De pachters
De eerste pachter
die opduikt uit de nevelen der geschiedenis, is Willem De Bruyn. Hij wordt
als huurder van de Keukenhoeve vermeld in de verkoopakte van 1618 van de
familie De Clercq - Van Hooff voor
notaris Van der Venne in Mechelen[1].
Ook het jaar daarvoor komt zijn naam al voor in een akte van dezelfde notaris.[2]
Daar gaat het over het feit dat Pieter Le Conte in naam van zijn echtgenote
Maria Le Clercq (deeleigenares van de hoeve) Cornelia Le Clercq machtigde om
Willem De Bruyn, ‘pachter, woonende op de
hoeve genaemd t’ Hof ter Keuckene, te administreren’.
Veel is er niet bekend over Willem De Bruyn. Vermoedelijk werd hij rond 1586 geboren in Ruisbroek. Daar trouwde hij in 1616 met Elisabeth Van Camp. Wellicht heeft het koppel dus kort na hun huwelijk de Keukenhoeve in pacht genomen. Tussen 1621 en 1638 kregen Willem De Bruyne en Elisabeth Van Camp minstens acht kinderen.[3] In 1633 kocht het koppel van Jan Tuytelaer en Cathelijne Van Loock een hofstede met een gemet grond ‘te Willebroek op Breendonk’.[4] Allicht hebben ze toen de pacht van de Keukenhoeve opgezegd om hun eigen hofstede te gaan uitbaten. Dat vermoeden wordt bevestigd door het feit dat we vanaf 1634 een nieuwe pachter kennen in de Keukenhoeve : Hendrik Van der Wilt.
Hendrik Van der Wilt werd rond 1597 geboren in Ruisbroek. Hij was vermoedelijk een zoon van Jacobus Van der Wilt, tussen 1580 en 1624 pachter van de grote Gansbroekhoeve aan de Rupel aldaar. In 1649 kreeg de Keukenhoeve een nieuwe eigenaar: Don Philippe de San Juan. Die sloot in 1652 een nieuwe pachtovereenkomst met Hendrik Van der Wilt, met de ‘‘conditie en voorwaerde dat don Philippe San Juan sal verhueren sekere sijne hoeve genaempt de Keuckenhoeve respectieve gelegen onder Puers, Willebroeck ende Thisselt, mette appendentien en dependentien tegenwoordig in huere beseten bij Hendrick Van der Wilt …’
Het is de oudste ons bekende huurovereenkomst en het document bevat een aantal interessante gegevens.
Zo ‘reserveert deselve verhuerder tsijnewaerts het speelhuis mette hoffgrachten ende visserij daeraene gelegen, mitsgaeders de bosschen’. Ook het Poortveld reserveert hij voor zichzelf. Hieruit blijkt voor het eerst dat er bij de Keukenhoeve wel degelijk sprake is van een ‘speelhuis’ dat moet worden onderscheiden van de pachthoeve en dat door de eigenaars wellicht als buitenverblijf werd gebruikt. Of dat ook bij de vorige of volgende eigenaars het geval was, is niet bekend. Vermoedelijk was de pachthoeve een annex van het ‘speelhuis’ en bevonden beide zich binnen de hofgracht.
[1] Verkoopakte Keukenhoeve aan Cornelis Van Broecke, 22.9.1618, Notaris Van der Venne, Mechelen, f° 203, Stadsarchief Mechelen (bewerking Gaston Roggeman, nr. 5464). Zie ook: Registratie voor schepenbank Puurs op 10.10.1621, RAA, OGA Puurs, inv 1A, f° 199v (zie C. Apers, o.c., nr 602).
[2] Akte van administratie, 25.2.1617, Notaris Van der Venne, Mechelen, f° 32, Stadsarchief Mechelen (bewerking Gaston Roggeman, nr. 5134).
[3] Met dank aan Dirk Binon voor de genealogische informatie.
[4] RAA, OGA Willebroek, 1B, f° 69r (zie C. Apers, o.c., Deel 1, nr. 1019).
