Het nieuwe Keukenhof
Naast het omwalde hoofdcomplex
bevatte het Hof ter Keuckene ook nog een tweede pachthoeve, aan de (Breendonkse)
overkant van de Veurtstraat (nu Peeterstraat). Ze werd in 2008 afgebroken. De
laatste decennia van de 20ste eeuw was er een herberg in gevestigd die effectief
‘Keukenhof’ heette. Op de Ferraris-Kaart (1776) heeft de hoeve
geen naam, maar op die van Gigault (1804) heet ze ‘Ferme dite Keukenhof’ en in de Popp-atlas (1865) is sprake van ‘Keutenhoef’ (sic), terwijl de ‘oorspronkelijke’
Keukenhoeve op beide laatste kaarten respectievelijk ‘Château de l’Espagnol’ en ‘Spaensch
kasteel’ wordt genoemd.
Het precieze verband tussen beide
hofsteden kwam pas aan het licht tijdens het onderzoek naar de geschiedenis van
het Hof ter Keuckene, meer bepaald bij de ontdekking van de erfdeling van de
familie De Santander in 1767. Toen werd duidelijk dat beide pachthoeves ooit deel
uitmaakten van hetzelfde landgoed, waarbij een onderscheid werd gemaakt tussen
enerzijds ‘le château ou maison de
plaisance avec la petite cense enclos, entourré des eaux et fosses nommée la
Keukenhoeve’ (‘Spaans Kasteel’ en kleine pachthoeve) en anderzijds ‘la grande cense (…) nommée aussi la
Keukenhoeve (de tweede, ‘grote’ pachthoeve).
Wanneer het tweede pachthof werd gebouwd en door wie, is niet bekend. In de beschrijvingen van de Keukenhoeve in de 16de en 17de eeuw is nergens sprake van een tweede pachthoeve. Op ‘Kaart 1649’ staat de hoeve wel afgebeeld, maar op zo’n slordige manier dat het duidelijk is dat ze er later is bijgetekend. In de legende van de kaart wordt de tweede pachthoeve trouwens niet vermeld. De afbeelding toont een bouwstructuur met drie vleugels : waarschijnlijk woonhuis, schuur en stallen.
Wanneer het tweede pachthof werd gebouwd en door wie, is niet bekend. In de beschrijvingen van de Keukenhoeve in de 16de en 17de eeuw is nergens sprake van een tweede pachthoeve. Op ‘Kaart 1649’ staat de hoeve wel afgebeeld, maar op zo’n slordige manier dat het duidelijk is dat ze er later is bijgetekend. In de legende van de kaart wordt de tweede pachthoeve trouwens niet vermeld. De afbeelding toont een bouwstructuur met drie vleugels : waarschijnlijk woonhuis, schuur en stallen.
Ook in de aankoopakte van 1649 (door
Philippe de San Juan van Daniël Leijniers en Johanna Van den Broeck) is geen sprake
van de tweede pachthoeve. De locatie waar ze (later) werd gebouwd, heet er net
als op Kaart 1649 gewoon ‘Heyvelt’, zonder enige verwijzing naar een hoeve. Er
is wel een indicatie dat de hoeve mogelijk door Don Philippe werd gebouwd. In
de nasleep van het juridisch geschil over het erfrecht op het Hof ter Keuckene
na de dood van Philippe velde de Puurse schepenbank op 15 november 1680 een vonnis van
‘interdictie ten behoeffne van vrouwe
Catharina Soete, weduwe van Joncker de San Juan, tot laste van Sr. Symon de
Santander tot eynde van nulliteyt van het verbod gedaen tegen haer door de
voorschreven Symon de Santander. Ze zal van het moederlycke goed bij haer
overleden man haer nagelaeten genieten van de proprieteyt ende de tocht van het
pachthof geheten ‘De Keuckenhoeve’ opgebouwt
zynde door haere overleden man den welcke oock de dreng ende andere boomen
en plantsoene daer omtrent heeft geplant’. [1]
Volgens het vonnis had Philippe de San Juan het gebouw waarvan sprake dus zelf gebouwd. Aangezien het absoluut zeker is dat hij de hoofdgebouwen niet heeft opgetrokken - die zijn zoals we gezien hebben veel ouder - kunnen we daaruit misschien afleiden dat hier effectief wordt verwezen naar de tweede pachthoeve. Ook de vermelding van de ‘dreng’ lijkt dat te bevestigen : ondanks de wat vreemde zinsconstructie gaat het hier om de ‘drenkplaats’ of vijver die bij de hofstede hoorde (zie verder). De tweede pachthoeve zou dan ergens tussen 1649 en 1679 (Philippes overlijden) zijn gebouwd.
