De Robberechtshoeve
Dirk Binon
Paul De Borger
Gert Van den Bergh
Op de Hoogheide, in een ‘verre uithoek’ van Breendonk, dicht tegen de (vroegere) grens met Liezele en Londerzeel, staat één van de laatste oude hoeves van Breendonk die nog min of meer haar vroegere uitzicht heeft bewaard.
Situering en naam
De hoeve bevindt zich op de hoek van de noord-zuid- en de oost-westas van de Hoogheide. Een officiële naam heeft ze niet, al kan ze misschien vereenzelvigd worden met de ‘Poppelboomhoeve’ die daar ooit in de buurt moet hebben gestaan (eerste bekende vermelding 1611). Maar dat is voorlopig slechts een hypothese. Daarom houden we het bij ‘Robberechtshoeve’, naar de naam van de familie die ze (inclusief nazaten met andere familienamen) bijna drie eeuwen heeft bewoond.
Situering en naam
De hoeve bevindt zich op de hoek van de noord-zuid- en de oost-westas van de Hoogheide. Een officiële naam heeft ze niet, al kan ze misschien vereenzelvigd worden met de ‘Poppelboomhoeve’ die daar ooit in de buurt moet hebben gestaan (eerste bekende vermelding 1611). Maar dat is voorlopig slechts een hypothese. Daarom houden we het bij ‘Robberechtshoeve’, naar de naam van de familie die ze (inclusief nazaten met andere familienamen) bijna drie eeuwen heeft bewoond.
Bij de inventarisatie van het Vlaamse Onroerende Erfgoed (VIOE) in 1996 werd de hoeve als volgt beschreven: “Woonstalhuis van zes traveeën onder zadeldak (nok loodrecht op straat, Vlaamse pannen), opklimmend tot de 19de eeuw, mogelijk met oudere kern, latere haakse schuur ten noordoosten; omhaagd terrein toegankelijk via ijzeren poort tussen pijlers van gesinterde steen. Verankerd, witgeschilderd woonstalhuis van zes traveeën met rechthoekige, beluikte vensters onder houten latei, met zandstenen dorpels. Rondboogdeurtje met waterlijst. Verankerde bakstenen schuur van drie traveeën geritmeerd door lisenen onder zadeldak (nok evenwijdig aan straat, Vlaamse pannen); rechthoekige muuropeningen met houten latei.”
De datering is niet correct: de hoeve dateert minstens uit de 17de eeuw. De schuur waarvan sprake verdween enkele jaren geleden door verval, maar werd onlangs heropgebouwd (zie verder). En recht tegenover de schuur stond ook nog een derde vleugel, zoals duidelijk te zien is op onderstaande kaart uit de Gigault-atlas van Puurs (1805).
Joannes Covens (tot 1695)
Filip Robberechts en Catharina Wauters (1695-1711)
De tot nu toe oudst bekende vermelding van de hoeve vinden we in een verkoopakte van 17 april 1695 door de erfgenamen van Jan Covens en zijn echtgenote Anna Lauwers aan Philippus Robberechts en zijn echtgenote Catharina Wauters.[1] Philippus Robberechts werd in 1649 in Londerzeel geboren, als zoon van Joannes Robberechts en Judoca Lemmens. Hij trouwde drie keer: in 1673 met Anna Verheyden uit Liezele; enkele maanden na haar dood (op 28-jarige leeftijd in 1678) met Petronella Caluwaerts; en toen ook zij overleed (op 36-jarige leeftijd in 1691) voor de derde keer (in 1693), met Catharina Wauters. Het is samen met die derde echtgenote dat Philippus in 1695 de hoeve van de familie Covens kocht. Toch kwamen Philippus en Catharina pas rond 1700 effectief in Breendonk wonen. Mogelijk hadden zij daarvoor nog een huurovereenkomst als pachters te Liezele.
In de fiscale telling van 1702 in Puurs wordt Philippus Robberechts vermeld met een ‘halve ploeg’[2], twee paarden, drie koeien en een ‘verken’[3]. Dat wijst op een middelgroot landbouwbedrijf voor die tijd.