Veel is er niet bekend over Willem De Bruyn. Vermoedelijk werd hij rond 1586 geboren in Ruisbroek. Daar trouwde hij in 1616 met Elisabeth Van Camp. Wellicht heeft het koppel dus kort na hun huwelijk de Keukenhoeve in pacht genomen. Tussen 1621 en 1638 kregen Willem De Bruyne en Elisabeth Van Camp minstens acht kinderen.[3] In 1633 kocht het koppel van Jan Tuytelaer en Cathelijne Van Loock een hofstede met een gemet grond ‘te Willebroek op Breendonk’.[4] Allicht hebben ze toen de pacht van de Keukenhoeve opgezegd om hun eigen hofstede te gaan uitbaten. Dat vermoeden wordt bevestigd door het feit dat we vanaf 1634 een nieuwe pachter kennen in de Keukenhoeve : Hendrik Van der Wilt.
Hendrik Van der Wilt werd rond 1597 geboren in Ruisbroek. Hij was vermoedelijk een zoon van Jacobus Van der Wilt, tussen 1580 en 1624 pachter van de grote Gansbroekhoeve aan de Rupel aldaar. In 1649 kreeg de Keukenhoeve een nieuwe eigenaar: Don Philippe de San Juan. Die sloot in 1652 een nieuwe pachtovereenkomst met Hendrik Van der Wilt, met de ‘‘conditie en voorwaerde dat don Philippe San Juan sal verhueren sekere sijne hoeve genaempt de Keuckenhoeve respectieve gelegen onder Puers, Willebroeck ende Thisselt, mette appendentien en dependentien tegenwoordig in huere beseten bij Hendrick Van der Wilt …’
Het is de oudste ons bekende huurovereenkomst en het document bevat een aantal interessante gegevens.
Zo ‘reserveert deselve verhuerder tsijnewaerts het speelhuis mette hoffgrachten ende visserij daeraene gelegen, mitsgaeders de bosschen’. Ook het Poortveld reserveert hij voor zichzelf. Hieruit blijkt voor het eerst dat er bij de Keukenhoeve wel degelijk sprake is van een ‘speelhuis’ dat moet worden onderscheiden van de pachthoeve en dat door de eigenaars wellicht als buitenverblijf werd gebruikt. Of dat ook bij de vorige of volgende eigenaars het geval was, is niet bekend. Vermoedelijk was de pachthoeve een annex van het ‘speelhuis’ en bevonden beide zich binnen de hofgracht.
[1] Verkoopakte Keukenhoeve aan Cornelis Van Broecke, 22.9.1618, Notaris Van der Venne, Mechelen, f° 203, Stadsarchief Mechelen (bewerking Gaston Roggeman, nr. 5464). Zie ook: Registratie voor schepenbank Puurs op 10.10.1621, RAA, OGA Puurs, inv 1A, f° 199v (zie C. Apers, o.c., nr 602).
[2] Akte van administratie, 25.2.1617, Notaris Van der Venne, Mechelen, f° 32, Stadsarchief Mechelen (bewerking Gaston Roggeman, nr. 5134).
[3] Met dank aan Dirk Binon voor de genealogische informatie.
[4] RAA, OGA Willebroek, 1B, f° 69r (zie C. Apers, o.c., Deel 1, nr. 1019).
Tot wanneer Hendrik
Van der Wilt precies pachter is gebleven van de Keukenhoeve, is onbekend, maar
na zijn dood (vermoedelijk in 1666) werd de pacht overgenomen door zijn zoon Carolus (Karel) Van der Wilt en diens
echtgenote Margriet Peeters. Karel Van der Wilt
overleed op kerstdag 1690 op 53-jarige leeftijd. Zoals dat destijds
gebruikelijk was, hertrouwde zijn weduwe korte tijd later, meer bepaald op 16
mei 1691, met Jan De Wachter. Samen baatten ze de Keukenhoeve verder uit.
