Beschrijving van de kerk
De kerk van Breendonk valt zeker niet op door haar architecturale of kunsthistorische kwaliteiten, maar neemt ondertussen toch al bijna een eeuw een prominente plaats in het dorpsbeeld in.
Dat heeft ze enerzijds te danken aan de positie van haar voorganger. Die vormde van bij haar oprichting in 1779-1780 het hart van de nog te ontwikkelen dorpskern. Anderzijds werd door de vernieling van de oude kerk in 1914 een open ruimte gecreëerd waar de nieuwe kerk helemaal opnieuw kon worden ingepland. Ze werd wat meer achteruit gebouwd dan haar voorganger, weg van de straat. Bovendien werd de hoeve Van Winstenhoven, die al van in de 18de eeuw vlak naast de kerk stond, na de oorlog afgebroken zodat meer ruimte ontstond voor een nieuwe pastorij, een pastorijtuin en een kerkplein. Samen met de pastorij vormt de kerk een gebald geheel dat een zekere monumentaliteit uitstraalt. Een architectonisch meesterwerk is ze evenwel allerminst.
De Sint-Leonarduskerk is een neogotisch, maar niet stijlvast ontworpen gebouw met elementen uit meerdere bouwstijlen. Het is een oost-westgeoriënteerde, driebeukige kruisbasiliek van 46 op 15 meter, met een 37 meter hoge toren op het westen. Aan diezelfde westkant heeft de kerk een spitsboogportaal (A) onder een roosvenster. Rechts van de toren (B) situeert zich de traptoren (C). De kerk heeft een schip (D) van vijf traveeën, een transept (E) van één travee en een koor (F) van twee rechte traveeën met vijfzijdige sluiting (G). Ze is gebouwd in baksteen met leien daken. In de noordelijke zijbeuk staat aan de straatzijde de vijfzijdige doopkapel (H). Ten zuiden van het koor bevinden zich de nieuwe sacristie (I) en de oude, die in de jaren ’60 werd heringericht als kapel (J). Vanuit de kapel loopt een doorgang naar de pastorij (K).
Dat heeft ze enerzijds te danken aan de positie van haar voorganger. Die vormde van bij haar oprichting in 1779-1780 het hart van de nog te ontwikkelen dorpskern. Anderzijds werd door de vernieling van de oude kerk in 1914 een open ruimte gecreëerd waar de nieuwe kerk helemaal opnieuw kon worden ingepland. Ze werd wat meer achteruit gebouwd dan haar voorganger, weg van de straat. Bovendien werd de hoeve Van Winstenhoven, die al van in de 18de eeuw vlak naast de kerk stond, na de oorlog afgebroken zodat meer ruimte ontstond voor een nieuwe pastorij, een pastorijtuin en een kerkplein. Samen met de pastorij vormt de kerk een gebald geheel dat een zekere monumentaliteit uitstraalt. Een architectonisch meesterwerk is ze evenwel allerminst.
De Sint-Leonarduskerk is een neogotisch, maar niet stijlvast ontworpen gebouw met elementen uit meerdere bouwstijlen. Het is een oost-westgeoriënteerde, driebeukige kruisbasiliek van 46 op 15 meter, met een 37 meter hoge toren op het westen. Aan diezelfde westkant heeft de kerk een spitsboogportaal (A) onder een roosvenster. Rechts van de toren (B) situeert zich de traptoren (C). De kerk heeft een schip (D) van vijf traveeën, een transept (E) van één travee en een koor (F) van twee rechte traveeën met vijfzijdige sluiting (G). Ze is gebouwd in baksteen met leien daken. In de noordelijke zijbeuk staat aan de straatzijde de vijfzijdige doopkapel (H). Ten zuiden van het koor bevinden zich de nieuwe sacristie (I) en de oude, die in de jaren ’60 werd heringericht als kapel (J). Vanuit de kapel loopt een doorgang naar de pastorij (K).
