En de boer, hij ploegde voort ...
Heide en bos
Honderden jaren lang, tot de opkomst van de diensteneconomie in het midden van vorige eeuw, was Breendonk een landbouwgemeente. Toch is de ontginning van de landbouwgronden er relatief laat op gang gekomen in vergelijking met de overige deelgemeenten van Puurs en de andere gemeenten in de buurt. Dat is enerzijds te verklaren doordat Breendonk in de periferie van Puurs lag, tot 1796 een geestelijke ‘heerlijkheid’ onder het gezag van de Sint-Bernardsabdij in Hemiksem. Maar het had zeker ook te maken met de wat hoger gelegen heide- en bosgronden, die minder vruchtbaar waren dan de leemgronden rond de Vliet, in het kerngebied van Puurs. Denk maar aan de namen van gehuchten en wijken als Moorheide, Hoge heide (of Grote Heide) en Keukenheide.
In zijn jaarverslag over de gemeente in 1847 schreef de Breendonkse secretaris Jan Baptiste Van Ingelgem: “Deze gemeente is verdeeld volgens Cadaster in twee sectiën, A en B. De sectie A (ten oosten van de lijn Groenstraat, Molenheide, Peeterstraat, nvdr) is doorgaans behoorlijken goeden grond, alwaer men alle soorten van granen kan winnen; maar geheel de sectie B (ten westen van de vermelde lijn) bestaet niet dan uit bosch en heigronden, alwaer men maer geringe graenen wint.”
Van Bredendunc tot Breendonk
Het oorspronkelijke Breendonk (of Bredendunc), momenteel de Breendonkstraat in Willebroek, kwam vanaf het begin van de 13de eeuw tot ontwikkeling, maar toch werd het in 1668 door Judocus Bal, de provisor van de Sint-Bernardsabdij, nog altijd ‘bos- en heideachtig’ genoemd. Het gehucht Moorheide, het latere Breendonk-centrum, was op dat moment nog grotendeels onontgonnen, en werd pas in de volgende decennia onder impuls van Sint-Bernards in cultuur gebracht. In 1780 werden de gehuchten Breendonk(straat) en Moorheide samen met nog elf andere wijken en straten samengebracht onder de geestelijke jurisdictie van de nieuwgebouwde ‘kapel van Breendonk’ en de bedienaar daarvan, de derde onderpastoor van Puurs. Samen zouden ze later de zelfstandige parochie en gemeente Breendonk gaan vormen.
Hoewel Breendonk en de andere gehuchten dus pas laat tot ontwikkeling zijn gekomen, wil dat niet zeggen dat het gebied tot in de 18de eeuw onbewoond braakland was. Integendeel: samen vormden ze een groot en ook vrij talrijk bevolkt gebied. Precieze cijfers ontbreken tot het einde van de 18de eeuw, doordat bij volkstellingen geen onderscheid werd gemaakt tussen de diverse gehuchten. In 1776 gebeurde dat wel en toen telde heel Puurs 4000 communicanten (12+), waarvan er 800 (20%) in Breendonk en de andere 12 gehuchten woonde.[1] Als we diezelfde verhouding hanteren voor oudere volkstellingen in heel Puurs, dan zou Breendonk in 1540 ongeveer 250 inwoners hebben gehad, in 1657 ruim 400 en in 1708 ongeveer 700. Maar in oppervlakte besloeg het gehucht wel 40% van het Puurse grondgebied. Dus het was zeker niet het dichtstbevolkte deel van Puurs.[2]
De 800 ‘communicanten’ in Breendonk in 1776 vormden samen met de naar schatting 400 kinderen (-12) ongeveer 200 gezinnen, goed voor min of meer hetzelfde aantal woningen, al waren er ook gezinnen die samen met andere families onder een dak woonden. Het waren niet allemaal boeren met een eigen boerderij; er waren ook ambachtslui, winkeliers, handelaars, dagloners en knechten bij. De boerderijen waren doorgaans eerder klein en lagen verspreid over de verschillende gehuchten. De echte grote hoeves van de ‘heerlijkheid’ Puurs bevonden zich in Puurs zelf en Kalfort: de Zeuthoeve, de twee pachthoeves van het domein van Coolhem, de Merlegathoeve, de Schaliënhoeve, het Echelpoelhof, enz.