Op 22 september 1719 werd in Puurs Frans Kerremans gedoopt, zoon van Cornelis Kerremans en Catharina Peeters. De mannelijke doopgetuige was ‘koninklijk commissaris’ Don Francisco de Santander[1]. Daaruit kunnen we met een vrij grote waarschijnlijkheid afleiden dat Cornelis Kerremans in 1719 pachter was van de Keukenhoeve. Dat weten we ook uit andere bronnen, zoals een pachtboek van Francisco de Santander, waarin Cornelis Kerremans ingeschreven staat als huurder van het ‘Castillo la Keukenhoeve’ (het ‘Steenen huys’ van ‘kaart 1649’). Cornelis werd gedoopt in Puurs op 4 juni 1686 als zoon van Rombout Kerremans en Elisabeth De Buyser. Cornelis trouwde rond 1711 met Catharina Peeters. Tussen 1712 en 1719 kregen zij vijf kinderen.
Op 12 september 1751 trouwde hun zoon Franciscus in Puurs met Joanna Maria Wauters (getuigen waren de respectieve vaders Cornelis Kerremans en Petrus Wauters). Enkele maanden later, op 19 december, verkochten Cornelis en Catharina Kerremans voor 800 gulden de helft van hun inboedel aan hun zoon en schoondochter. In 1761 verkochten ze ook de andere helft. Na de dood van hun (schoon)ouders baatten Frans Kerremans en Joanna Maria Wauters de Keukenhoeve helemaal alleen uit.
Op 6 augustus 1774 overleed Joanna Maria Wauters. Het echtpaar Kerremans – Wauters had geen kinderen. Nauwelijks twee maand later, op 18 oktober, hertrouwde de 55-jarige Frans Kerremans met Anna Catharina Verhulst : dochter van Philippus Verhulst en Anna Janssens uit Willebroek, en zuster van zijn buurman Jan Baptiste Verhulst, die in 1767 het ‘tweede pachthof’ van de Keukenhoeve had gekocht. Ook met haar kreeg hij geen kinderen.
Op 28 april 1795 overleed Anna Catharina Verhulst. Vermoedelijk hield Frans Kerremans het toen voor bekeken als pachter van het Spaans Kasteel, want bij de volkstelling van 1796 vinden we hem niet langer terug als huurder, maar als ‘gewezen boer’, woonachtig ‘in Breendonk’. Mogelijk woonde hij in bij de nieuwe pachter van het Spaans Kasteel, die net na hem staat ingeschreven in de volkstelling, met name zijn neef Jan Baptiste Cortebeeck, zoon van Petrus Joannes Cortebeeck en Serafina Kerremans, de zuster van Frans.[2] Frans Kerremans overleed op 9 maart 1807 op 87-jarige leeftijd.
De paarden- en veetellingen uit die tijd tonen aan dat Jan Baptiste Cortebeeck wat dat betreft tot de belangrijkste pachters van Tisselt behoorde. In 1820 had hij tien ‘hoornbeesten’ (zeven ouder en drie jonger dan twee jaar) en vier paarden ouder dan drie jaar. Alleen andere grote boeren als Peter Jan De Wit en Antoon Vandenbrande kwamen in de buurt. Bij de paardentelling van 1824 was Jan Baptiste Cortebeeck samen met Peter Jan De Wit de enige pachter in Tisselt die vier paarden bezat. In die tijd was het areaal van het Spaans Kasteel dan ook opnieuw toegenomen tot 33 hectare.
Rond 1832 werd Petrus De Block de nieuwe pachter van het Spaans Kasteel. werd geboren op 8 oktober 1811 als oudste zoon van Jacobus De Block en Maria-Theresia Van de Wauwer. Zijn ouders baatten de Zeuthoeve uit, de eeuwenoude pachthoeve in het noordwesten van Puurs. Naast landbouwer was vader De Block er ook actief als paardenfokker. De familie De Block woonde wel in Puurs, maar was eigenlijk afkomstig uit Breendonk. De ouders en grootouders van Jacobus woonden in de Breendonkstraat : Petrus De Block en Johanna Verlinden, en Jan De Block en Joanna Catharina Verschueren.