Bij de erfdeling van mei 1767 werd van de ‘grote pachthoeve’ gezegd dat ze de helft van de weg of dreef (‘chemin ou allée’) bevatte. Het gaat hier om de Veurtweg (nu Peeterstraat). De andere helft van de weg behoorde bij het Spaans Kasteel. Oorspronkelijk was dit deel van de huidige Peeterstraat dus volledig privédomein. Daarnaast hoorde bij de pachthoeve ook nog een ‘dreef in het noordoosten’ (het Keukenhofpad naar de toenmalige Paelinckstraet, nu Veurtstraat richting Londerzeel). De hoeve zelf was 3 dagwand en 41 roeden groot, lag op het Heyvelt en paalde aan de Haeghe (Z), de rest van het Heyvelt (W), de Keukenheide (N) en het Bergveldeken (O). Er hoorden 18 percelen grond bij : in totaal 21 bunder. De waarde werd geschat op 18.277 gulden. Dat was meer dan het ‘Spaans Kasteel en de kleine pachthoeve’, die met 18 bunder grond slechts op 15.611 gulden werden geschat. [2]
Naast het pachthof betrof het volgende gronden (zie ‘Kaart 1649’):
1. Het tweede deel van het Heyveld
2. Het Tweede Heyveld
3. De Haeghe
4. Bergveldeken
5. Eerste deel van de Grooten Aert
6. Middelste deel van de Grooten Aert
7. Achterste deel van de Grooten Aert
8. Grooten Bruel
9. Middelsten Bruel
10. Achtersten Bruel
11. Distelvelden
12. Pramieters Bosch
13. Scheirboschken
14. Kleijn Setsel
15. Groot Setsel
16. Schoutheeren Boschken
17. Sleutelbosch
18. Schaepsdreve
Over de huurders van de ‘tweede pachthoeve’ in de 17de eeuw is niets bekend. In het eerder al vermelde pachtboek van Francisco de Santander (1725-1738) zien we dat het ‘Castillo la Keuckenhoeve’ (het Spaans Kasteel) in 1725 werd gepacht door Cornelis Kerremans en de ‘censo la Keuckenhoeve’ (de tweede pachthoeve) door Margriet Peeters en haar schoonzoon Jan Marivoet.[3] Vermoedelijk huurde Margriet Peeters de tweede pachthoeve al minstens sinds 1719, want uit andere bronnen weten we dat Cornelis Kerremans dat jaar al pachter was van het Spaans Kasteel, terwijl het in de decennia daarvoor door Margriet Peeters en haar opeenvolgende echtgenoten (eerst Karel Van der Wilt en later Jan De Wachter) werd gepacht.
Jan Marivoet trouwde op 11 februari 1720 met Catharina Van der Wilt (geboren op 13 juli 1690), de jongste dochter van Margriet Peeters en Karel Van der Wilt. Het koppel kreeg drie kinderen : Johanna (7 november 1720) en de tweeling Franciscus Josephus en Maria Judoca (21 maart 1722). Franciscus werd genoemd naar zijn doopgetuige Francisco de Santander, de beheerder van de hoeve.
Op 10 maart 1726 overleed Margriet Peeters op 84-jarige leeftijd. Haar dochter en schoonzoon bleven de tweede pachthoeve verder uitbaten tot in 1733. Dat jaar moest Jan Marivoet al dan niet vrijwillig overgaan tot een openbare verkoop van de gewassen op een aantal landerijen die hij in gebruik had op de ‘Keukenhoeve’. Het ging om negen bunder akkerland bezaaid met ‘hertgranen’ (tarwe, haver en vooral koren) en vijf dagwand vlas. De verkoop werd georganiseerd door notaris Jan De Cock en bracht 584 gulden op, waarvan er 500 meteen aan Francisco de Santander werden uitbetaald. Vermoedelijk ging het dus toch om een min of meer gedwongen verkoop om pacht(achterstallen) te betalen.[4]
Het jaar daarop werd de pacht overgenomen door Peter Hermans en zijn vrouw Elisabeth Van de Velde. Peter werd op 17 augustus 1691 in Puurs gedoopt als zoon van Adriaan Hermans en Joanna Van Hoorick. Hij trouwde op 1 juli 1733 met Elisabeth Van de Velde. Vermoedelijk is het koppel dus kort na hun huwelijk in het pachthof komen wonen. Bij de fiscale telling van 1747 werd Peter Hermans net vóór zijn buurman Kerremans ‘ingecohierd’ met ‘zijn vrouw, een halve ‘ploege’ grond (een aanduiding van de oppervlakte), een meysse, twee peerden, vier koeyen, een kalf, twee verckens en twee haersteden.’ [5] En net als Frans Kerremans was ook Peter Hermans Heilige Geestmeester in Puurs, meer bepaald van 1749 tot 1752. Peter en Elisabeth kregen twee kinderen (Maria Anna en Andreas), die allebei jong stierven. Zelf overleed Peter Hermans op 24 maart 1766, (‘in het Keukenhof’).
Een jaar later, bij de erfdeling van de familie de Santander in 1767, werd de tweede pachthoeve helemaal ontmanteld. Een deel van de gronden kwam in het bezit van Doña Maria Antoinette de Santander en haar echtgenoot Joachim Gomez Rio. Zij verkochten ze aan Frans Kerremans, de pachter van de ‘kleine pachthoeve’ en het ‘kasteel’ .
