Kerk te koop
In 1796-1797 waren de abdijen van Sint-Bernards en Affligem opgeheven en hun goederen en bezittingen in beslag genomen en/of openbaar verkocht als ‘domaines nationaux’. Tot die bezittingen behoorden – zoals we eerder gezien hebben – ook de kapel en tal van pachthoeven en gronden in Breendonk. Voor de plaatselijke bevolking werd het bijna als ‘hoogverraad’ beschouwd om het zogenaamde ‘zwart goed’ zelf aan te kopen. Toch zijn er ruim 200 jaar later nog altijd oude mensen in Breendonk die uit overlevering weten te vertellen dat familie x of y ‘rijk is geworden met zwart goed’. Maar in de meeste gevallen waren het toch buitenstaanders die de in veiling gebrachte goederen verwierven, vaak tegen een prikje omdat er zo weinig gegadigden waren. Zo werden er nogal wat bezittingen van Sint Bernards in Breendonk opgekocht door de Mechelse speculant Van den Nieuwenhuyze, die ook het Hof van Coolhem in Kalfort binnenrijfde, terwijl een zekere Tiberghien uit Parijs de aloude Vissenholhoeve kocht.
Op 29 Ventôse van het jaar 7 van de Franse Republiek (19 maart 1799) werden ook de kapel en de pastorij van Breendonk openbaar verkocht, te Antwerpen. De Affiche nr. 25 vermeldde ‘une chapelle situeée a Puers nommé la Chapelle de Breendonck, ayant 104 pieds de longuer sur 42 de largeur en 29 de hauteur avec une maison presbyteriale ayant 80 pieds de longuer sur 32 de large, composée d’une cave, une allée, six places basses, une laverie avec pompe, un grenier avec chambre et un jardin contenant 40 verges. Les batiments sont en tres bon état’. [1]
Op 29 Ventôse van het jaar 7 van de Franse Republiek (19 maart 1799) werden ook de kapel en de pastorij van Breendonk openbaar verkocht, te Antwerpen. De Affiche nr. 25 vermeldde ‘une chapelle situeée a Puers nommé la Chapelle de Breendonck, ayant 104 pieds de longuer sur 42 de largeur en 29 de hauteur avec une maison presbyteriale ayant 80 pieds de longuer sur 32 de large, composée d’une cave, une allée, six places basses, une laverie avec pompe, un grenier avec chambre et un jardin contenant 40 verges. Les batiments sont en tres bon état’. [1]
De goederen werden voor de som van 33.500 frank toegewezen aan ‘citoyen’ P. Van den Berghe uit Antwerpen, maar die kocht ze in naam van twee Breendonkenaars: Joseph Gaspard De Ridder, een smid uit het dorp (hij woonde op de plaats waar nu café 'Onder de toren' gevestigd is), en François van Ingelghem (landbouwer uit de Moorstraat). In tegenstelling tot de gewone geveilde goederen (hofsteden, landbouwgronden) deed de plaatselijke bevolking er inderdaad alles aan om de kerkelijke gebouwen en goederen in eigen bezit te houden. De autoriteiten hadden daar geen enkel probleem mee, ondanks hun antiklerikalisme: het was hun alleen om de opbrengst te doen. Een kerk is ook niet echt bruikbaar voor andere doeleinden en als kerkgebouwen al werden opgekocht door ‘derden’, dan was dat meestal toch om ze door te verkopen aan de parochies, vaak met het dreigement dat de kerk anders zou worden afgebroken en verkocht als bouwmateriaal.
Maar zover kwam het dus niet met de Breendonkse kapel. Volgens pastoor Bosschaerts werd het geld voor de aankoop ter beschikking gesteld door onderpastoor P.F. Van den Broeck en een aantal andere inwoners. Nochtans komt de naam Van den Broeck niet voor in een notariële akte verleden op 17 Pluviose An 8 (6.2.1800) door notaris Jacobus Moens uit Puurs, volgens de welke Joseph Gaspard De Ridder en François van Ingelghem zes achtste delen van de kapel en de pastorij doorverkochten aan zes andere Breendonkenaars, terwijl ze zelf ook ieder een achtste deel behielden. Luidens dat document[2] waren de eigenaars van de kapel op dat moment: Joannes Baptiste Van den Brande, Jacobus Van Camp, Philippus Van Ingelghem, Jan Baptiste De Block, Petrus Joannes Van Ingelghem, Jacobus Emmanuel Vereycken, Joseph Gaspard De Ridder en François van Ingelghem. Het kerkbestuur moest die schuld afbetalen tegen 6% intrest. De laatste afbetaling van 400 gulden zou volgens Bosschaerts gebeurd zijn in 1826, aan Catharina Berlemont. Dat was destijds de meid van pastoor Cools en onderpastoor Van den Broeck. Hoe zij aan die schuldvordering is geraakt, is niet duidelijk.
(ga verder)
[1] RAA, HGA Puurs, Inv. 307, Dossier Eigendomsrecht Kerk Breendonk. Ook Bosschaerts, L., o.c., verwijst naar de ‘Affiche’, waarvan zich in het (verloren gegane) Parochiearchief van Breendonk wellicht een kopie bevond.
[2] Idem.
Maar zover kwam het dus niet met de Breendonkse kapel. Volgens pastoor Bosschaerts werd het geld voor de aankoop ter beschikking gesteld door onderpastoor P.F. Van den Broeck en een aantal andere inwoners. Nochtans komt de naam Van den Broeck niet voor in een notariële akte verleden op 17 Pluviose An 8 (6.2.1800) door notaris Jacobus Moens uit Puurs, volgens de welke Joseph Gaspard De Ridder en François van Ingelghem zes achtste delen van de kapel en de pastorij doorverkochten aan zes andere Breendonkenaars, terwijl ze zelf ook ieder een achtste deel behielden. Luidens dat document[2] waren de eigenaars van de kapel op dat moment: Joannes Baptiste Van den Brande, Jacobus Van Camp, Philippus Van Ingelghem, Jan Baptiste De Block, Petrus Joannes Van Ingelghem, Jacobus Emmanuel Vereycken, Joseph Gaspard De Ridder en François van Ingelghem. Het kerkbestuur moest die schuld afbetalen tegen 6% intrest. De laatste afbetaling van 400 gulden zou volgens Bosschaerts gebeurd zijn in 1826, aan Catharina Berlemont. Dat was destijds de meid van pastoor Cools en onderpastoor Van den Broeck. Hoe zij aan die schuldvordering is geraakt, is niet duidelijk.
(ga verder)
[1] RAA, HGA Puurs, Inv. 307, Dossier Eigendomsrecht Kerk Breendonk. Ook Bosschaerts, L., o.c., verwijst naar de ‘Affiche’, waarvan zich in het (verloren gegane) Parochiearchief van Breendonk wellicht een kopie bevond.
[2] Idem.