Petrus De Block trouwde op 12 juli 1832 met Lucia Van Ranst uit Eikevliet. Wanneer het jonge koppel het Spaans Kasteel precies in pacht heeft genomen, is niet helemaal duidelijk. De bevolkingsregisters van Tisselt geven daar geen uitsluitsel over wegens een hiaat tussen 1832 en 1846. De familie De Block duikt er pas in 1846 op, als bewoners van huis nummer 114, Secie B in de Peeterstraat.[3] Er wordt helaas niet vermeld wanneer zij daar zijn komen wonen. Maar de kinderen van Petrus en Lucia werden alleszins allemaal in Tisselt geboren, tussen 1833 en 1857. We gaan er dan ook van uit dat de familie De Block vanaf 1832 of 1833 in het Spaans Kasteel verbleef.
[1] Binon, Dirk, Bewerkt doopregister parochie Puurs, 1697-1721, eigen uitgave, 2009. Ook de meeste andere hier vermelde genealogische informatie is ontleend aan de bewerkingen van de Puurse parochieregisters (dopen, huwelijken en overlijdens) door dezelfde auteur.
[2] Volkstelling Puurs 1796, bewerking Dirk Binon, 1994.
[3] Bevolkingsregister Tisselt, 1846-1856, Gemeentelijk Archief Willebroek (GAW)
Op 22 september 1719 werd in Puurs Frans Kerremans gedoopt, zoon van Cornelis Kerremans en Catharina Peeters. De mannelijke doopgetuige was ‘koninklijk commissaris’ Don Francisco de Santander[1]. Daaruit kunnen we met een vrij grote waarschijnlijkheid afleiden dat Cornelis Kerremans in 1719 pachter was van de Keukenhoeve. Dat weten we ook uit andere bronnen, zoals een pachtboek van Francisco de Santander, waarin Cornelis Kerremans ingeschreven staat als huurder van het ‘Castillo la Keukenhoeve’ (het ‘Steenen huys’ van ‘kaart 1649’). Cornelis werd gedoopt in Puurs op 4 juni 1686 als zoon van Rombout Kerremans en Elisabeth De Buyser. Cornelis trouwde rond 1711 met Catharina Peeters. Tussen 1712 en 1719 kregen zij vijf kinderen.
Op 12 september 1751 trouwde hun zoon Franciscus in Puurs met Joanna Maria Wauters (getuigen waren de respectieve vaders Cornelis Kerremans en Petrus Wauters). Enkele maanden later, op 19 december, verkochten Cornelis en Catharina Kerremans voor 800 gulden de helft van hun inboedel aan hun zoon en schoondochter. In 1761 verkochten ze ook de andere helft. Na de dood van hun (schoon)ouders baatten Frans Kerremans en Joanna Maria Wauters de Keukenhoeve helemaal alleen uit.
Op 6 augustus 1774 overleed Joanna Maria Wauters. Het echtpaar Kerremans – Wauters had geen kinderen. Nauwelijks twee maand later, op 18 oktober, hertrouwde de 55-jarige Frans Kerremans met Anna Catharina Verhulst : dochter van Philippus Verhulst en Anna Janssens uit Willebroek, en zuster van zijn buurman Jan Baptiste Verhulst, die in 1767 het ‘tweede pachthof’ van de Keukenhoeve had gekocht. Ook met haar kreeg hij geen kinderen.
Op 28 april 1795 overleed Anna Catharina Verhulst. Vermoedelijk hield Frans Kerremans het toen voor bekeken als pachter van het Spaans Kasteel, want bij de volkstelling van 1796 vinden we hem niet langer terug als huurder, maar als ‘gewezen boer’, woonachtig ‘in Breendonk’. Mogelijk woonde hij in bij de nieuwe pachter van het Spaans Kasteel, die net na hem staat ingeschreven in de volkstelling, met name zijn neef Jan Baptiste Cortebeeck, zoon van Petrus Joannes Cortebeeck en Serafina Kerremans, de zuster van Frans.[2] Frans Kerremans overleed op 9 maart 1807 op 87-jarige leeftijd.