Rondom de kerk
De kerk bevindt zich in het centrum van Breendonk in de Dorpsstraat. Links (noord) en rechts (zuid) van het gebouw loopt een weg naar de begraafplaats, die nog een klassiek ‘kerkhof’ is, achter de kerk. Vooraan, links van de kerk en voor de doopkapel, staat het Heilig-Hartbeeld (nr. 1 op het plan). Het werd gemaakt door beeldhouwer Camille Colruyt (1908-1973) uit Halle en ingehuldigd door kardinaal Van Roey in 1936. Dat gebeurde met een luisterrijk feest dat de annalen is ingegaan als een van de meest memorabele momenten uit de parochiale geschiedenis. Voor pastoor Somers (1871-1951), die in 1916 als zielenherder terechtkwam in een verwoeste gemeente, was het H. Hartbeeld het sluitstuk van een intense wederopbouwcampagne. In 20 jaar tijd bouwde hij samen met zijn parochianen een nieuwe kerk (1925), een nieuwe pastorij (1927), nieuwe klassen in de meisjesschool (1928), een nieuw kloostergebouw (1932), op onderstaande afbeelding links achter het H Hartbeeld, een kloosterkapel (1933) en een ‘Patronaat’ met parochielokalen (1934). Dat dynamisme werd bekroond met de oprichting van het H. Hartbeeld en de volksdevotie die ermee gepaard ging. Overal in Vlaanderen verrezen in de jaren ’20 en ’30 zulke beelden. Ze symboliseerden de liefde en barmhartigheid van het ‘hart van Jezus’. De Kerk stimuleerde de verering ervan in het kader van de katholieke sociale doctrine in de strijd tegen het opkomende socialisme.
De kerk bevindt zich in het centrum van Breendonk in de Dorpsstraat. Links (noord) en rechts (zuid) van het gebouw loopt een weg naar de begraafplaats, die nog een klassiek ‘kerkhof’ is, achter de kerk. Vooraan, links van de kerk en voor de doopkapel, staat het Heilig-Hartbeeld (nr. 1 op het plan). Het werd gemaakt door beeldhouwer Camille Colruyt (1908-1973) uit Halle en ingehuldigd door kardinaal Van Roey in 1936. Dat gebeurde met een luisterrijk feest dat de annalen is ingegaan als een van de meest memorabele momenten uit de parochiale geschiedenis. Voor pastoor Somers (1871-1951), die in 1916 als zielenherder terechtkwam in een verwoeste gemeente, was het H. Hartbeeld het sluitstuk van een intense wederopbouwcampagne. In 20 jaar tijd bouwde hij samen met zijn parochianen een nieuwe kerk (1925), een nieuwe pastorij (1927), nieuwe klassen in de meisjesschool (1928), een nieuw kloostergebouw (1932), op onderstaande afbeelding links achter het H Hartbeeld, een kloosterkapel (1933) en een ‘Patronaat’ met parochielokalen (1934). Dat dynamisme werd bekroond met de oprichting van het H. Hartbeeld en de volksdevotie die ermee gepaard ging. Overal in Vlaanderen verrezen in de jaren ’20 en ’30 zulke beelden. Ze symboliseerden de liefde en barmhartigheid van het ‘hart van Jezus’. De Kerk stimuleerde de verering ervan in het kader van de katholieke sociale doctrine in de strijd tegen het opkomende socialisme.
Als we verder wandelen naar het kerkhof, passeren we links het voormalige klooster van de congregatie van OLV van Zeven Weeën (zie afbeelding hierboven). De zusters vestigden zich in 1863 in Breendonk en richtten er de meisjesschool op, een verre voorganger van de huidige lagere school Klavertjevier. In de jaren 1980 keerden de resterende zusters terug naar het moederhuis in Sint-Genesius-Rode. Het huidige gebouw dateert uit de 1932. Op het kerkhof bevindt zich het gemeenschappelijke graf van een aantal zusters van de congregatie. Ook de brouwersfamilie Moortgat heeft er een ruim familiegraf.
Maar het meest in het oog springende monument is zonder twijfel de graftombe van de familie de Buisseret (niet op het plan). De familie de Buisseret Steenbecque de Blarenghien waren de laatste bewoners van kasteel Termeiren of Meerhof in de Breendonkstraat. Jules de Buisseret (1788-1874), een hoge Franse militair, was in 1830 getrouwd met Eugénie de Man d’Hobruge, wier voorouders het kasteel al sinds het begin van de 17de eeuw in hun bezit hadden. In de voorgaande eeuwen had de familie zich nauwelijks bemoeid met het dorpsleven, maar toen Breendonk in 1836 een zelfstandige gemeente werd, veranderde dat. In de tweede helft van de 19de eeuw en het begin van de 20ste eeuw leverde de familie de Buisseret twee burgemeesters: Gaston (1858-1888) en zijn zoon Robert (1889-1921). De grond voor de graftombe werd al in 1834 gekocht door Cathérine de la Faille, douarière van Charles de Man d’Attenrode, die in 1830 overleden was in kasteel Termeiren. Toch staan op de façade alleen namen van Buisserets, naast hun wapenschild. Het kasteel Termeiren werd verwoest bij het begin van de Eerste Wereldoorlog; het werd samen met zijn uitgestrekte park door Belgische geniesoldaten gedynamiteerd omdat het in het schootsveld van het Fort lag. Na de oorlog verdween de grafelijke familie de Buissseret helemaal uit de gemeente. Het grafmonument is de enige herinnering aan het eeuwenlange verblijf van het adellijke geslacht in Breendonk. De tombe wordt bekroond met een calvarietafereel met de gekruisigde Christus, moeder Maria en Maria Magdalena.