Jacobus Robberechts
en Joanna Van de Velde (1711-1749)
Philippus Robberechts en Catharina Wauters kregen 13 kinderen, maar het was de enige zoon van Philippus uit zijn tweede huwelijk (met Petronella Caluwaerts) die de hoeve later zou overnemen: Jacobus Robberechts (1682-1762). Dat gebeurde in 1711, toen Jacobus trouwde met Joanna Van de Velde (1684-1765). Rond die tijd verlieten Philippus Robbrechts en Catharina Wauters de hoeve om opnieuw in Liezele te gaan wonen. Vermoedelijk huurden Jacobus en Joanna de hoeve eerst gedurende enkele jaren van hun (schoon)ouders, want pas in 1719 werden zij er effectief de eigenaars van, door aankoop jegens Philippus en Catharina.
De aankoopakte stelt dat “Philips Robbrechts en Catharina Wauters uit Liesele (…) hebben wel ende wettelyck gecedeert ende getransporteert aen Jacobus Robbrechts (fs Philippus) en Joanna Velde ingesetenen tot Puers dats te weten sekere behuysde hofstede mette schuere, stallinge, gronde ende alle haere toebehoorten, gestaen ende gelegen binnen dese eigendomme & heerl(ijckheid) van Puers in t'Quartier van de Hooghe heyde, groot int gehele omtrent een bunder metten plantagie (…) paelende aldaer oost de Hooghe Heijdestraat, zuijdt de eerste comparant[4], west het parceel lands hier naer specifficeerd en noordt Andries Vlemincx. Item alsnoch een stuksken landt tegens de voors. Hofstede gelegen, groot twee dagwanden, O. de voors. Hofstede, Z de Popelboomstraete, W Jan Van Aken, N Joos Van Boven.”
[1] Naar die verkoop wordt verwezen in de erfenis- en verkoopakte ten behoeve van Jacobus Robberechts en Joanna Van de Velde, die de hoeve van hun (schoon)ouders overnamen op 29.3.1719, geregistreerd door de Schepenbank van Puurs , RAA, D111, Inv.5, f° 167r.
[2] Een aanduiding van de hoeveelheid grond die hij bewerkte. Een ‘halve ploeg’ was gemiddeld.
[3] Volkstelling Puurs en Oppuurs 1702 & 1747, Bewerking Chris Apers, eigen uitgave
[4] Ttz Phillippus en Catharina, wat niet noodzakelijk wil zeggen dat zij daar woonden, maar wellicht dat ze eigenaar waren van het betreffende perceel grond.
[2] Een aanduiding van de hoeveelheid grond die hij bewerkte. Een ‘halve ploeg’ was gemiddeld.
[3] Volkstelling Puurs en Oppuurs 1702 & 1747, Bewerking Chris Apers, eigen uitgave
[4] Ttz Phillippus en Catharina, wat niet noodzakelijk wil zeggen dat zij daar woonden, maar wellicht dat ze eigenaar waren van het betreffende perceel grond.
Enkele jaren later verschenen de eerste twee kaarten waarop de hoeve is afgebeeld: die van Roelants uit 1729 en die van De Deken uit 1739. Het gaat telkens om kaarten die het patrimonium afbeelden van de Sint-Bernardsabdij in Hemiksem op de Hoogheide. De hoeve Robberechts was een privébezit aan de rand van de landerijen van Sint-Bernards. Daarom staat de hoeve op beide kaarten slechts in de marge afgebeeld. Op beide (figuratieve) kaarten hieronder zien we twee gebouwen op de locatie van de hoeve Robberechts. Het is niet duidelijk of ze allebei tot de hoeve behoren. Het noordelijke gebouw zou in principe ook de hoeve van Andries Vlemincx kunnen zijn, waarvan sprake in de akte van 1719, al ligt die op latere kaarten een heel eind verder.
Klik op de afbeeldingen om ze te vergroten.