De paarden- en veetellingen uit die tijd tonen aan dat Jan Baptiste Cortebeeck wat dat betreft tot de belangrijkste pachters van Tisselt behoorde. In 1820 had hij tien ‘hoornbeesten’ (zeven ouder en drie jonger dan twee jaar) en vier paarden ouder dan drie jaar. Alleen andere grote boeren als Peter Jan De Wit en Antoon Vandenbrande kwamen in de buurt. Bij de paardentelling van 1824 was Jan Baptiste Cortebeeck samen met Peter Jan De Wit de enige pachter in Tisselt die vier paarden bezat. In die tijd was het areaal van het Spaans Kasteel dan ook opnieuw toegenomen tot 33 hectare.
Rond 1832 werd Petrus De Block de nieuwe pachter van het Spaans Kasteel. werd geboren op 8 oktober 1811 als oudste zoon van Jacobus De Block en Maria-Theresia Van de Wauwer. Zijn ouders baatten de Zeuthoeve uit, de eeuwenoude pachthoeve in het noordwesten van Puurs. Naast landbouwer was vader De Block er ook actief als paardenfokker. De familie De Block woonde wel in Puurs, maar was eigenlijk afkomstig uit Breendonk. De ouders en grootouders van Jacobus woonden in de Breendonkstraat : Petrus De Block en Johanna Verlinden, en Jan De Block en Joanna Catharina Verschueren.
Petrus De Block trouwde op 12 juli 1832 met Lucia Van Ranst uit Eikevliet. Wanneer het jonge koppel het Spaans Kasteel precies in pacht heeft genomen, is niet helemaal duidelijk. De bevolkingsregisters van Tisselt geven daar geen uitsluitsel over wegens een hiaat tussen 1832 en 1846. De familie De Block duikt er pas in 1846 op, als bewoners van huis nummer 114, Secie B in de Peeterstraat.[3] Er wordt helaas niet vermeld wanneer zij daar zijn komen wonen. Maar de kinderen van Petrus en Lucia werden alleszins allemaal in Tisselt geboren, tussen 1833 en 1857. We gaan er dan ook van uit dat de familie De Block vanaf 1832 of 1833 in het Spaans Kasteel verbleef.
[1] Binon, Dirk, Bewerkt doopregister parochie Puurs, 1697-1721, eigen uitgave, 2009. Ook de meeste andere hier vermelde genealogische informatie is ontleend aan de bewerkingen van de Puurse parochieregisters (dopen, huwelijken en overlijdens) door dezelfde auteur.
[2] Volkstelling Puurs 1796, bewerking Dirk Binon, 1994.
[3] Bevolkingsregister Tisselt, 1846-1856, Gemeentelijk Archief Willebroek (GAW)
De familie De Block had in 1842 in
totaal 34 hectare grond om te bewerken. Later zou daar nog ongeveer 10 hectare
bijkomen. Daar waren vele handen voor nodig. Maar die waren er ook, want Petrus
en Lucia hadden elf kinderen. Ondanks al dat mans- en vrouwvolk had Petrus De
Block, zoals elke zichzelf respecterende pachter, ook personeel. Vooral toen de
kinderen nog klein waren, hadden Petrus en Lucia die hulp nodig. Tussen 1846 en
1856 noteren we liefst 14 knechten en meiden, zij het uiteraard niet allemaal
tegelijk: er was een groot verloop. Meestal waren er een drietal knechten en
twee meiden.
Vanaf het midden van de jaren ’50 begonnen de kinderen uit te vliegen.
Maria Theresia was de eerste: zij trouwde in 1855 met Johannes Henricus Verbesselt uit Londerzeel.
Jacobus, de oudste zoon, werd priester gewijd in 1857, een sterke traditie in gegoede boerengezinnen. Hij was onder meer studiemeester in het Klein Seminarie in Mechelen en onderpastoor in Brussel en Heist-op-den-Berg.
Joanna Maria overleed op jonge leeftijd, in 1862. Ze werd nauwelijks 24 jaar.