Wanneer we langs de zuidelijke kerkhofweg terugkeren naar het kerkplein, valt op dat die kant van de kerk door de aanwezigheid van allerlei bijgebouwen een complexere structuur heeft dan de noordkant, waar de gevel alleen wordt onderbroken door de doopkapel en de dwarsbeuk (afbeelding links hieronder). Aan de zuidkant (afbeelding rechts hieronder) zien we het dak van de verhoogde zijbeuk waar zich het oksaal (de orgeltribune) bevindt, een extra traptoren om die laatste te bereiken, de oude sacristie (nu kapel), de verbinding met de pastorij en de trapgevels van de pastorij zelf.
In de kerk
We betreden de kerk langs de poort onder een gotische spitsboog. De vrij ruime hedendaagse toegangsruimte vervangt sinds de jaren ’60 het kleine oorspronkelijke portaal. Links van de ingang hangt een marmeren huldetablet met de namen van de mensen die betrokken waren bij de bouw van de kerk: pastoor Somers, burgemeester Moortgat, bouwmeester Careels, commissaris Grenier, enz.
Bij het binnengaan van de kerk (afbeelding hieronder) vallen de hoge kruisribgewelven op met hun natuurstenen ribben en bakstenen velden. Vooraan zien we het koor met het hoogaltaar, bekroond met vijf glasramen in de apsis. De middenbeuk wordt van de zijbeuken gescheiden door spitsboogarcaden gedragen door zware natuurstenen zuilen met koolbladkapitelen op arduinen sokkels.
Achteraan staat de doopvont (zie nr. 3), die sinds enige tijd vanuit de doopkapel naar de middenbeuk is verplaatst. Wanneer we ons omdraaien, zien we boven het kerkportaal het grote roosvenster (nr. 2, afbeeldingen hieronder). Net zoals de meeste andere glasramen in de kerk werd het ontworpen door glazenier Georges Bary uit Jette. Centraal in het roosvenster bevindt zich een engel met een kindergezicht. Het gaat om een afbeelding van Leon Moortgat, een zoontje van de burgemeester-brouwer Albert Moortgat. Leon verdronk in 1924 tijdens de bouw van de kerk op jonge leeftijd in een put in de buurt. Om zijn zoontje te gedenken liet Albert Moortgat hem vereeuwigen in het glasraam.
Links van de ingang bevindt zich de vroegere doopkapel (letter H, afbeelding hieronder), sinds enige tijd in gebruik als rouwkapel. Ze bevat een beeld van Maria, dat net als de kruisweg en de meeste andere beeldhouwwerken in de kerk werd gemaakt door de Antwerpse beeldhouwer Nestor Gerrits (1884-1975). De glasramen werden tijdens de renovatiewerken aan de kerk in 2006 overgebracht uit de kapel van het naburige, leegstaande klooster van OLV van Zeven Weeën. Daarom passen ze niet precies in de raamvlakken. Ze dateren uit de jaren ’30, stellen Maria met het H. Hart, Christus Koning en de H. Vincentius voor, en werden respectievelijk geschonken door pastoor Frans Somers, brouwers Albert en Victor Moortgat, en ‘eenige weldoeners’.
De doopvont (nr. 3, afbeeldingen hieronder) staat ondertussen niet meer in deze kapel, maar bevindt zich in de middenbeuk. Ze behoort samen met de altaartafel van het Leonardusaltaar (zie nr. 7), enkele schilderijen en andere kunstvoorwerpen tot de weinige overblijfselen van de oude kerk. Het arduinen doopvat op een massieve voet wordt afgesloten met een koperen deksel met bovenaan een wereldbol onder een kruis.
Wanneer we langs de middenbeuk verder wandelen voorbij de doopvont, zien we links en rechts in de zijbeuken de kruisweg (nr. 4, afbeeldingen hieronder), bestaande uit in de zijmuren verwerkte, gekoppelde bas-reliëfs, uitgevoerd door Nestor Gerrits. Bovenop het kader staat telkens een kruisje met het nummer ven de specifieke statie. Daarboven bevinden zich glasramen, waarvan sommige net als in de doopkapel afkomstig zijn uit de vroegere kapel van het klooster.
