_Tweede poging tot burgerlijke afscheiding (1819)
_ Op 25 mei 1819 schrijven de Breendonkenaars een brief aan de ‘Achtbare Heere gedeputeerde Staeten van de Provincie Antwerpen’ met het verzoek het ‘gehugt van Breendonck, Reijwegstraat, Schaefstraet, Breendonckstraet, Sootstraet, Bessemstraet, Cruysstraat, Saevelstraat, de Hoogeyde, Mooreyde en Moorstraet met alle hunne dependentiën te vereenigen in eene gemeynte, van Puers afgescheyden’.[1]
De ‘Provinciale Staten’ vormden een bestuursniveau dat in de ‘Hollandse tijd’ (1815-1830) net als onder het Franse Bestuur nog behoorlijk belangrijk was. De algemene vergadering van de Provinciale Staten vond één keer per jaar plaats, in de zomer. De rest van het jaar werd het provinciale bestuur waargenomen door de Bestendige Deputatie.
De Breendonkenaars argumenteren hun verzoek als volgt: de genoemde straten en buurten hebben ‘een succersaele kerk (sic) tot Breendonck bekomen in ’t jaer 1779, om de aldergrootste noodzaekelijkheyd, ter oorzaeke van de verre afgelegentheyd van de parochiale kerke van Puers, dewelke bestaet voor veele persoonen in een uer en half, ten tweeden door den overvloed van waters en slegte wegen, die wij hier dikmaels hebben, hetgene oorzaek is dat wij in verschyde noodzakelijkheden ons op tijd niet konde naer Puers begeven, zoo voor geestelijke als voor wereldlijke zaeken’.
Volgens de stellers zijn de Breendonkenaars ook ‘klaar’ voor zelfbestuur: ‘Onze succersale parochie is reeds bewoond door eenen Pastor en onder Pastor, welken onder Pastor wij onderhouden, en is ook bewoond door pachters, brouwers, stookers, maelders, bloempelders (= molenaarsgasten), beenhouders, smeders, waegemakers, horlogemakers, geweermaker, schoenmakers, kleermakers, landbouwers, winkeliers, coopmans, bakkers, met een woord veele andere, daer bij is Breendonck ook grootelijks bekwaem voor jaarmarkten, foiren, etc’. Verder is er ook ‘eenen bequaemen schoolmeester tot onderwijs der jonckheyd’, kortom: Breendonk beschikt volgens het verzoekschrift over ‘besondere inwoonders die bequaem zijn om alle bestieringen in order aen te nemen’.
De ‘Provinciale Staten’ vormden een bestuursniveau dat in de ‘Hollandse tijd’ (1815-1830) net als onder het Franse Bestuur nog behoorlijk belangrijk was. De algemene vergadering van de Provinciale Staten vond één keer per jaar plaats, in de zomer. De rest van het jaar werd het provinciale bestuur waargenomen door de Bestendige Deputatie.
De Breendonkenaars argumenteren hun verzoek als volgt: de genoemde straten en buurten hebben ‘een succersaele kerk (sic) tot Breendonck bekomen in ’t jaer 1779, om de aldergrootste noodzaekelijkheyd, ter oorzaeke van de verre afgelegentheyd van de parochiale kerke van Puers, dewelke bestaet voor veele persoonen in een uer en half, ten tweeden door den overvloed van waters en slegte wegen, die wij hier dikmaels hebben, hetgene oorzaek is dat wij in verschyde noodzakelijkheden ons op tijd niet konde naer Puers begeven, zoo voor geestelijke als voor wereldlijke zaeken’.