De ‘grote pachthoeve’ met het Tweede deel van het Heyveld, het Tweede Heyveld, de Haeghe, Bergveldeken, Scheirbosch en Distelveld (samen 7 bunder) – ging naar Doña Françoise Bonaventura de Santander en haar man François Xavier de la Peña. Enkele maanden later, in augustus 1767 verkochten zij de hoeve met de helft van de grond (ongeveer 3.5 bunder) voor 5623 gulden aan Jan-Baptiste Verhulst uit Willebroek.[6] Ze werd in de akte omschreven als ‘een groot steenen pachthof, genaempt de Keuckenhoeve, met den hoff, twee schueren, nieuwe steene stallingen, bogaerdeken ende sijne andere appendentiën en dependentiën’. Naast de hoeve kocht Verhulst ook nog het Heyvelt (361 roeden) en een ‘dreefken achter het pachthof met de boomen daerop staende, paelend aan de voorschreven twee parchelen, de baen gaende naar de Voorte en de waterloop’ Tussen de hoeve en het Heyvelt lag inderdaad een brede gracht of vijver (zie afbeelding 41). Verder ook nog De Haeghe en het Tweede Heyvelt’ (op Kaart 1649 ‘Het stuck daer de Schuere op staet’ genoemd). Samen goed voor ruim 4 hectare.
[1] Interdictie ten behoeffne van vrouwe Catharina Soete, weduwe van Jonker de San Juan tot laste van Sr. Santander de San Juan, 15.11.1680, RA Antwerpen, OGA Puurs, Schepenregister Puurs, Inv. 2. F° 183R (Bewerking C. Verstrepen, Schepenbrieven Puurs, Jaarboek van de Vereniging van Heemkunde in Klein-Brabant, 2011, nr .73)
[2] Verdeling erfgoederen van wijlen Simon de Santander de Oude, 7.5.1767, notaris Franciscus Van Meerbeeck, Brussel, RA Anderlecht, Notariaat generaal van Brabant, inv. 8464
[3] Pachtboek Francisco de Santander 1725 – 1738, f° 33, familiearchief Reginald de la Serna, Floreffe.
[4] Openbare verkoop gewassen op de velden door Jan Marivoet in gebruik op de Keukenhoeve, 13 juli 1733, notaris Jan De Cock, Willebroek, RAA, Notariaaat, inv. 4091, f° 35 e.v.
[5] Apers, Chris, Volkstelling te Puurs en Oppuurs, 1702 en 1747, RA Anderlecht, bewerking 2003.
[6] Verkoop Keukenhoeve (tweede pachthoeve) aan Jan Baptiste Verhulst, 21.7 en 1.8 1767, notaris Alexander De Mol, Willebroek, geregistreerd voor de Puurse schepenbank op 7.9.1767, RA Antwerpen, OGA Puurs, inv. 36, f° 65 e.v.
Volgens het vonnis had Philippe de San Juan het gebouw waarvan sprake dus zelf gebouwd. Aangezien het absoluut zeker is dat hij de hoofdgebouwen niet heeft opgetrokken - die zijn zoals we gezien hebben veel ouder - kunnen we daaruit misschien afleiden dat hier effectief wordt verwezen naar de tweede pachthoeve. Ook de vermelding van de ‘dreng’ lijkt dat te bevestigen : ondanks de wat vreemde zinsconstructie gaat het hier om de ‘drenkplaats’ of vijver die bij de hofstede hoorde (zie verder). De tweede pachthoeve zou dan ergens tussen 1649 en 1679 (Philippes overlijden) zijn gebouwd.
Bij de erfdeling van mei 1767 werd van de ‘grote pachthoeve’ gezegd dat ze de helft van de weg of dreef (‘chemin ou allée’) bevatte. Het gaat hier om de Veurtweg (nu Peeterstraat). De andere helft van de weg behoorde bij het Spaans Kasteel. Oorspronkelijk was dit deel van de huidige Peeterstraat dus volledig privédomein. Daarnaast hoorde bij de pachthoeve ook nog een ‘dreef in het noordoosten’ (het Keukenhofpad naar de toenmalige Paelinckstraet, nu Veurtstraat richting Londerzeel). De hoeve zelf was 3 dagwand en 41 roeden groot, lag op het Heyvelt en paalde aan de Haeghe (Z), de rest van het Heyvelt (W), de Keukenheide (N) en het Bergveldeken (O). Er hoorden 18 percelen grond bij : in totaal 21 bunder. De waarde werd geschat op 18.277 gulden. Dat was meer dan het ‘Spaans Kasteel en de kleine pachthoeve’, die met 18 bunder grond slechts op 15.611 gulden werden geschat. [2]
Naast het pachthof betrof het volgende gronden (zie ‘Kaart 1649’):
1. Het tweede deel van het Heyveld
2. Het Tweede Heyveld
3. De Haeghe
4. Bergveldeken
5. Eerste deel van de Grooten Aert
6. Middelste deel van de Grooten Aert
7. Achterste deel van de Grooten Aert
8. Grooten Bruel
9. Middelsten Bruel
10. Achtersten Bruel
11. Distelvelden
12. Pramieters Bosch
13. Scheirboschken
14. Kleijn Setsel
15. Groot Setsel
16. Schoutheeren Boschken
17. Sleutelbosch
18. Schaepsdreve
Over de huurders van de ‘tweede pachthoeve’ in de 17de eeuw is niets bekend. In het eerder al vermelde pachtboek van Francisco de Santander (1725-1738) zien we dat het ‘Castillo la Keuckenhoeve’ (het Spaans Kasteel) in 1725 werd gepacht door Cornelis Kerremans en de ‘censo la Keuckenhoeve’ (de tweede pachthoeve) door Margriet Peeters en haar schoonzoon Jan Marivoet.[3] Vermoedelijk huurde Margriet Peeters de tweede pachthoeve al minstens sinds 1719, want uit andere bronnen weten we dat Cornelis Kerremans dat jaar al pachter was van het Spaans Kasteel, terwijl het in de decennia daarvoor door Margriet Peeters en haar opeenvolgende echtgenoten (eerst Karel Van der Wilt en later Jan De Wachter) werd gepacht.