Jacobus Robberechts en Joanna Van De Velde kregen zeven kinderen. In 1739 werd Jacobus Heilige Geestmeester van Puurs genoemd; nu zouden we zeggen: OCMW-raadslid. Hij was dus min of meer een dorpsnotabele. Bij de fiscale telling van 1747 staat Jacobus ingeschreven met een ‘halve ploeg’, twee ‘haerdsteden’ (twee schouwen, wat op een vrij grote hoeve wijst), twee paarden, drie koeien en een varken[1]. Uit de telling blijkt verder dat er op dat moment nog maar één kind inwoont bij de ouders. Vermoedelijk is dat Joannes-Baptiste (1714-1791), want aan hem wordt de hoeve in 1749 door zijn ouders verpacht[2]. Hij is dan nog niet getrouwd en wordt ‘bejaarde (ttz volwasssen) jongman’ genoemd.
Mogelijk zijn Jacobus en Joanna datzelfde jaar in Puurs centrum gaan wonen. Daar zijn ze later alleszins overleden. Ze werden beiden begraven in de kerk van Puurs, wat andermaal bewijst dat het welstellende en vooraanstaande mensen waren.
Hun grafsteen (L,95 - B,100 cm) had als opschrift[3]:
RUSTPLAETSE
VAN JACOBUS ROBBERECHTS
OVERL. DEN 12 JULius 1762
EN JOANNA VAN DEN VELDE
SYN HUYSVROUWE OVERL.
DEN 3 JUNIUS 1765
BIDT VOOR DE SIELEN
In juli 1765 werden voor de Schepenbank van Puurs de roerende goederen in het ‘sterfhuis’ van de overledenen openbaar verkocht. In februari 1766 volgde de verkaveling van de erfgoederen van het koppel tussen hun twee enige overlevende kinderen: Joannes Baptiste Robberechts, getrouwd met Anna Francisca Elskens (zie verder), en Maria Robberechts, getrouwd met Joannes Baptista Van Ingelgem. De hoeve zelf bevond zich niet meer bij de verdeelde erfgoederen, wat erop wijst dat ze al eerder was overgenomen door Jan Baptiste, die ze – zoals hierboven vermeld – al sinds 1749 in pacht had. Vermoedelijk heeft hij de hoeve op een bepaald moment gekocht met een uitkoopsom voor zijn zuster, maar die akte hebben we voorlopig niet teruggevonden.
Wat de openbare verkoop van 1765 betreft, die bevat vooral kleine huisraad, in totaal voor een relatief geringe waarde van 191 gulden. Vermoedelijk hadden Jacobus en Joanna het gros van hun inboedel, samen met hun veestapel e.d.m. samen met de hoeve overgelaten aan hun zoon Jan Baptiste. Het waren trouwens vooral die laatste en zijn schoonbroer Jan Baptiste Van Ingelgem die de meeste stukken van de openbare verkoop opkochten.
In februari 1766 volgde dan de verdeling van een aantal gronden en obligaties[4], voor een totale waarde van 10.699 gulden, een aanzienlijk bedrag. Het betrof onder meer 6.5 bunder landerijen, in Puurs, Liezele en Londerzeel. Die werden ongeveer gelijk verdeeld tussen de twee erfgenamen.
[1] Volkstelling Puurs en Oppuurs 1702 & 1747, Bewerking Chris Apers, eigen uitgave
[2] Pachtcontract 17.11.1749, Notariaat J.A. Aerts, bewerking Gaston Roggeman, eigen publicatie.
[3] Dirk Binon, Sepulta est. Graf- en gedenkstenen in de Sint-Pieterskerk te Puurs, eigen uitgave (2002).
[4] In die tijd werd er vooral geleend tussen particulieren. Jacobus Robberechts en zijn vrouw hadden voor ongeveer 2050 gulden uitgeleend, wat er nogmaals op wijst dat het behoorlijk welstellende mensen waren, ook al bestond het grootste deel van dat bedrag (1300 gulden) uit een obligatie ten laste van hun zoon Jacobus, die er wellicht (een deel van) de ouderlijke hoeve mee had gekocht.
Joannes Baptista Robberechts en Anna Francisca Elskens (1749-1791)
Joannes Baptista Robberechts (1714 - 1791) trouwde in 1751 met Anna Francisca Elskens uit Liezele (1725 - 1789). Hij had de hoeve van zijn ouders dan al twee jaar in pacht. Later werd hij er ook eigenaar van. Jan Baptist en Anna Francisca kregen tien kinderen, waarvan er maar drie de volwassen leeftijd bereikten (zie verder). Jan Baptist was net als zijn vader Heilige Geest-meester van Puurs.