Honderden jaren lang, tot de opkomst van de diensteneconomie in het midden van vorige eeuw, was Breendonk een landbouwgemeente. Toch is de ontginning van de landbouwgronden er relatief laat op gang gekomen in vergelijking met de overige deelgemeenten van Puurs en de andere gemeenten in de buurt. Dat is enerzijds te verklaren doordat Breendonk in de periferie van Puurs lag, tot 1796 een geestelijke ‘heerlijkheid’ onder het gezag van de Sint-Bernardsabdij in Hemiksem. Maar het had zeker ook te maken met de wat hoger gelegen heide- en bosgronden, die minder vruchtbaar waren dan de leemgronden rond de Vliet, in het kerngebied van Puurs. Denk maar aan de namen van gehuchten en wijken als Moorheide, Hoge heide (of Grote Heide) en Keukenheide.
In zijn jaarverslag over de gemeente in 1847 schreef de Breendonkse secretaris Jan Baptiste Van Ingelgem: “Deze gemeente is verdeeld volgens Cadaster in twee sectiën, A en B. De sectie A (ten oosten van de lijn Groenstraat, Molenheide, Peeterstraat, nvdr) is doorgaans behoorlijken goeden grond, alwaer men alle soorten van granen kan winnen; maar geheel de sectie B (ten westen van de vermelde lijn) bestaet niet dan uit bosch en heigronden, alwaer men maer geringe graenen wint.”
Van Bredendunc tot Breendonk
Het oorspronkelijke Breendonk (of Bredendunc), momenteel de Breendonkstraat in Willebroek, kwam vanaf het begin van de 13de eeuw tot ontwikkeling, maar toch werd het in 1668 door Judocus Bal, de provisor van de Sint-Bernardsabdij, nog altijd ‘bos- en heideachtig’ genoemd. Het gehucht Moorheide, het latere Breendonk-centrum, was op dat moment nog grotendeels onontgonnen, en werd pas in de volgende decennia onder impuls van Sint-Bernards in cultuur gebracht. In 1780 werden de gehuchten Breendonk(straat) en Moorheide samen met nog elf andere wijken en straten samengebracht onder de geestelijke jurisdictie van de nieuwgebouwde ‘kapel van Breendonk’ en de bedienaar daarvan, de derde onderpastoor van Puurs. Samen zouden ze later de zelfstandige parochie en gemeente Breendonk gaan vormen.
Hoewel Breendonk en de andere gehuchten dus pas laat tot ontwikkeling zijn gekomen, wil dat niet zeggen dat het gebied tot in de 18de eeuw onbewoond braakland was. Integendeel: samen vormden ze een groot en ook vrij talrijk bevolkt gebied. Precieze cijfers ontbreken tot het einde van de 18de eeuw, doordat bij volkstellingen geen onderscheid werd gemaakt tussen de diverse gehuchten. In 1776 gebeurde dat wel en toen telde heel Puurs 4000 communicanten (12+), waarvan er 800 (20%) in Breendonk en de andere 12 gehuchten woonde.[1] Als we diezelfde verhouding hanteren voor oudere volkstellingen in heel Puurs, dan zou Breendonk in 1540 ongeveer 250 inwoners hebben gehad, in 1657 ruim 400 en in 1708 ongeveer 700. Maar in oppervlakte besloeg het gehucht wel 40% van het Puurse grondgebied. Dus het was zeker niet het dichtstbevolkte deel van Puurs.[2]
De 800 ‘communicanten’ in Breendonk in 1776 vormden samen met de naar schatting 400 kinderen (-12) ongeveer 200 gezinnen, goed voor min of meer hetzelfde aantal woningen, al waren er ook gezinnen die samen met andere families onder een dak woonden. Het waren niet allemaal boeren met een eigen boerderij; er waren ook ambachtslui, winkeliers, handelaars, dagloners en knechten bij. De boerderijen waren doorgaans eerder klein en lagen verspreid over de verschillende gehuchten. De echte grote hoeves van de ‘heerlijkheid’ Puurs bevonden zich in Puurs zelf en Kalfort: de Zeuthoeve, de twee pachthoeves van het domein van Coolhem, de Merlegathoeve, de Schaliënhoeve, het Echelpoelhof, enz.