Jan Marivoet trouwde op 11 februari 1720 met Catharina Van der Wilt (geboren op 13 juli 1690), de jongste dochter van Margriet Peeters en Karel Van der Wilt. Het koppel kreeg drie kinderen : Johanna (7 november 1720) en de tweeling Franciscus Josephus en Maria Judoca (21 maart 1722). Franciscus werd genoemd naar zijn doopgetuige Francisco de Santander, de beheerder van de hoeve.
Op 10 maart 1726 overleed Margriet Peeters op 84-jarige leeftijd. Haar dochter en schoonzoon bleven de tweede pachthoeve verder uitbaten tot in 1733. Dat jaar moest Jan Marivoet al dan niet vrijwillig overgaan tot een openbare verkoop van de gewassen op een aantal landerijen die hij in gebruik had op de ‘Keukenhoeve’. Het ging om negen bunder akkerland bezaaid met ‘hertgranen’ (tarwe, haver en vooral koren) en vijf dagwand vlas. De verkoop werd georganiseerd door notaris Jan De Cock en bracht 584 gulden op, waarvan er 500 meteen aan Francisco de Santander werden uitbetaald. Vermoedelijk ging het dus toch om een min of meer gedwongen verkoop om pacht(achterstallen) te betalen.[4]
Het jaar daarop werd de pacht overgenomen door Peter Hermans en zijn vrouw Elisabeth Van de Velde. Peter werd op 17 augustus 1691 in Puurs gedoopt als zoon van Adriaan Hermans en Joanna Van Hoorick. Hij trouwde op 1 juli 1733 met Elisabeth Van de Velde. Vermoedelijk is het koppel dus kort na hun huwelijk in het pachthof komen wonen. Bij de fiscale telling van 1747 werd Peter Hermans net vóór zijn buurman Kerremans ‘ingecohierd’ met ‘zijn vrouw, een halve ‘ploege’ grond (een aanduiding van de oppervlakte), een meysse, twee peerden, vier koeyen, een kalf, twee verckens en twee haersteden.’ [5] En net als Frans Kerremans was ook Peter Hermans Heilige Geestmeester in Puurs, meer bepaald van 1749 tot 1752. Peter en Elisabeth kregen twee kinderen (Maria Anna en Andreas), die allebei jong stierven. Zelf overleed Peter Hermans op 24 maart 1766, (‘in het Keukenhof’).
Een jaar later, bij de erfdeling van de familie de Santander in 1767, werd de tweede pachthoeve helemaal ontmanteld. Een deel van de gronden kwam in het bezit van Doña Maria Antoinette de Santander en haar echtgenoot Joachim Gomez Rio. Zij verkochten ze aan Frans Kerremans, de pachter van de ‘kleine pachthoeve’ en het ‘kasteel’ .
De ‘grote pachthoeve’ met het Tweede deel van het Heyveld, het Tweede Heyveld, de Haeghe, Bergveldeken, Scheirbosch en Distelveld (samen 7 bunder) – ging naar Doña Françoise Bonaventura de Santander en haar man François Xavier de la Peña. Enkele maanden later, in augustus 1767 verkochten zij de hoeve met de helft van de grond (ongeveer 3.5 bunder) voor 5623 gulden aan Jan-Baptiste Verhulst uit Willebroek.[6] Ze werd in de akte omschreven als ‘een groot steenen pachthof, genaempt de Keuckenhoeve, met den hoff, twee schueren, nieuwe steene stallingen, bogaerdeken ende sijne andere appendentiën en dependentiën’. Naast de hoeve kocht Verhulst ook nog het Heyvelt (361 roeden) en een ‘dreefken achter het pachthof met de boomen daerop staende, paelend aan de voorschreven twee parchelen, de baen gaende naar de Voorte en de waterloop’ Tussen de hoeve en het Heyvelt lag inderdaad een brede gracht of vijver (zie afbeelding 41). Verder ook nog De Haeghe en het Tweede Heyvelt’ (op Kaart 1649 ‘Het stuck daer de Schuere op staet’ genoemd). Samen goed voor ruim 4 hectare.