In 1776, toen hij eigenaar was van de Robberechtshoeve, zagen de hoeve en de omgeving eruit als hieronder. De hoeve bestond toen uit drie gebouwen: west het woonhuis, noord de schuur en zuid de stal, met een soort binnenkoer ertussen.
Joannes Baptista Robberechts (1714 - 1791) trouwde in 1751 met Anna Francisca Elskens uit Liezele (1725 - 1789). Hij had de hoeve van zijn ouders dan al twee jaar in pacht. Later werd hij er ook eigenaar van. Jan Baptist en Anna Francisca kregen tien kinderen, waarvan er maar drie de volwassen leeftijd bereikten (zie verder). Jan Baptist was net als zijn vader Heilige Geest-meester van Puurs.
In 1776, toen hij eigenaar was van de Robberechtshoeve, zagen de hoeve en de omgeving eruit als hieronder. De hoeve bestond toen uit drie gebouwen: west het woonhuis, noord de schuur en zuid de stal, met een soort binnenkoer ertussen.
Naast de eigen landerijen pachtte Jan-Baptiste Robberechts ook nog grond, onder meer een perceel van 305 roeden (een kleine hectare) van de Sint-Bernardsabdij op de grens met Londerzeel. In het Pachtboek van de abdij ondertekende hij de huurcontract als volgt:
Joannes Robberechts en Maria Anna De Smedt (1791-1809)
Paul Lauwers en Maria Anna De Smedt (1809-1842)
Maria Anna De Smedt (1842-1857)
Na het overlijden van Jan-Baptiste Robberechts in 1791 – zijn vrouw was al in 1789 gestorven – werden de hoeve en de bijhorende landerijen op 2 maart 1792 bij erfenisakte voor de schepenbank van Puurs verkaveld tussen de drie overlevende kinderen:
- Joannes Robberechts (1753-1809), in januari 1792 getrouwd met Anna Maria De Smedt (1765-1857) uit Lippelo
- Maria Theresia Robberechts (° 1763), in januari 1792 getrouwd met Josephus Benedictus Van Grootven uit Opdorp
- Joanna Catharina Robberechts (° 1770), als minderjarige bijgestaan door Hendrik Van Ingelgem uit Malderen en Hendrik Elskens als voogden.
Het vererfde patrimonium behelsde naast de hoeve in totaal ruim zeven bunder (een kleine negen hectare) landerijen, gelegen onder Puurs, Londerzeel en Liezele. Minstens vier bunder daarvan kwam uit het patrimonium van hun grootouders Jacobus Robberechts en Joanna Van de Velde. De overige drie bunder werd gekocht door hun ouders Jan Baptiste Robberechts en Anna Francesca Elskens. De waarde van de gronden werd door de schatters Peter Jan Meeus (meester-metser) en Petrus Van Kakelbergh (meester-timmerman) bepaald op 18.193 gulden. Dat was indertijd een aanzienlijk bezit. Het goed werd in drie kavels van elk ruim 6000 gulden verdeeld.
Kavel A bevatte de hoeve en ongeveer twee bunder extra grond, en werd toegewezen aan Joannes Robbrechts. De hoeve werd omschreven als “een behuisde hofstede met stenen huis, schuur, stallingen, hof, boomgaard en land gelegen te Puurs in het kwartier van de Hooge Heyde, groot 1 bunder, palend oost De Hoogheidestraat, zuid de Kavel C met het land genoemd "Den Boomgaert", west de kinderen Joannes Baptista Van Ingelgem en noord Cornelius Vlemincx”.
De andere twee kavels, allemaal gronden, gingen naar de twee zussen van Jan. Zo raakte het familiedomein de facto versnipperd.