Carolus Ludovicus bleef heel zijn leven op de hoeve wonen. Hij was niet getrouwd, maar wel actief in de Tisseltse politiek. Vanaf 1869, op 26-jarige leeftijd, zat hij in de gemeenteraad. Later werd hij schepen en zelfs burgemeester (1883-1884). Hij stierf op vrij jonge leeftijd (47 jaar) in 1890.[1]
Ook zijn iets oudere broer Jozef De Block ging in de politiek. Zijn leven eindigde in dramatische omstandigheden. Jozef trouwde in 1871 met Maria Stephania Verbeken. Het koppel vestigde zich eerst in de Malderse Steenweg in Londerzeel. Rond 1880 verhuisde het gezin naar de hoeve met windmolen in de Biesemansstraat in Tisselt (nu Baeckelmansstraat). Jozef was er landbouwer, molenaar en – net als zijn voorouders – paardenkweker. Later schopte hij het tot burgemeester van Tisselt. Bij het begin van de Eerste Wereldoorlog, op 28 september 1914, werd hij door de Duitsers gearresteerd : ze hadden in zijn molen een verrekijker en telefoondraden gevonden en beschuldigden hem van spionage. Op 1 oktober werd hij geëxecuteerd, aan de rand van het graf dat hij naar verluidt zelf had moeten delven. Hij weigerde om geblinddoekt te worden. De naar hem genoemde straat in Tisselt begint recht tegenover de plaats waar vroeger zijn molen stond.
Heel wat opbeurender is het verhaal van Maria Hendrika: zij trouwde op 12 september 1871 met ene Jan Leonard Moortgat. Na hun huwelijk begon het koppel met een boerderij annex brouwerijtje in het centrum van Breendonk. Ruim 140 jaar later is Duvel Moortgat een van de grootste en meest gerenommeerde brouwerijen van het land.
Op 5 augustus 1890 werd Judocus Josephus Huygelen de nieuwe pachter van het Spaans Kasteel. Judocus werd geboren op 12 februari 1858 in Eikevliet, als zoon van Ludovicus Huygelen en Joanna Catharina Kegels. Hij was in 1882 getrouwd met Rosa Meskens uit Nieuwenrode, geboren op 14 mei 1854 als dochter van Carolus Antonius Meskens en Clara Teugels. Het koppel had één dochter, Joanna Clothilde, die werd geboren in Eikevliet op 16 augustus 1882. Het gezin bleef tot 1899 in de hoeve wonen en verhuisde dan opnieuw naar Eikevliet. Rosa Meskens overleed er op 3 november 1932. Haar echtgenoot op 7 januari 1942.
Ze werden in 1899 als pachters van het Spaans Kasteel opgevolgd door het gezin van Willem Vermeiren en Maria Elisabeth Kerremans. Die waren al oud toen ze de pacht overnamen. Willem was op 22 december 1818 in Tisselt geboren en de 80 dus al voorbij toen hij zich in het Spaans Kasteel vestigde. Zijn vrouw was enkele jaren jonger (° 27.5.1824, Tisselt). Ook twee van hun elf kinderen verhuisden mee: hun zoon Carolus Vermeiren (° 26.8.1861) en dochter Catherina Stephania (° 17.12.1870), die eerder dat jaar getrouwd was met Franciscus Leopoldus De Nys (° 7.1.1868, Heffen). Daarnaast waren er ook twee meiden (Joanna Virgina Van Zaelen uit Breendonk en Ludovica Dorothea Clerbaut uit Liezele) en een knecht (Egied Troch uit Tisselt).
Willem Vermeiren overleed op 11 februari 1901 en zijn vrouw op 2 december 1912. Frans De Nys, zijn vrouw Catherina Vermeiren en schoonbroer Carolus bleven nog tot juni 1914 in de hoeve wonen en verhuisden dan naar de Blaasveldse Steenweg. Hun meid Ludovica Clerbaut keerde in juli 1914 terug naar Liezele. Knecht Egied Troch bleef klaarblijkelijk alleen achter in de hoeve, mogelijk om op de gebouwen te passen, maar overleed op 27 maart 1915. De bevolkingsregisters vermelden tijdens de oorlogsjaren geen nieuwe bewoners.