Volgens de stellers zijn de Breendonkenaars ook ‘klaar’ voor zelfbestuur: ‘Onze succersale parochie is reeds bewoond door eenen Pastor en onder Pastor, welken onder Pastor wij onderhouden, en is ook bewoond door pachters, brouwers, stookers, maelders, bloempelders (= molenaarsgasten), beenhouders, smeders, waegemakers, horlogemakers, geweermaker, schoenmakers, kleermakers, landbouwers, winkeliers, coopmans, bakkers, met een woord veele andere, daer bij is Breendonck ook grootelijks bekwaem voor jaarmarkten, foiren, etc’. Verder is er ook ‘eenen bequaemen schoolmeester tot onderwijs der jonckheyd’, kortom: Breendonk beschikt volgens het verzoekschrift over ‘besondere inwoonders die bequaem zijn om alle bestieringen in order aen te nemen’.
_De petitie is ondertekend door 48 Breendonkenaars. De
eerste daarvan – schoolmeester Jan Baptiste Steenackers – is mogelijk de
schrijver van de brief. De tweede is brouwer Joannes Franciscus Van Asch uit het Dorp en derde Louis Cuyckens uit de Schaafstraat (van de latere hoeve 'van Kezes' : Van Doorslaer - Tierens- Schelfhout), die in 1804 als gevolmachtigde al een eerste poging deed om van Breendonk een zelfstandige gemeente te maken. Verderop zien we onder meer Henri De Block; pachter van het Keukenhof in de Peeterstraat; Michael Nuten, molenaar op de Rijweg; Petrus Franckx, molenaar in het Dorp; Joseph De Ridder, smid in het Dorp (ter hoogte van het latere café Onder den toren); Christian De Coninck, timmerman in het Dorp (ter hoogte van het huidige KBC-kantoor); Cornelius Van Winstenhoven, pachter van de hoeve naast de kapel (momenteel kerkplein), koster Vereycken, enz.
_De Bestendige Deputatie vraagt
advies over het verzoek aan moedergemeente Puurs. Die maakt er – hoe kan
het ook anders - korte metten mee. Het verslag van de Puurse
gemeenteraad van 4 juni 1819 wijst erop dat er in Breendonk 243 huizen
en dus huisvaders zijn. Volgens de gemeenteraad hebben maar 31 (1 op 8
rekenen ze voor) daarvan de petitie ondertekend; De rest van de 48
ondertekenaars van het verzoekschrift zijn hun kinderen, diensboden of
mensen die niet in Breendonk gedomicilieerd zijn. Een vertegenwoordiging
van 1 op 8 is niet representatief, aldus het verslag, en bovendien
beweert de gemeenteraad (zonder dat hard te maken) dat de ‘principaelste eigenaars’
en belastingbetalers tegen het verzoek zijn omdat het schadelijk is
voor hun eigen belangen wegens de kosten van de nieuw in te richten
Breendonkse administratie. Bovendien zijn ze – althans volgens de
gemeenteraad – tevreden met hun vertegenwoordiging in de gemeente: ze
hebben raadsleden en ‘repartiteurs’ (zgn. ‘zetters’, verantwoordelijk
voor de taxatie van onroerend goed).
Op basis van het advies van de gemeenteraad van Puurs wordt het verzoekschrift door de algemene vergadering van de Provinciale Staten in 1820 afgewezen.
Maar twee jaar later doen de Breendonkenaars alweer een nieuwe poging.
[1] Provinciaal Archief Antwerpen, PAA 597, inv. 45 Dossier inzake het verzoek van de inwoners van het gehucht Breendonk om af te scheiden van Puurs en een eigen gemeente te vormen, 1819-1823. Kopies van een aantal van de documenten bevinden zich ook in het RAA, HGA Puurs.
(Ga verder)
Op basis van het advies van de gemeenteraad van Puurs wordt het verzoekschrift door de algemene vergadering van de Provinciale Staten in 1820 afgewezen.
Maar twee jaar later doen de Breendonkenaars alweer een nieuwe poging.
[1] Provinciaal Archief Antwerpen, PAA 597, inv. 45 Dossier inzake het verzoek van de inwoners van het gehucht Breendonk om af te scheiden van Puurs en een eigen gemeente te vormen, 1819-1823. Kopies van een aantal van de documenten bevinden zich ook in het RAA, HGA Puurs.
(Ga verder)