[1] Interdictie ten behoeffne van vrouwe Catharina Soete, weduwe van Jonker de San Juan tot laste van Sr. Santander de San Juan, 15.11.1680, RA Antwerpen, OGA Puurs, Schepenregister Puurs, Inv. 2. F° 183R (Bewerking C. Verstrepen, Schepenbrieven Puurs, Jaarboek van de Vereniging van Heemkunde in Klein-Brabant, 2011, nr .73)
[2] Verdeling erfgoederen van wijlen Simon de Santander de Oude, 7.5.1767, notaris Franciscus Van Meerbeeck, Brussel, RA Anderlecht, Notariaat generaal van Brabant, inv. 8464
[3] Pachtboek Francisco de Santander 1725 – 1738, f° 33, familiearchief Reginald de la Serna, Floreffe.
[4] Openbare verkoop gewassen op de velden door Jan Marivoet in gebruik op de Keukenhoeve, 13 juli 1733, notaris Jan De Cock, Willebroek, RAA, Notariaaat, inv. 4091, f° 35 e.v.
[5] Apers, Chris, Volkstelling te Puurs en Oppuurs, 1702 en 1747, RA Anderlecht, bewerking 2003.
[6] Verkoop Keukenhoeve (tweede pachthoeve) aan Jan Baptiste Verhulst, 21.7 en 1.8 1767, notaris Alexander De Mol, Willebroek, geregistreerd voor de Puurse schepenbank op 7.9.1767, RA Antwerpen, OGA Puurs, inv. 36, f° 65 e.v.
Jan Baptiste Verhulst werd rond 1740
geboren als zoon van Philippe Verhulst (schepen in Willebroek) en Anna Janssens.
Toen hij de hoeve kocht in 1767 was hij volgens de akte nog ‘jonckman’. Om de aankoopsom van 5623 gulden
te kunnen betalen, leende hij op 22 augustus 1767 een bedrag van 6000 gulden
van jonker Ludovicus Powis de Westmalle en zijn echtgenote Cecilia De Broe, tegen een
jaarlijkse rente van 240 gulden (4%). Daarvoor hypothekeerde hij de pas
verkregen hoeve. Ook zijn vader Philippe Verhulst stond borg met enkele
percelen grond.[1]
Korte tijd later trouwde Jan Baptiste Verhulst met Maria Theresia Moens uit Zemst. Tussen 1770 en 1789 kregen zij tien kinderen, waarvan er twee jong stierven. Als geboorteplaats werd telkens Breendonk - Veurt aangegeven, in twee gevallen ook meer specifiek Breendonk - Keukenhoeve.
Bij de communicantentelling van 1787 werden in het huishouden acht communicanten (12+) en drie kinderen (12-) genoteerd. Bij de vermogenstelling van 1794 verklaarde Jan Baptiste Verhulst dat zijn gezin uit acht personen bestond. Hij gaf verder aan dat hij vijf bunder zaailand bewerkte en geen bossen of weiden in gebruik had. Volgens zijn aangifte had hij in zijn schuur en stallen geen tarwe maar wel 20 quintalen (1 quintaal is 100 pond) koren, 12 quintalen gerst, 72 quintalen vlas, 8 quintalen boekweit, 8 quintalen haver, geen hooi, maar wel 30 quintalen stro, 3 vaarzen, 4 koeien, 1 kalf, 2 varkens, 2 paarden, 1 veulen, 1 wagen en 1 kar.[2]
Jan Baptiste Verhulst boerde dus niet zo slecht, maar toch verkocht hij de hoeve en bijhorende gronden in 1794 aan baron Maximilien d’Overschie de Neeryssche (1770-1819) en gravin Marie-Thérèse d’Argenteau d’Ochain (1783-1867). Uit de verkoopakte, voor notaris Alexander De Mol in Tisselt, blijkt dat de lening die Verhulst in 1767 aanging voor het verwerven van het goed, nog altijd niet terugbetaald was. Eigenlijk betaalde baron d'Overschie slechts 200 gulden aan Verhulst, bovenop de afkoop van de lening van 6000 gulden ten behoeve van Anna Louise Powis de Westmalle, die ze als bruidsschat van haar ouders had gekregen bij haar huwelijk met baron August de Norman, keizerlijk kamerheer en auditeur bij het Rekenhof in Brussel. [3]
Toch bleef de familie Verhulst de hoeve verder uitbaten, maar dan als pachters. De kinderen bleven behoorlijk lang in het ouderlijke huis wonen. Bij de volkstelling van 1796 waren er nog drie meisjes en vier jongens, van wie twee jonger dan 12 jaar. De oudste dochter, Maria Theresia (° 1770), was in 1795 de straat overgestoken om er met haar kersverse echtgenoot Jan Baptiste Cortebeeck het Spaans kasteel te gaan uitbaten. Bij de volkstelling van 1814 woonden er ten huize Verhulst in de ‘Rue de Spaegnaertshof’ zoals de straat toen werd genoemd, nog altijd drie dochters (Maria Francesca, Joanna Catharina en Anna Catharina) en drie zonen (Jan, Ferdinand en Karel). Ze waren tussen 25 en 41 jaar oud. Met zo veel helpende handen in huis leek er geen behoefte aan personeel. Toch had het gezin één ‘domestique’, de 19-jarige Jan Moeyseroms. Op 15 december 1821 overleed vader Jan Baptiste op 81-jarige leeftijd. Zijn echtgenote overleefde hem nauwelijks twee maanden en stierf op 19 februari 1822.
