De drie Breendonkse kerkhoven
In 1803 werd Breendonk een zelfstandige parochie. Vanaf dan mocht er ook getrouwd en begraven worden.
Pastoor Bosschaerts citeert in zijn historische schets van de parochie (1901) een Latijnse tekst uit het (in 1914 vernietigde) parochiearchief die de geschiedenis van de drie Breendonkse kerkhoven samenvat. Wie de tekst geschreven heeft (ongetwijfeld één van zijn voorgangers) vermeldt hij niet.
Het eerste kerkhof bevond zich rond de kerk. De doden werden er begraven van mei 1803 tot mei 1809. Vermoedelijk vond de eerste begrafenis plaats op 12 mei 1803, want dan begon volgens pastoor Bosschaerts het eerste overlijdensregister. Het kerkhof werd al vlug te klein en daarom werd uitgekeken naar een andere begraafplaats.
Het tweede kerkhof situeerde zich op een stuk land (‘in agro’) tussen de Schaafstraat (nu Breendonk-Dorp) en de ‘kerkweg’ naar de Rijweg (nu Dahlialaan), ter hoogte van het huidige huis nr. 143 in Breendonk-Dorp. Het kerkhof werd op 1 mei 1809 ingewijd door deken Pletinckx van Puurs. De parochie huurde de grond van Philippus-Jacobus Janssens-Modaff, een wijnhandelaar uit Willebroek. Op het onderstaande kadastrale plan uit 1830 wordt het kerkhof ('cimetière') op die plaats afgebeeld. Op dat moment was het evenwel al niet meer in gebruik. De kerkelijke autoriteiten hadden namelijk een verbod uitgevaardigd om mensen te begraven in grond die niet van de parochie was. Philippus Janssens wou zijn grond niet verkopen en daarom kwam er vanaf 1828 andermaal een nieuw kerkhof.
Pastoor Bosschaerts citeert in zijn historische schets van de parochie (1901) een Latijnse tekst uit het (in 1914 vernietigde) parochiearchief die de geschiedenis van de drie Breendonkse kerkhoven samenvat. Wie de tekst geschreven heeft (ongetwijfeld één van zijn voorgangers) vermeldt hij niet.
Het eerste kerkhof bevond zich rond de kerk. De doden werden er begraven van mei 1803 tot mei 1809. Vermoedelijk vond de eerste begrafenis plaats op 12 mei 1803, want dan begon volgens pastoor Bosschaerts het eerste overlijdensregister. Het kerkhof werd al vlug te klein en daarom werd uitgekeken naar een andere begraafplaats.
Het tweede kerkhof situeerde zich op een stuk land (‘in agro’) tussen de Schaafstraat (nu Breendonk-Dorp) en de ‘kerkweg’ naar de Rijweg (nu Dahlialaan), ter hoogte van het huidige huis nr. 143 in Breendonk-Dorp. Het kerkhof werd op 1 mei 1809 ingewijd door deken Pletinckx van Puurs. De parochie huurde de grond van Philippus-Jacobus Janssens-Modaff, een wijnhandelaar uit Willebroek. Op het onderstaande kadastrale plan uit 1830 wordt het kerkhof ('cimetière') op die plaats afgebeeld. Op dat moment was het evenwel al niet meer in gebruik. De kerkelijke autoriteiten hadden namelijk een verbod uitgevaardigd om mensen te begraven in grond die niet van de parochie was. Philippus Janssens wou zijn grond niet verkopen en daarom kwam er vanaf 1828 andermaal een nieuw kerkhof.