Pas op 15 april 1919 arriveerde een nieuwe pachtersfamilie: het gezin van Jan Lodewijk Cortebeeck (1844-1925) en Anna Virginia Van den Bergh (1852-1921). Jan Lodewijk was een verre verwant van die andere familie Cortebeeck, die het Spaans Kasteel pachtte van 1795 tot 1831: zijn grootvader Willem was een broer van de toenmalige pachter Jan Baptiste Cortebeeck. Jan Lodewijk en Anna Virginia hadden al een respectabele leeftijd toen ze de hoeve huurden, respectievelijk 75 en 69 jaar. Drie van hun volwassen kinderen woonden nog bij hen in: Francisca Ludovica (°1887), Jacobus Edmondus (°1889) en Joannes Baptist (°1892). Op 20 maart 1921 overleed moeder Anna Virginia en op 10 mei van dat jaar trouwden zowel Francisca Ludovica (met Jan Jozef De Keersmaecker) als Joannes Baptist (met Joanna Ludovica Van Segbroeck). Nauwelijks een week later werd het Spaans Kasteel door graaf August de Bethune-Hesdigneul verkocht aan de familie Smedts – Van Eeckhoudt. Jan Lodewijck Cortebeeck verbleef nog tot eind 1922 in de hoeve. Dan waren de eerste drie jaar van zijn pachtovereenkomst afgelopen en moest hij plaats maken voor de nieuwe eigenaars, die op 18 december 1922 zelf in de hoeve kwamen wonen.
Negentig jaar en twee generaties later wonen hun nakomelingen er nog altijd.
Naast het hoofdcomplex hoorde bij het Spaans Kasteel ook nog een tweede pachthoeve: het nieuwe Keukenhof.
(Ga verder)
[1] Karel De Decker, Tisselt, dorp met karakter, Gemeentebestuur Willebroek, 2008, p. 96-97
Vanaf het midden van de jaren ’50 begonnen de kinderen uit te vliegen.
Maria Theresia was de eerste: zij trouwde in 1855 met Johannes Henricus Verbesselt uit Londerzeel.
Jacobus, de oudste zoon, werd priester gewijd in 1857, een sterke traditie in gegoede boerengezinnen. Hij was onder meer studiemeester in het Klein Seminarie in Mechelen en onderpastoor in Brussel en Heist-op-den-Berg.
Joanna Maria overleed op jonge leeftijd, in 1862. Ze werd nauwelijks 24 jaar.
Carolus Ludovicus bleef heel zijn leven op de hoeve wonen. Hij was niet getrouwd, maar wel actief in de Tisseltse politiek. Vanaf 1869, op 26-jarige leeftijd, zat hij in de gemeenteraad. Later werd hij schepen en zelfs burgemeester (1883-1884). Hij stierf op vrij jonge leeftijd (47 jaar) in 1890.[1]
Ook zijn iets oudere broer Jozef De Block ging in de politiek. Zijn leven eindigde in dramatische omstandigheden. Jozef trouwde in 1871 met Maria Stephania Verbeken. Het koppel vestigde zich eerst in de Malderse Steenweg in Londerzeel. Rond 1880 verhuisde het gezin naar de hoeve met windmolen in de Biesemansstraat in Tisselt (nu Baeckelmansstraat). Jozef was er landbouwer, molenaar en – net als zijn voorouders – paardenkweker. Later schopte hij het tot burgemeester van Tisselt. Bij het begin van de Eerste Wereldoorlog, op 28 september 1914, werd hij door de Duitsers gearresteerd : ze hadden in zijn molen een verrekijker en telefoondraden gevonden en beschuldigden hem van spionage. Op 1 oktober werd hij geëxecuteerd, aan de rand van het graf dat hij naar verluidt zelf had moeten delven. Hij weigerde om geblinddoekt te worden. De naar hem genoemde straat in Tisselt begint recht tegenover de plaats waar vroeger zijn molen stond.
Heel wat opbeurender is het verhaal van Maria Hendrika: zij trouwde op 12 september 1871 met ene Jan Leonard Moortgat. Na hun huwelijk begon het koppel met een boerderij annex brouwerijtje in het centrum van Breendonk. Ruim 140 jaar later is Duvel Moortgat een van de grootste en meest gerenommeerde brouwerijen van het land.