Zo komen we bij het koor, met vooraan het dienstaltaar en het hoogaltaar. In de zijbeuken zien we links het Maria-altaar en rechts het Leonardusaltaar. Vooraan op het koor staat het dienstaltaar (nr. 5, afbeelding hieronder). Het is bekleed met beelden van de evangelisten die afkomstig zijn van de vroegere preekstoel (afbeelding hieronder). Die stond oorspronkelijk in de zuidelijke (rechtse) zijbeuk ter hoogte van de eerste zuil. Na het tweede Vaticaans Concilie werd de preekstoel uit de kerk verwijderd, maar de eiken beelden die de kuip sierden, werden hergebruikt voor het nieuwe altaar. Dat werd, eveneens als gevolg van het Concilie, vooraan op het koor geplaatst. Zo kon de pastoor zich voortaan tijdens de mis rechtstreeks tot de parochianen richten, terwijl hij vroeger voor het hoogaltaar stond, met de rug naar de kerkgangers.
Het neogotische hoogaltaar (nr. 6, afbeelding hieronder) werd net als de meeste andere sculpturen in de kerk gemaakt door Nestor Gerrits. Hij kwam uit een familie van beeldhouwers en kunstenaars. Ook zijn vader Jan Mattheus Gerrits (1844-1922) en zijn broer Bruno (1881-1970) waren actief als religieuze beeldhouwers, houtsnijders en ornamentalisten. Het altaar bestaat uit marmer en Franse witsteen. De altaartafel wordt ondersteund door vier zuiltjes. In het middenstuk bevindt zich het tabernakel met op de vergulde deur een afbeelding van het Lam Gods op het Boek met de Zeven Zegels, een verwijzing naar het boek Openbaring en de Apocalyps. De zijpanelen tonen engelenscharen. Ook het retabel bestaat uit offertaferelen. Centraal zien we Jezus aan het kruis met Maria en Johannes. Rechts wordt het offer van Isaak afgebeeld, waarbij een engel verhindert dat Abraham zijn enige zoon offert. En links zien we hoe Melchisedek, de koning van Jeruzalem, Abraham brood en wijn aanbiedt, vaak beschouwd als een oudtestamentische prefiguratie van het misoffer. De glasramen boven het hoogaltaar tonen Jezus als kind en als “heerser der heersers”. Ze werden geschonken door de familie Moortgat.
Ook de twee altaren in de zijbeuken zijn van de hand van Nestor Gerrits. Het meest interessante van de twee is ongetwijfeld het Leonardusaltaar (nr. 7, foto hieronder) in de rechter zijbeuk. De marmeren altaartafel is namelijk nog een overblijfsel uit de eerste kerk, waar ze deel uitmaakte van het (enige) altaar. Het altaar was gewijd aan ‘de martelaren van Gorcum’ (Gorinchem): 19 katholieke religieuzen uit de gelijknamige stad in Zuid-Holland die in 1572 door de geuzen werden vermoord in de naburige stad Den Briel. Later kreeg één van de martelaren promotie: de Heilige Leonardus (Lenaert Van Vechel, 1527-1572), de pastoor van Gorcum, werd patroonheilige van de kerk. De altaartafel heeft de vorm van een tombe, waarop een duif (Heilige Geest) is afgebeeld. Het retabel, van de hand van Nestor Gerrits, bestaat uit drie luiken. Centraal bevindt zich een beeld van de Heilige Leonardus ten voeten uit. Het tafereel op het rechterpaneel toont hoe de zuster van priester Lenaert Van Vechel de geuzenleider Lumey smeekt om haar broer te sparen. Op het linkerpaneel zien we hoe de martelaar ter dood wordt veroordeeld en naar een geïmproviseerde galg in een schuur wordt gebracht. Boven dit altaar prijkt een glasraam dat eveneens de Heilige Leonardus afbeeldt.
Het Maria-altaar (nr. 8, afbeelding hieronder) bevindt zich in de linker zijbeuk. Het werd eveneens gemaakt door Nestor Gerrits. De altaartafel wordt geschraagd door twee zuilen. Het retabel toont centraal een tronende Maria: een ‘sedes sapientiae’ of de zetel der wijsheid. Zij wordt samen met haar Zoon, het Kind Jezus, vereerd door scharen geestelijke (linkerpaneel) en seculiere (rechterpaneel) aanbidders uit alle rangen en standen. Op de fries daaronder staat in gouden gotische letters “Sancta Maria Mater Dei Ora Pro Nobis Pecatoribus” (Heilige Maria Moeder Gods Bid Voor Ons Zondaars).