De tweede begraafplaats van Breendonk (perceel 243, 'cimetière') op de hoek tussen de Schaafstraat (nu Breendonk-Dorp) en de kerkweg van de Rijweg (nu Dahilialaan). Bemerk dat er aan die zijde van de straat nog geen bebouwing is (ARA, Primitieve plannen van het kadaster, D1, 1585, landmeter Pigeolen, 1830)
Het derde kerkhof bevond zich op de plaats waar het nu nog altijd is. Het werd op 28 april 1828 ingewijd door de Puurse deken Lemmens. De grond voor het kerkhof kwam uit een legaat van Frans Van den Broeck, de eerste pastoor van Breendonk. De geestelijke had het perceel van 19 are 94 ca in 1804 voor 300 frank gekocht van de Mechelse speculant Van den Nieuwenhuyze, die het zelf had verworven als ‘zwart goed’ bij de openbare verkoop van de ‘Nationale Domeinen’. Erachter lag nog een vijver en een stuk land, oorspronkelijk allemaal bezit van de Sint-Bernardsabdij. Het perceel achter de vijver werd later gekocht door een zekere De Pauw, een advocaat uit Mechelen. Het plannetje hieronder verduidelijkt de situatie.[1]
[1] AAM, niet gedateerd, maar wellicht uit het midden van de 19de eeuw.
Pastoor Van den Broeck had het perceel gekocht om het bij de hof van de pastorij te voegen, maar toen hij de parochie in 1805 verliet, schonk hij de grond aan de kerk, op voorwaarde dat er na zijn overlijden jaarlijks drie jaargetijden zouden worden gezongen voor zijn zielenheil. In 1828 – Petrus Ceuppens was toen net pastoor geworden – werd het perceel opnieuw gescheiden van de pastorijhof om te dienen als nieuw kerkhof. Daarnaast stond pastoor Ceuppens over heel de lengte van de pastorijhof, aan de noordkant, nog eens drie meter af voor de toegansgweg tot het kerkhof.
Uit bekommernis om wat er met de gewijde grond van het tweede kerkhof is gebeurd, gaat pastoor Bosschaerts nog wat dieper in op de verdere ‘geschiedenis’ van het ‘oud kerkhof’: “Dit land hoorde toe aan de familie Janssens Modaff van Willebroek in 1809. In het jaar 1879 hoorde dit land, oud kerkhof genoemd, toe aan den Eerw. H. Janssens, pastoor te Waelhem[1], en men bouwde daarop met deszelfs toestemming ene katholieke school voor jongens.[2] In 1884, als de ongelukkige schoolwet van 1879 veranderd was, heeft die E.H. Janssens, aan wien het land toebehoorde, het schoolgebouw gekocht en in 1885 verkocht aan Corn. Cuyckens die dit gebouw in woning veranderde en ging bewonen. Deze Cuyckens, tresorier van de kerk, heeft voor de katholieke school gedaan al wat mogelijk was; hij (heeft) het aanliggende land van het oude kerkhof tot hof gemaakt en met boomen beplant, zoodat alle spoor van het tweede kerkhof verdwenen is”.
Wat er met de stoffelijk resten is gebeurd die op het oude kerkhof begraven lagen, is niet bekend. Mogelijk werden ze overgebracht naar de nieuwe begraafplaats. In de kadastrale atlas van Popp (1867) wordt het perceel A 243 alleszins al omschreven als 'boomkwekerij', in het bezit van Karel-Lodewijk Janssens.
(Ga verder)
[1] Carolus Ludovicus Janssens (1820-1886) was de oudste zoon van de genoemde Philippus-Jacobus Janssens-Modaff. Hij was pastoor van Walem tussen 1865 en 1885.
[2] Die katholieke school kwam er na de beruchte Wet van Humbeeck, genoemd naar de gelijknamige liberale minister van Onderwijs, die het godsdienstonderricht in door de overheid gesubsidieerde scholen verbood en daardoor de Eerste Schoolstrijd (1878-1884) ontketende. Net als in de meeste andere Vlaamse gemeenten werd er in Breendonk als reactie een katholieke school opgericht, op de plaats van het oude kerkhof dus. Het merendeel van de ouders boycotte de gemeenteschool, zodat meester Resseler haast al zijn leerlingen zag overlopen naar de ‘vrije’ school van de nieuwe, jonge onderwijzer, meester De Wachter. In 1884 was de schoolstrijd voorbij en werden beide scholen gefusioneerd. Maar tussen meester Resseler en meester De Wachter is het nooit (meer) goed gekomen. (Meer informatie op de pagina over de schoolstrijd in Breendonk).