Diezelfde dag, 2 maart 1792, werd ook de inventaris opgemaakt van het ‘sterfhuis’ van Jan Baptist Robberechts: de roerende goederen die zich in de hoeve bevonden. Naast de gebruikelijke meubelen, huisraad, landbouwalaam, gestockeerde oogsten en dergelijke meer bevat de inventaris onder andere ook een wagen en een kar, 2 paarden, 6 koeien, 3 runderen, twee biggen, 8 kippen met 1 haan. De totale waarde werd geschat op 1.989 gulden 19 stuivers en 2 oorden. De hele inboedel werd overgenomen door de nieuwe eigenaars van de hoeve: Jan Robberechts en Anna Maria De Smedt, die hun (schoon)zusters daarvoor ieder een derde van de waarde uitbetaalden.
Joannes Robberechts en Anna Maria De Smedt kregen tussen 1792 en 1807 zeven kinderen.
In 1794 liet het nieuwe Franse bestuur een algemene vermogenstelling uitvoeren om de belastingmaat te bepalen. De aangiftes zijn niet altijd even betrouwbaar – wat dat betreft verschilden belastingplichtigen in de 18de eeuw niet van die in de 21ste eeuw – maar ze geven toch wel een idee van de beschikbare middelen en goederen van de gezinnen. Jan Robberechts verklaarde aan de commissaris dat zijn huishouden uit 7 personen bestond en dat hij 3 bunder (3,6 hectare) landbouwgrond in gebruik had, maar geen weiden of bossen. Verder had hij naar eigen zeggen in zijn schuur en stallen 20 quintalen koren[1], 1 quintaal boekweit, 7 quintalen haver, 6 quintalen hooi, 50 quintalen stro, 5 koeien, 1 vaars, 2 kalveren, 1 varken, 1 paard, 1 wagen en 1 kar. Dat is meer dan gemiddeld – vele mensen hadden helemaal niets aan te geven – maar wel minder dan de echt grote pachthoven. De aangifte van Petrus De Keersmaecker in de naburige Vissenholhoeve bijvoorbeeld was ongeveer drie keer groter. Het is duidelijk dat de welstand van de familie Robberechts wat was verminderd tegenover de vorige generaties.
Twee jaar later, bij de volkstelling van 1796, woonden er nog altijd 7 personen op de hoeve: naast de ouders en twee kinderen toch ook nog twee knechten en een meid.
In de Gigault-atlas (1804), de oudste kadastrale atlas van Puurs, krijgen we voor het eerst een duidelijk zicht op de exacte ligging van de gronden die bij de hoeve hoorden. We geven ze hieronder rood omrand aan op de kaart. Jan Robberechts was eigenaar van de percelen 53, 55, 56 en 57. Samen ongeveer 2.8 hectare. Mogelijk had hij ook nog enkele percelen grond in het nabije Liezele, maar het is duidelijk dat de versnippering van het domein na de erfdeling van 1792 niet is hersteld. De hoevegebouwen zelf bestaan, net zoals op de Ferraris-kaart uit drie vleugels: woonhuis bovenaan (west), schuur rechts (noord) en stal links (zuid). Vermoedelijk bevond de ingangspoort zich niet op de plaats waar ze nu staat, maar aan de oostkant, tegen de (Hoogheide)straat, vanwaar een weg naar de binnenkoer liep. De fundamenten daarvan werden onlangs teruggevonden. De stal is ondertussen allang verdwenen, maar de schuur bleef bewaard tot ze enkele jaren geleden gesloopt werd wegens bouwvalligheid.
[1] Een quintaal is een oude gewichtsmaat die overeenkwam met 100 pond (± 50 kg).
In het hedendaagse landschap ziet dat er zo uit (de blauwe lijn is het erf van de hoeve vandaag) :
Na de dood van Jan Robberechts in 1809 hertrouwde zijn weduwe Anna Maria De Smedt met Joannes Paulus Lauwers (1771-1842) uit Lippelo. Zij kregen samen nog één kind, Rosalie, in 1811. Bij de volkstelling van 1814 woonden er 12 personen in de hoeve: vader en moeder, acht kinderen uit het eerste huwelijk, één uit het tweede huwelijk en een knecht.
