreeg ook de Peeterstraat een kasseilaag en zo waren tegen het midden van de jaren ’50 van de vorige eeuw zowat alle wegen in Breendonk eindelijk geplaveid. De volgende decennia kregen ze geregeld een opknapbeurt. De kasseiwegen maakten plaats voor beton en de betonwegen voor asfalt.
De laatste grote upgrade dateert van 2003. Toen werden in zowat alle centrumstraten de riolen vernieuwd en meteen ook het wegdek en het straatbeeld erboven. En daarmee waren de Breendonkse straten klaar voor de 21ste eeuw.
Maar uiteindelijk kreeg ook de Peeterstraat een kasseilaag en zo waren tegen het midden van de jaren ’50 van de vorige eeuw zowat alle wegen in Breendonk eindelijk geplaveid. De volgende decennia kregen ze geregeld een opknapbeurt. De kasseiwegen maakten plaats voor beton en de betonwegen voor asfalt.
De laatste grote upgrade dateert van 2003. Toen werden in zowat alle centrumstraten de riolen vernieuwd en meteen ook het wegdek en het straatbeeld erboven. En daarmee waren de Breendonkse straten klaar voor de 21ste eeuw.