Tot het Tweede Vaticaanse Concilie werd het koor afgesloten met een in hout gesculpteerde neogotische communiebank (afbeelding hier) waar de parochianen geknield de heilige communie ontvingen. Toen eind jaren ’60 de zogenaamde handcommunie werd ingevoerd, werd de communiebank verwijderd. De balustrade (nr. 9, afbeelding hieronder) werd gerecupereerd als ornamentele afsluiting boven het portaal, waardoor dat het aanschijn krijgt van een echt oksaal (orgelgalerij), al is het dat niet.
Er hangen drie schilderijen in de kerk, die alle drie konden worden gered uit de oude kerk. Het monumentale schilderij in de linkerdwarsbeuk is een Madonna met kind (nr. 10, afb. hieronder). Het werd in 1859 gemaakt door Jozef Meganck (Aalst, 1803 - Brussel, 1890) en was een gift van de grafelijke familie de Buisseret. Onderaan het doek staat trouwens een afbeelding van hun kasteel Termeiren en het opschrift 'Ex Dono Comitis J. de Buisseret, 1859'. Het schilderij hangt in de huidige kerk op dezelfde plaats als vroeger in de oude kerk.
Kort voor het schilderij naar Breendonk kwam, verscheen in de Courant van Aalst een beschrijving ervan. De Courant had die zelf overgenomen uit de Journal De Bruxelles. De anonieme schriiver van de recensie had het schilderij wellicht zien hangen in het atelier van de schilder. Hij prijst Meganck als een bescheiden, maar getalenteerde kunstenaar die zich niet inlaat met vluchtige modes en trends of 'het gezwets en gerucht der aanbevelingen'. (met dank aan Bert Declerq voor het signaleren van dit artikel)
Ook het tweede schilderij in de kerk, Bewening van Christus (nr. 11, afbeelding hieronder), was een schenking van de familie de Buisseret. Onderaan staat : ‘Ex Dono Comiti J. de Buisseret uxorisque ejus. Eug. de Man d’Hobruge, 1841: een gift van de eerste Buisseret in Breendonk (zie afbeelding 19) en zijn echtgenote Eugénie de Man. De droefgeestige gelaatsuitdrukking van de figuren en hun tengere lichaamsbouw wijzen naar de gotiek, maar het clair-obscur-effect is dan weer barok. Het doek zou zijn geschilderd door een rondtrekkende Italiaanse schilder. Links bovenaan zien we het wapenschild van de familie de Buisseret en rechts dat van de familie de Man. Het doek hangt in de rechterdwarsbeuk.
Het derde schilderij bevindt zich dan weer in de linkerdwarsbeuk en stelt het Doopsel van Jezus voor (nr. 12, afbeelding hieronder). De schilder is onbekend.
Ter hoogte van het koor bevindt zich boven de rechterzijbeuk de orgelgalerij (afbeelding 40). Daar staat het hoofdorgel (nr. 13, afbeeldingen hieronder). Het werd in 1925 in de kerk geïnstalleerd door de befaamde orgelbouwer Jos Stevens uit Duffel, die net voor de oorlog, in 1913, ook al het orgel in de oude kerk had vernieuwd. De kostprijs van het orgel bedroeg destijds 38.000 frank. Het is een pijporgel met een zogenaamde pneumatische tractuur, waarbij de mechanische bediening van de registers (reeksen pijpen met dezelfde klankkleur) en de verbinding tussen toets en pijp geheel door middel van luchtdruk tot stand komt. Daardoor kan de speeltafel met de klavieren los van het orgel worden geplaatst.
In de gevel achter het orgel bevindt zich een dubbel spitsboogglasraam met daarboven nog een klein rond loodglasraam. Daarin zien we een afbeelding van de heilige Cecilia, patrones van de muzikanten, aan een orgel (afbeelding hieronder). Het was een gift van Jules Meeus, koster in Breendonk tussen 1925 en 1972.
Rond 1960 werd beneden in de kerk, in de linkerdwarsbeuk, nog een extra, elektrisch harmonium geplaatst. Daar is ook plaats voorzien voor het zangkoor. In 2004 werd het harmonium vervangen door een nieuw, digitaal Johannus-orgel (nr. 14, afbeelding hieronder). In de loop der jaren raakte het hoofdorgel geleidelijk aan in onbruik. Ondertussen wordt het niet meer bespeeld en onderhouden. De orgelkast is deels ontmanteld.