Rond die tijd werd de hoeve in pacht genomen door het gezin van Henri De Block (1770-1861). Hij was een oom van Peter De Block, die enkele jaren later (in 1832) zelf pachter zou worden van het Spaans Kasteel. Henri De Block was getrouwd met Maria Catharina Guns (1789-1856). Ze hadden vier kinderen. Henri behoorde tot de notabelen van Breendonk en zetelde na de Breendonkse afscheiding van Puurs in 1836 gedurende 20 jaar in de gemeenteraad. Zijn zoon Jacobus schopte het later zelfs tot schepen. Burgemeester zouden de Breendonkse de Block’en evenwel nooit worden, in tegenstelling tot hun Tisseltse (achter)neven van het Spaans Kasteel. Daarvoor was de concurrentie van de burgemeesters-graven De Buisseret allicht te groot.
Een dochter van Henri, Maria Theresia De Block (1815-1872), en haar man Egidius Peeters (1817-1897) slaagden er op 21 december 1860 in om de Keukenhoeve over te kopen van baron Auguste d’Overschie de Neeryssche (1802-1880). Die had de hoeve in 1859 geërfd van zijn ouders, baron Maximilien en gravin Marie-Thérèse. De verkoop betrof evenwel alleen de hoeve (B 40a op de Popp-kadasterkaart), de tuin (B 41a), een stuk grond ernaast (B 43a) en de vijver (B 44). Samen goed voor 67 are. De overige gronden bleven in het bezit van de familie d’Overschie. Baron Victor, de zoon van Auguste, zou later net het tegenovergestelde doen van zijn vader: in plaats van een Breendonkse hoeve te verkopen, kocht hij in 1892 het Spaans Kasteel met alle gronden erbij van Hortense Trumper. Ironisch genoeg ontbrak op dat moment nog alleen de door zijn vader verkochte tweede pachthoeve om het aloude landgoed van het Hof ter Keuckene helemaal te reconstrueren.
De nieuwe eigenaar van het tweede pachthof, Egidius Peeters, was de zoon van Willem en Joanna Catharina Teck uit de Breendonkstraat. Net als zijn vader was Egidius landbouwer en paardenkoopman. Ook zijn echtgenote Maria Theresia De Block kwam – zoals we gezien hebben - uit een familie van paardenkwekers.
Hun dochter, Maria Francisca Peeters (° 1855), trouwde in 1881 met Joannes Edward De Boeck uit Steenhuffel, die als natiebaas in Antwerpen was gevestigd. Op 1 januari 1882 verkocht het koppel de Keukenhoeve aan Joannes Franciscus Taekels.[4]
Jan Frans Taekels (1852-1907) was de zoon van Guilielmus Josephus Taekels en Francisca De Block, ook al een telg uit de grote clan De Block: haar vader Adriaan was een broer van de vroegere pachter Henri De Block. Jan Frans Taekels kocht de hoeve voor 6000 frank, waarvan 2000 direct betaald werd en de rest gespreid over een periode van negen jaar tegen een intrest van 4%. De hoeve werd omschreven als ‘eene hofstede genaamd Keukenhof met aanhorigheden, hof, erf en watering, samen groot 67 are, gestaan en gelegen te Breendonk op het Keukenhoefveld, wijk B, nummers 40a, 41a, 43a en 44a’.
Een tiental jaar later kwam de hoeve in het bezit van de broer van Jan Frans: Jan Baptista Taekels (1856-1925) en zijn echtgenote Petronella Virginia Smedts (1859-1920) uit Willebroek.
Zij hadden vijf zonen en drie dochters. Eén van van hen, Maria Virginia Taekels (1894-1957), nam het Keukenhof op haar beurt over, samen met haar echtgenoot Franciscus Augustinus Verbruggen (1893-1965) uit Leest. Kort na de Tweede Wereldoorlog verbouwden zij de hoeve grondig. De oudst bekende foto’s van de gebouwen, dateren uit die tijd. Hoe de hoeve er daarvoor uitzag, is helaas niet gedocumenteerd.
[1] Rentebrief ten laste van Jan Baptiste Verhulst en ten behoeve van Ludovicus de Westmalle, 22.8.1767, notaris J.B. Waersegers, Brussel, geregistreerd voor de Puurse schepenbank op 7.9.1767, RA Antwerpen, OGA Puurs, inv. 36, nr 64.