Oude hoeves
Toch waren er ook in Breendonk een aantal middelgrote en enkele echt grote hoeves. Sommige daarvan bestaan nog altijd, zij het meestal in aangepaste vorm en niet meer als landbouwbedrijf (‘De hoeve van Kobe Teckes’ in de Jan Hammeneckerstraat, ‘De Moorhoeve’ van de familie Geerts in de Moorstraat, ‘De Hoeve Willockx’ in het Dorp). Soms verraden de gebouwen door hun uitzicht ook nu nog hun ouderdom (De Robberechtshoeve op de Hoogheide, De Keukenhoeve alias het Spaans Kasteel in de Peeterstraat). Soms zijn de hoeves zelf verdwenen, maar blijven ze voortbestaan in de toponymie of de herinnering (‘De Vissenholhoeve’ in de Zavelstraat, 'De Hoeve van Feles' tegenover de Beenhouwerstraat). En soms zijn ze echt helemaal verdwenen uit het collectieve geheugen: wie heeft er al van ‘De Sint Anna-hoeve' gehoord? (nochtans ooit de grootste van allemaal, op de Dendermondse Steenweg tegenover de Haagstraat).
Op de volgende pagina’s nemen we een aantal van die hoeves onder de loep.
Ga verder
[1] Telling naar aanleiding van de processen voor de Raad van Brabant om de bouw van een hulpkerk in Breendonk af te dwingen van de tiendenheffers Sint Bernards en Affligem.
[2] Schatting op basis van de ‘Stati animarum’ (‘Staat van de zielen’) van de opeenvolgende pastoors van Puurs, gepubliceerd door kanunnik Theophiel Cooremans in zijn Geschiedenis van Puurs, in Het Nieuwsblad van Puurs, 1903-1906, en uitgegeven door drukkerij Baeté in 1906.
Toch waren er ook in Breendonk een aantal middelgrote en enkele echt grote hoeves. Sommige daarvan bestaan nog altijd, zij het meestal in aangepaste vorm en niet meer als landbouwbedrijf (‘De hoeve van Kobe Teckes’ in de Jan Hammeneckerstraat, ‘De Moorhoeve’ van de familie Geerts in de Moorstraat, ‘De Hoeve Willockx’ in het Dorp). Soms verraden de gebouwen door hun uitzicht ook nu nog hun ouderdom (De Robberechtshoeve op de Hoogheide, De Keukenhoeve alias het Spaans Kasteel in de Peeterstraat). Soms zijn de hoeves zelf verdwenen, maar blijven ze voortbestaan in de toponymie of de herinnering (‘De Vissenholhoeve’ in de Zavelstraat, 'De Hoeve van Feles' tegenover de Beenhouwerstraat). En soms zijn ze echt helemaal verdwenen uit het collectieve geheugen: wie heeft er al van ‘De Sint Anna-hoeve' gehoord? (nochtans ooit de grootste van allemaal, op de Dendermondse Steenweg tegenover de Haagstraat).
Op de volgende pagina’s nemen we een aantal van die hoeves onder de loep.
Ga verder
[1] Telling naar aanleiding van de processen voor de Raad van Brabant om de bouw van een hulpkerk in Breendonk af te dwingen van de tiendenheffers Sint Bernards en Affligem.
[2] Schatting op basis van de ‘Stati animarum’ (‘Staat van de zielen’) van de opeenvolgende pastoors van Puurs, gepubliceerd door kanunnik Theophiel Cooremans in zijn Geschiedenis van Puurs, in Het Nieuwsblad van Puurs, 1903-1906, en uitgegeven door drukkerij Baeté in 1906.