Achter de schermen: de kerkschatten
In zijn kerkrekening voor het jaar 1787 verklaart de eerste Breendonkse pastoor Franciscus Cools met enige mistroostigheid dat de kleine, pas opgerichte kapel ‘geen de minste vaste goederen ofte eenige andere inkomsten’ heeft[1]. Ook uit de visitatieverslagen (de jaarlijkse inspectiebezoeken van de landdekens in alle parochies van het bisdom) blijkt dat de nieuwe kapel en haar bedienaars het niet al te breed hadden. In 1789 zegt landdeken Petrus Stevens dat de kerkgewaden gering maar toch correct zijn (‘pauca sed honesta’). Zijn opvolger Joannes Baptista Luytens is het daar in 1795 mee eens (‘honesta et sufficienta’). Hij voegt eraan toe dat vele van de gewaden afkomstig zijn uit een schenking van het klooster van Berlaymont (in Brussel). De kelken voldoen ook, maar een monstrans ontbreekt en de lamp voor het tabernakel brandt niet ‘ob paupertatem ecclesiae, qua nullos habet preventos’ (‘wegens de armoede van de kerk, die geen opbrengsten heeft’).[2] Later verwierf de kerkfabriek door schenkingen en ‘fondaties’ van ‘jaargetijden’[3] wel enige eigendommen (gronden en geld), maar een rijke parochie was Breendonk allerminst. Dat blijkt ook uit de beperkte hoeveelheid en de geringe (kunsthistorische) waarde van de ‘kerkschatten’.
Naast een reeks hedendaagse liturgische voorwerpen (kandelaars, kruisbeelden, schalen, vaatwerk, enz.) en gewaden zijn het toch vooral de twee zonnemonstransen en de relikwie die de aandacht trekken.
De kerk van Breendonk beschikt over een relikwie van de Heilige Martelaren van Gorcum (afbeelding hieronder). In 1615, ruim 40 jaar na hun dood, werden de stoffelijke resten van de 19 geestelijken uit Gorcum in het geheim ontgraven door Jezuïeten. Omdat ze anoniem samen in een massagraf waren gedumpt, konden ze niet individueel geïdentificeerd worden. De stoffelijke resten werden overgedragen aan Andreas de Soto, commissaris-generaal van de Minderbroeders in de Zuidelijke Nederlanden. Door zijn toedoen werden ze als relikwieën verspreid over heel het grondgebied. Op 16 mei 1619 schonk hij een bot van een van de martelaren aan de pastoor van Asse. Een deeltje daarvan werd in 1780 ter beschikking gesteld van de pas opgerichte kapel van Breendonk.[4] Het relikwie, met een niet geïdentificeerd zegel op de boven- en onderzijde, wordt bewaard in een koperen reliekhouder met als opschrift: rel(icta) SS (sancti) MM (Martyres) Gorcomiensium. De martelaren van Gorcum werden in 1675 zalig verklaard en in 1867 heilig. Aanvankelijk was de kerk van Breendonk aan alle martelaren gewijd, later meer specifiek aan Leonardus.
[1] Aartsbisschoppelijk Archief Mechelen, Bundel Breendonk, 18de eeuw.
[2] De visitatieverslagen van Petrus Stevens van 1779 tot 1792 en van Joannes Baptista Luytens van 1793 tot 1801 bevinden zich uitzonderlijk niet in het Aartsbisschoppelijk Archief te Mechelen maar in het Rijksarchief Antwerpen.
[3] Een ‘fondatie’ of stichting was een schenking van geld, grond of een ander goed aan de kerk of parochie. In ruil werden een of meerdere keren per jaar misvieringen (‘jaargetijden’) opgedragen ter nagedachtenis en voor het zielenheil van de schenker, meestal een welstellende parochiaan.
[4] Dat blijkt uit een brief van de aartsbisschop van Mechelen uit 1780 waarnaar pastoor Ludovicus Bosschaerts verwijst in een historische schets van zijn parochie: Bosschaerts, L, Beschrijving van de parochie van Breendonck, 1901, Aartsbisschoppelijk archief Mechelen, Bundel Breendonk, 20ste eeuw.
Wellicht de meest waardevolle kunstvoorwerpen in het patrimonium zijn de twee zonnemonstransen. Monstransen worden gebruikt om geconsacreerde hosties te tonen en te vereren. Centraal in de monstrans bevindt zich een glazen of kristallen kijkvenster. Wanneer rond dat venster een zonnestralenkrans is aangebracht, spreken we van een zonnemonstrans. De kerk van Breendonk bezit twee zonnemonstransen. De eerste (afbeelding linksonder) dateert van voor 1750, is barok en gemaakt uit gedreven zilver. Hij is 59 centimeter hoog, bekleed met engelfiguren, op de voet met engelenhoofdjes en bekroond met een zon, kroon en kruis. Deze monstrans is van de hand van een Brusselse zilversmid met als merk een pijl met drie bolletjes. De tweede monstrans (afbeelding rechtsonder) dateert uit de 19de eeuw, is 63 centimeter hoog en werd vervaardigd uit verzilverd en verguld gedreven metaal. Boven het kijkvenster is God de Vader afgebeeld en ernaast en eronder prijken engelenfiguren. Boven de geprononceerde stralenkrans bevindt zich een kroon met kruis. Ook hier is niet bekend wie de monstrans heeft gemaakt en hoe hij in Breendonk is beland.