[2] Vermogenstelling Puurs 1794, niet gepubliceerde bewerking Dirk Binon.
[3] Verkoopakte Keukenhoeve door Jan Baptiste Verhulst aan Maximilianus d'Overschie, 12.5.1794, notaris Alexander De Mol, Tisselt, RA Antwerpen, inv. 10564 (met dank aan Dirk Binon)
[4] Verkoopakte Keukenhoeve door Auguste d'Overschie aan Joannes Franciscus Taekels, 1.1.1882, notaris J.B. Verbelen, Puurs, RA Antwerpen, inv. 12201, nr 1.
Korte tijd later trouwde Jan Baptiste Verhulst met Maria Theresia Moens uit Zemst. Tussen 1770 en 1789 kregen zij tien kinderen, waarvan er twee jong stierven. Als geboorteplaats werd telkens Breendonk - Veurt aangegeven, in twee gevallen ook meer specifiek Breendonk - Keukenhoeve.
Bij de communicantentelling van 1787 werden in het huishouden acht communicanten (12+) en drie kinderen (12-) genoteerd. Bij de vermogenstelling van 1794 verklaarde Jan Baptiste Verhulst dat zijn gezin uit acht personen bestond. Hij gaf verder aan dat hij vijf bunder zaailand bewerkte en geen bossen of weiden in gebruik had. Volgens zijn aangifte had hij in zijn schuur en stallen geen tarwe maar wel 20 quintalen (1 quintaal is 100 pond) koren, 12 quintalen gerst, 72 quintalen vlas, 8 quintalen boekweit, 8 quintalen haver, geen hooi, maar wel 30 quintalen stro, 3 vaarzen, 4 koeien, 1 kalf, 2 varkens, 2 paarden, 1 veulen, 1 wagen en 1 kar.[2]
Jan Baptiste Verhulst boerde dus niet zo slecht, maar toch verkocht hij de hoeve en bijhorende gronden in 1794 aan baron Maximilien d’Overschie de Neeryssche (1770-1819) en gravin Marie-Thérèse d’Argenteau d’Ochain (1783-1867). Uit de verkoopakte, voor notaris Alexander De Mol in Tisselt, blijkt dat de lening die Verhulst in 1767 aanging voor het verwerven van het goed, nog altijd niet terugbetaald was. Eigenlijk betaalde baron d'Overschie slechts 200 gulden aan Verhulst, bovenop de afkoop van de lening van 6000 gulden ten behoeve van Anna Louise Powis de Westmalle, die ze als bruidsschat van haar ouders had gekregen bij haar huwelijk met baron August de Norman, keizerlijk kamerheer en auditeur bij het Rekenhof in Brussel. [3]
Toch bleef de familie Verhulst de hoeve verder uitbaten, maar dan als pachters. De kinderen bleven behoorlijk lang in het ouderlijke huis wonen. Bij de volkstelling van 1796 waren er nog drie meisjes en vier jongens, van wie twee jonger dan 12 jaar. De oudste dochter, Maria Theresia (° 1770), was in 1795 de straat overgestoken om er met haar kersverse echtgenoot Jan Baptiste Cortebeeck het Spaans kasteel te gaan uitbaten. Bij de volkstelling van 1814 woonden er ten huize Verhulst in de ‘Rue de Spaegnaertshof’ zoals de straat toen werd genoemd, nog altijd drie dochters (Maria Francesca, Joanna Catharina en Anna Catharina) en drie zonen (Jan, Ferdinand en Karel). Ze waren tussen 25 en 41 jaar oud. Met zo veel helpende handen in huis leek er geen behoefte aan personeel. Toch had het gezin één ‘domestique’, de 19-jarige Jan Moeyseroms. Op 15 december 1821 overleed vader Jan Baptiste op 81-jarige leeftijd. Zijn echtgenote overleefde hem nauwelijks twee maanden en stierf op 19 februari 1822.
Rond die tijd werd de hoeve in pacht genomen door het gezin van Henri De Block (1770-1861). Hij was een oom van Peter De Block, die enkele jaren later (in 1832) zelf pachter zou worden van het Spaans Kasteel. Henri De Block was getrouwd met Maria Catharina Guns (1789-1856). Ze hadden vier kinderen. Henri behoorde tot de notabelen van Breendonk en zetelde na de Breendonkse afscheiding van Puurs in 1836 gedurende 20 jaar in de gemeenteraad. Zijn zoon Jacobus schopte het later zelfs tot schepen. Burgemeester zouden de Breendonkse de Block’en evenwel nooit worden, in tegenstelling tot hun Tisseltse (achter)neven van het Spaans Kasteel. Daarvoor was de concurrentie van de burgemeesters-graven De Buisseret allicht te groot.
