Een eerste poging tot burgerlijke afscheiding (1804)
Na de 'degradatie' van hun kerk tot 'oratorium' vatten de Breendonkenaars de koe bij de horens en probeerden ze meteen geestelijk én burgerlijk zelfstandig te worden. In een brief van 1 Brumaire An 13 (23.10.1804) aan prefect d’Herbeuville
van het Departement des Deux-Nèthes, verwijst de onderprefect van het
arrondissement Mechelen naar een petitie van de inwoners van Breendonk
om opnieuw een succursale kerk te krijgen én om burgerlijk onafhankelijk te
worden van Puurs (‘une administration municipale separée’). Hij maakt daarbij ook
melding van een plan waarop de nieuwe gemeente en de daarbij horende herziening
van de gemeentegrenzen tussen Breendonk, Puurs, Ruisbroek, Willebroek en
Tisselt wordt aangegeven. Die kaart zal
later opnieuw opduiken, maar de petitie zelf hebben we niet
teruggevonden.
Wel is een akte bekend van notaris Jacobus Moens[1] waaruit blijkt dat de Breendonkenaars in 1804 effectief stappen hebben ondernomen om zich los te maken van Puurs. In de akte van 1 Germinal An 12 (22 maart 1804) stellen 105 Breendonkenaars, ‘tous pères de famille’, drie dorpsgenoten aan om als hun ‘procureurs généraux et speciaux (…) pour eux et en leurs noms comparaitre devant telle authorité constituée qu’il conviendra et y demander la division et indépendance de leur hameau de Breendonck avec la commune de Puers’. Ze moeten meer bepaald ‘alle formaliteiten vervullen die nodig zijn opdat de constituenten (ttz degenen die hen als gevolmachtigden hebben aangesteld) en hun medebewoners kunnen genieten van de gemeentelijke rechten, een burgemeester, een pastoor, een ziekenhuis, een belastingrol en alle rechten waarvan andere gemeenten genieten’. Daartoe mogen ze ‘in naam van de comparanten alle akten, petities, verzoekschriften en requesten opstellen en ondertekenen die ze terzake nodig achten’. (zie afbeelding hierboven)
[1] Met dank aan Dirk Binon voor het signaleren van deze akte.
Wel is een akte bekend van notaris Jacobus Moens[1] waaruit blijkt dat de Breendonkenaars in 1804 effectief stappen hebben ondernomen om zich los te maken van Puurs. In de akte van 1 Germinal An 12 (22 maart 1804) stellen 105 Breendonkenaars, ‘tous pères de famille’, drie dorpsgenoten aan om als hun ‘procureurs généraux et speciaux (…) pour eux et en leurs noms comparaitre devant telle authorité constituée qu’il conviendra et y demander la division et indépendance de leur hameau de Breendonck avec la commune de Puers’. Ze moeten meer bepaald ‘alle formaliteiten vervullen die nodig zijn opdat de constituenten (ttz degenen die hen als gevolmachtigden hebben aangesteld) en hun medebewoners kunnen genieten van de gemeentelijke rechten, een burgemeester, een pastoor, een ziekenhuis, een belastingrol en alle rechten waarvan andere gemeenten genieten’. Daartoe mogen ze ‘in naam van de comparanten alle akten, petities, verzoekschriften en requesten opstellen en ondertekenen die ze terzake nodig achten’. (zie afbeelding hierboven)
[1] Met dank aan Dirk Binon voor het signaleren van deze akte.
De gevolmachtigden zijn Jean-Baptiste De Saegher (landbouwer uit Pullaar),
Louis Cuyckens (landbouwer uit de Schaafstraat) en Jean-Baptiste De Block
(molenaar uit de Dorpstraat). Het zijn dus allicht zij die het initiatief
hebben genomen voor de vermelde petitie bij de onderprefect van het
arrondissement Mechelen en de kaart hebben laten maken van het voorziene grondgebied
van de nieuw op te richten gemeente Breendonk (zie verder).
Maar hun actie leverde geen resultaat op.
Ondertussen ging het met het statuut van het 'oratorium' van kwaad naar erger; in die mate zelfs dat de kapel werd bedreigd in haar voortbestaan. Op 6 maart 1819 vroeg de provinciegouverneur via een circulaire documenten op die het bestaansrecht bevestigden van de gebedshuizen in de diverse gemeenten. De inwoners van Breendonk voelden nattigheid en op 12 april 1819 schreven ze in een brief aan de nieuwe aartsbisschop, ‘le prince de Mean’ , dat zijn ‘respectables prédecesseurs ont érigé la dite chapelle en succursale, indépendante de Puers, et que les exposans n’ ont aucun décret d’autorisation relatif à la dite église’. Ze beschikten dus niet over de gevraagde documenten, maar vroegen toch dat hun kapel ‘opnieuw’ zou worden erkend als ‘succursale kerk’.
Wettelijk mocht er evenwel maar één volwaardige kerk (hoofdkerk of ‘succursale’) per gemeente zijn. Zolang Breendonk burgerlijk bij Puurs hoorde kon de kapel dus per definitie nooit een succursale worden.
Het zal dan ook wel geen toeval zijn dat een aantal Breendonkse notabelen nauwelijks een maand later een officiële aanvraag indienden bij de hogere overheid om van hun gehucht een zelfstandige gemeente te maken.
(ga verder)
Maar hun actie leverde geen resultaat op.
Ondertussen ging het met het statuut van het 'oratorium' van kwaad naar erger; in die mate zelfs dat de kapel werd bedreigd in haar voortbestaan. Op 6 maart 1819 vroeg de provinciegouverneur via een circulaire documenten op die het bestaansrecht bevestigden van de gebedshuizen in de diverse gemeenten. De inwoners van Breendonk voelden nattigheid en op 12 april 1819 schreven ze in een brief aan de nieuwe aartsbisschop, ‘le prince de Mean’ , dat zijn ‘respectables prédecesseurs ont érigé la dite chapelle en succursale, indépendante de Puers, et que les exposans n’ ont aucun décret d’autorisation relatif à la dite église’. Ze beschikten dus niet over de gevraagde documenten, maar vroegen toch dat hun kapel ‘opnieuw’ zou worden erkend als ‘succursale kerk’.
Wettelijk mocht er evenwel maar één volwaardige kerk (hoofdkerk of ‘succursale’) per gemeente zijn. Zolang Breendonk burgerlijk bij Puurs hoorde kon de kapel dus per definitie nooit een succursale worden.
Het zal dan ook wel geen toeval zijn dat een aantal Breendonkse notabelen nauwelijks een maand later een officiële aanvraag indienden bij de hogere overheid om van hun gehucht een zelfstandige gemeente te maken.
(ga verder)