De kelk dateert vermoedelijk uit de 17de of begin 18de eeuw en werd hersteld door de Mechelse zilversmid Pierre Festraets, werkzaam tussen 1864 en 1905 (afbeelding linksonder). De drie cibories, afgesloten houders voor geconsacreerde hosties, zijn hedendaags en hebben geen bijzondere kunstwaarde (een ervan afgebeeld rechtsonder).
Oorspronkelijk werden de kerkgewaden en liturgische voorwerpen bewaard in de vrij grote sacristie in de zuidoostelijke hoek van de kerk. Maar door de terugval van het aantal kerkgangers in de jaren ’60 was er nood aan een kleinere gebedsruimte, zeker voor de missen op weekdagen. Daarom werd de sacristie omgebouwd tot een kapel (letter J op het plan, afbeelding hieronder). Tussen de kapel en het hoogkoor werd een extra ruimte gecreëerd die samen met een gang tussen de kapel en de zijbeuk de L-vormige nieuwe sacristie vormt (letter I).
Laudo deum, plebum voco: de klokken
Al sinds de oprichting van de eerste kapel in 1780 klinkt er klokkengelui in Breendonk. Aanvankelijk kwam dat van een kleine bronzen klok die in 1779 werd gegoten door Jan-Baptiste en Frans Wierinck uit Overmere. Ook de grotere toren na de verbouwing van 1855 moest het daarmee stellen, tot er in 1870 twee stalen klokken bij kwamen, gegoten door Jacob Holzer & Cie in Parijs. De ene (1100 kilo) werd geschonken door burgemeester en graaf Gaston de Buisseret en zijn echtgenote Beatrix de Montbrison. De klok kreeg dan ook de naam Beatrix. De tweede klok (700 kilo) werd Leonardus gedoopt en was een geschenk van de Breendonkse parochianen aan pastoor Petrus Ceuppens, die al sinds 1827 de plaatselijke zielenherder was. Beide stalen klokken overleefden de verwoesting van de kerk in 1914, kregen een plaatsje naast de noodkerk op de speelplaats van de jongensschool en werden na de oorlog, in 1925, ook in de klokkentoren van de nieuwe kerk gehangen. Er kwam toen nog een derde stalen klok bij (240 kilo), gemaakt door gieterij Marcel Michiels uit Doornik.
Die laatste klok werd tijdens de Tweede Wereldoorlog weggehaald door de Duitse bezetter en in de H. Bartholomeuskerk van Merksem gehangen. Die werd later getroffen door een V-bom en totaal vernield. Wat er met de twee andere klokken is gebeurd, is niet helemaal duidelijk, maar vermoedelijk werden ook die in beslag genomen door de Duitsers. Na de oorlog maakte de firma Michiels alleszins drie nieuwe klokken (afbeelding 51): een grote (100 cm hoog, 116 cm doorsnede en 950 kilo), een middelgrote 80 cm hoog, 90 cm doorsnede en 400 kilo), en een kleine (70 cm hoog, 77 cm doorsnede en 300 kilo). De kostprijs voor het gieten, plaatsen en de elektrische aandrijving bedroeg 232.000 frank.[i] De drie klokken hangen ook nu nog in de toren.
Die laatste klok werd tijdens de Tweede Wereldoorlog weggehaald door de Duitse bezetter en in de H. Bartholomeuskerk van Merksem gehangen. Die werd later getroffen door een V-bom en totaal vernield. Wat er met de twee andere klokken is gebeurd, is niet helemaal duidelijk, maar vermoedelijk werden ook die in beslag genomen door de Duitsers. Na de oorlog maakte de firma Michiels alleszins drie nieuwe klokken (afbeelding 51): een grote (100 cm hoog, 116 cm doorsnede en 950 kilo), een middelgrote 80 cm hoog, 90 cm doorsnede en 400 kilo), en een kleine (70 cm hoog, 77 cm doorsnede en 300 kilo). De kostprijs voor het gieten, plaatsen en de elektrische aandrijving bedroeg 232.000 frank.[i] De drie klokken hangen ook nu nog in de toren.