Op 5 augustus 1890 werd Judocus Josephus Huygelen de nieuwe pachter van het Spaans Kasteel. Judocus werd geboren op 12 februari 1858 in Eikevliet, als zoon van Ludovicus Huygelen en Joanna Catharina Kegels. Hij was in 1882 getrouwd met Rosa Meskens uit Nieuwenrode, geboren op 14 mei 1854 als dochter van Carolus Antonius Meskens en Clara Teugels. Het koppel had één dochter, Joanna Clothilde, die werd geboren in Eikevliet op 16 augustus 1882. Het gezin bleef tot 1899 in de hoeve wonen en verhuisde dan opnieuw naar Eikevliet. Rosa Meskens overleed er op 3 november 1932. Haar echtgenoot op 7 januari 1942.
Ze werden in 1899 als pachters van het Spaans Kasteel opgevolgd door het gezin van Willem Vermeiren en Maria Elisabeth Kerremans. Die waren al oud toen ze de pacht overnamen. Willem was op 22 december 1818 in Tisselt geboren en de 80 dus al voorbij toen hij zich in het Spaans Kasteel vestigde. Zijn vrouw was enkele jaren jonger (° 27.5.1824, Tisselt). Ook twee van hun elf kinderen verhuisden mee: hun zoon Carolus Vermeiren (° 26.8.1861) en dochter Catherina Stephania (° 17.12.1870), die eerder dat jaar getrouwd was met Franciscus Leopoldus De Nys (° 7.1.1868, Heffen). Daarnaast waren er ook twee meiden (Joanna Virgina Van Zaelen uit Breendonk en Ludovica Dorothea Clerbaut uit Liezele) en een knecht (Egied Troch uit Tisselt).
Willem Vermeiren overleed op 11 februari 1901 en zijn vrouw op 2 december 1912. Frans De Nys, zijn vrouw Catherina Vermeiren en schoonbroer Carolus bleven nog tot juni 1914 in de hoeve wonen en verhuisden dan naar de Blaasveldse Steenweg. Hun meid Ludovica Clerbaut keerde in juli 1914 terug naar Liezele. Knecht Egied Troch bleef klaarblijkelijk alleen achter in de hoeve, mogelijk om op de gebouwen te passen, maar overleed op 27 maart 1915. De bevolkingsregisters vermelden tijdens de oorlogsjaren geen nieuwe bewoners.
Pas op 15 april 1919 arriveerde een nieuwe pachtersfamilie: het gezin van Jan Lodewijk Cortebeeck (1844-1925) en Anna Virginia Van den Bergh (1852-1921). Jan Lodewijk was een verre verwant van die andere familie Cortebeeck, die het Spaans Kasteel pachtte van 1795 tot 1831: zijn grootvader Willem was een broer van de toenmalige pachter Jan Baptiste Cortebeeck. Jan Lodewijk en Anna Virginia hadden al een respectabele leeftijd toen ze de hoeve huurden, respectievelijk 75 en 69 jaar. Drie van hun volwassen kinderen woonden nog bij hen in: Francisca Ludovica (°1887), Jacobus Edmondus (°1889) en Joannes Baptist (°1892). Op 20 maart 1921 overleed moeder Anna Virginia en op 10 mei van dat jaar trouwden zowel Francisca Ludovica (met Jan Jozef De Keersmaecker) als Joannes Baptist (met Joanna Ludovica Van Segbroeck). Nauwelijks een week later werd het Spaans Kasteel door graaf August de Bethune-Hesdigneul verkocht aan de familie Smedts – Van Eeckhoudt. Jan Lodewijck Cortebeeck verbleef nog tot eind 1922 in de hoeve. Dan waren de eerste drie jaar van zijn pachtovereenkomst afgelopen en moest hij plaats maken voor de nieuwe eigenaars, die op 18 december 1922 zelf in de hoeve kwamen wonen.
Negentig jaar en twee generaties later wonen hun nakomelingen er nog altijd.
Naast het hoofdcomplex hoorde bij het Spaans Kasteel ook nog een tweede pachthoeve: het nieuwe Keukenhof.
(Ga verder)
[1] Karel De Decker, Tisselt, dorp met karakter, Gemeentebestuur Willebroek, 2008, p. 96-97