Een dochter van Henri, Maria Theresia De Block (1815-1872), en haar man Egidius Peeters (1817-1897) slaagden er op 21 december 1860 in om de Keukenhoeve over te kopen van baron Auguste d’Overschie de Neeryssche (1802-1880). Die had de hoeve in 1859 geërfd van zijn ouders, baron Maximilien en gravin Marie-Thérèse. De verkoop betrof evenwel alleen de hoeve (B 40a op de Popp-kadasterkaart), de tuin (B 41a), een stuk grond ernaast (B 43a) en de vijver (B 44). Samen goed voor 67 are. De overige gronden bleven in het bezit van de familie d’Overschie. Baron Victor, de zoon van Auguste, zou later net het tegenovergestelde doen van zijn vader: in plaats van een Breendonkse hoeve te verkopen, kocht hij in 1892 het Spaans Kasteel met alle gronden erbij van Hortense Trumper. Ironisch genoeg ontbrak op dat moment nog alleen de door zijn vader verkochte tweede pachthoeve om het aloude landgoed van het Hof ter Keuckene helemaal te reconstrueren.
De nieuwe eigenaar van het tweede pachthof, Egidius Peeters, was de zoon van Willem en Joanna Catharina Teck uit de Breendonkstraat. Net als zijn vader was Egidius landbouwer en paardenkoopman. Ook zijn echtgenote Maria Theresia De Block kwam – zoals we gezien hebben - uit een familie van paardenkwekers.
Hun dochter, Maria Francisca Peeters (° 1855), trouwde in 1881 met Joannes Edward De Boeck uit Steenhuffel, die als natiebaas in Antwerpen was gevestigd. Op 1 januari 1882 verkocht het koppel de Keukenhoeve aan Joannes Franciscus Taekels.[4]
Jan Frans Taekels (1852-1907) was de zoon van Guilielmus Josephus Taekels en Francisca De Block, ook al een telg uit de grote clan De Block: haar vader Adriaan was een broer van de vroegere pachter Henri De Block. Jan Frans Taekels kocht de hoeve voor 6000 frank, waarvan 2000 direct betaald werd en de rest gespreid over een periode van negen jaar tegen een intrest van 4%. De hoeve werd omschreven als ‘eene hofstede genaamd Keukenhof met aanhorigheden, hof, erf en watering, samen groot 67 are, gestaan en gelegen te Breendonk op het Keukenhoefveld, wijk B, nummers 40a, 41a, 43a en 44a’.
Een tiental jaar later kwam de hoeve in het bezit van de broer van Jan Frans: Jan Baptista Taekels (1856-1925) en zijn echtgenote Petronella Virginia Smedts (1859-1920) uit Willebroek.
Zij hadden vijf zonen en drie dochters. Eén van van hen, Maria Virginia Taekels (1894-1957), nam het Keukenhof op haar beurt over, samen met haar echtgenoot Franciscus Augustinus Verbruggen (1893-1965) uit Leest. Kort na de Tweede Wereldoorlog verbouwden zij de hoeve grondig. De oudst bekende foto’s van de gebouwen, dateren uit die tijd. Hoe de hoeve er daarvoor uitzag, is helaas niet gedocumenteerd.
[1] Rentebrief ten laste van Jan Baptiste Verhulst en ten behoeve van Ludovicus de Westmalle, 22.8.1767, notaris J.B. Waersegers, Brussel, geregistreerd voor de Puurse schepenbank op 7.9.1767, RA Antwerpen, OGA Puurs, inv. 36, nr 64.
[2] Vermogenstelling Puurs 1794, niet gepubliceerde bewerking Dirk Binon.
[3] Verkoopakte Keukenhoeve door Jan Baptiste Verhulst aan Maximilianus d'Overschie, 12.5.1794, notaris Alexander De Mol, Tisselt, RA Antwerpen, inv. 10564 (met dank aan Dirk Binon)
[4] Verkoopakte Keukenhoeve door Auguste d'Overschie aan Joannes Franciscus Taekels, 1.1.1882, notaris J.B. Verbelen, Puurs, RA Antwerpen, inv. 12201, nr 1.
Hun zoon, François Verbruggen, werd de
laatste eigenaar van het Keukenhof. Hij werd geboren in 1934 en trouwde in 1959
met Clara Soetewey uit Wilrijk. Aanvankelijk zette François het landbouwbedrijf
van zijn ouders verder, maar later begon het koppel in de hoeve, of liever in
een aangebouwde annex, een café, dat ze toepasselijk ‘Het Keukenhof’ noemden.
Café Het Keukenhof was een echte volkskroeg
met François, alias ‘Den Hoed’, en Clara als kleurrijke cafébazen. Na hun
overlijden (respectievelijk in 1996 en 2005) stond het huis een tijd lang leeg
en in 2008 werd het afgebroken. Ondertussen is er een nieuwe villa verrezen.
Het industrieterrein langs de A12 heeft de vroegere landerijen en de vijver
opgeslokt, zodat er van ‘la grande cense’
De Keukenhoeve niets meer overblijft.
Gelukkig staat aan de overkant van de Peeterstraat, veilig beschut binnen zijn wallen, nog wel het Spaans Kasteel.
Gelukkig staat aan de overkant van de Peeterstraat, veilig beschut binnen zijn wallen, nog wel het Spaans Kasteel.