De grote klok heeft als opschrift: “Mefudit Michiels Tournai / Anno Domini 1946 / Quinquagesimum sui parochi R. Adm.Dm. Fr. Somers / Presbyteratum Annum Celebrantes / In honorem Sancti Leonardi / Dono me dederunt huius pagi incolae” Het was dus een geschenk van de parochianen van Breendonk voor het vijftigjarige priesterjubileum van hun pastoor Frans Somers in 1946. De klok werd genoemd naar de patroonheilige Sint-Leonardus.
Op de middelgrote klok (Afbeelding 52) lezen we: “1947 / Parentibus suis egregiis Moortgat – De Block / Victor et Albert usque hoc pietatis opus vivent / mefudit Michiels Tournai / est mihi nomen Maria / Deum laudo plebum voco dissipo ventum / defunctos ploro pestem fugo festo decoro”. Deze klok werd met andere woorden geschonken door Victor en Albert Moortgat ter ere van hun ouders Moortgat - De Block, de stichters van de brouwerij Moortgat. De klok draagt de naam Maria, een verwijzing naar de moeder van Jezus, maar ook naar Maria-Henrika De Block, de moeder van Victor en Albert. Maria is ook afgebeeld op de klok. Het vers is een courant opschrift voor klokken en betekent: “Ik loof de Heer, roep het volk samen, verspreid de wind, beween de doden, verjaag de pest en luister het feest op”.
Op de middelgrote klok (Afbeelding 52) lezen we: “1947 / Parentibus suis egregiis Moortgat – De Block / Victor et Albert usque hoc pietatis opus vivent / mefudit Michiels Tournai / est mihi nomen Maria / Deum laudo plebum voco dissipo ventum / defunctos ploro pestem fugo festo decoro”. Deze klok werd met andere woorden geschonken door Victor en Albert Moortgat ter ere van hun ouders Moortgat - De Block, de stichters van de brouwerij Moortgat. De klok draagt de naam Maria, een verwijzing naar de moeder van Jezus, maar ook naar Maria-Henrika De Block, de moeder van Victor en Albert. Maria is ook afgebeeld op de klok. Het vers is een courant opschrift voor klokken en betekent: “Ik loof de Heer, roep het volk samen, verspreid de wind, beween de doden, verjaag de pest en luister het feest op”.
De toekomst
Hoe lang de klokken de Heer nog zullen loven, het volk verzamelen en de feesten opluisteren, valt af te wachten. De toekomst van de kerk van Breendonk is namelijk onzeker. De secularisatie van de afgelopen decennia en de daarmee gepaard gaande ontkerkelijking heeft in Puurs, net zoals overal elders in Vlaanderen, een evolutie ingezet naar een centralisatie van de geloofsgemeenschap en de kerkdiensten. Op 6 oktober 2014 fusioneerden de parochies Breendonk, Kalfort, Liezele, Puurs en Ruisbroek tot de nieuwe parochie Puurs.
Daarmee werd een tendens tot decentralisatie omgekeerd die eeuwen geleden begon en duurde tot de eerste helft van de vorige eeuw. Tot dan werden in allerlei dorpen en gehuchten voortdurend nieuwe kerken en parochies opgericht om tegemoet te komen aan de vraag van de gelovigen om dichter bij huis naar de mis te kunnen gaan en sacramenten te kunnen ontvangen. Nu gebeurt dus het tegenovergestelde. Er zijn steeds minder missen en erediensten in de perifere kerken van de parochie, en de gelovigen moeten noodgedwongen weer naar de hoofdkerk. Uiteraard is mobiliteit nu minder een probleem dan vroeger, maar misschien toch wel bij de ouderen, die een groot deel uitmaken van de kerkgangers.
Op termijn zullen enkele kerken in de parochie Puurs mogelijk een herbestemming krijgen. In het kerkenplan van de parochie is voorzien dat voor de kerk van Breendonk uiterlijk tegen 2023 een stuurgroep wordt opgestart om de realisatie van een nevenbestemming te begeleiden. Indien er tegen 2028 geen nevenbestemming gevonden wordt, kan ook herbestemming overwogen worden. Daarmee zou na net geen 250 jaar een einde komen aan de Breendonkse kerkgeschiedenis in de liturgische betekenis van het woord. Maar zover zijn we nog niet. In 2025 staat de huidige kerk er 100 jaar. Hopelijk wordt dat niet het laatste jubileum van het gebouw dat, ondanks zijn tekortkomingen, al een eeuw lang een baken en icoon is voor de dorpsgemeenschap.