In 1836, bij de eerste gemeenteraadsverkiezingen in Breendonk na de afscheuring van Puurs, werd Paul Lauwers verkozen in de gemeenteraad. Dat wijst erop dat hij, net als zijn voorgangers in de Robberechtshoeve, nog altijd heel wat aanzien genoot in Breendonk. Bij de volgende verkiezingen werd hij niet herkozen, maar dat had mogelijk met zijn gezondheid te maken, want hij overleed in 1842, in de Hoogheyde, Wijk C, nr 53.
Zijn echtgenote werd toen wellicht hoofd van het gezin, samen met de twee volwassen kinderen die nog thuis woonden, de 47-jarige Jan Frans Robberechts en de 41-jarige Maria Anna Robberechts. Een andere dochter, Josepha, was in 1830 op 38-jarige leeftijd getrouwd met Joannes Van Camp uit Liezele. Ze kregen in 1831 een dochtertje: Paulina Van Camp. Joannes Van Camp overleed het jaar daarop en ook Josepha stierf enkele jaren later, in 1836. Datzelfde jaar vinden we het vijfjarige weeskind Paulina terug in het bevolkingsregister van Breendonk, bij haar grootouders op de Robberechtshoeve.
In 1857 overleed ook Maria-Anna De Smedt op de gezegende leeftijd van 92 jaar ‘in hare woning op het Hoogheiken’.
De familie Van den Bossche – Van Camp
Na de dood van haar grootmoeder in 1857 bleef de toen 26-jarige Paulina Van Camp alleen achter met haar 63-jarige oom Jan Frans en haar 56-jarige tante Maria Anna. Toch was het blijkbaar Paulina die het hoofd van het gezin werd. In de kadastrale atlas van Popp wordt zij in 1866 ook als eigenaar van de hoeve vermeld.
Op de bijhorende Popp-kaart hieronder zien we dat de kadastrale nummers B 489-491-492 verwijzen naar de hoeve en het omliggende erf. Paulina bezat ook nog perceel B 447: dat was het stuk grond dat haar voorouders in de 18de eeuw pachtten van de Sint-Bernardsabdij. Waarschijnlijk is de familie het ook na de onteigening van de abdij in 1796 blijven huren, van de toenmalige privé-eigenaars. Wanneer ze het perceel zelf verworven hebben, is niet duidelijk, maar alleszins niet direct bij de openbare verkoop in 1796. Nummer B 493 was in 1866 eigendom van Paulina’s oom Jan Frans en B 494 van haar tante Maria Anna.
Maria Anna Robberechts overleed in 1871. Twee jaar later trouwde de toen 41-jarige Paulina met de 16 jaar jongere Petrus Franciscus Van den Bossche uit Malderen. Zij kregen één dochter, Maria Dorothea Van den Bossche (1874-1960). De familie hield er blijkbaar nog altijd enige standing op na, want uit de bevolkingsregisters blijkt dat zij tussen 1867 en 1877 liefst 11 knechten en meiden hadden, zij het niet allemaal tegelijk uiteraard, maar meestal toch twee of drie. Of zij, naast de landerijen in eigen bezit, ook nog andere percelen pachtten, is niet duidelijk.
Paulina Van Camp overleed in 1903 en haar echtgenoot in 1915. Daarop werd hun 41-jarige dochter Maria de eigenaar van de hoeve. Maria ‘Mieke Bos’ Van den Bossche bleef ongehuwd en baatte de Robberechtshoeve nog 45 jaar lang op haar eentje verder uit, al had ze altijd wel een knecht in dienst om haar daarbij te helpen. Zij overleed in 1960 op 85-jarige leeftijd. Daarmee kwam na bijna 300 jaar een einde aan de aanwezigheid van de familie Robberechts en ‘aanverwanten’ op de hoeve.
De laatste eigenaars
Na de dood van Maria Van den Bossche in 1960 kwam de hoeve, op dat moment nog alleen de percelen 489-491, in het bezit van Joannes Sleebus. Hij verkocht het goed in 1968 aan Eric Boeynaems en Bernadette Holthof, die het huis grondig renoveerden. In 1986 kwamen er opnieuw andere eigenaars: Jean Baptiste Van Dessel en Sonia Victoire Pauwels.
In 2011 kochten Gert Van den Bergh en Caroline Dirickx de hoeve. Zij hebben twee kinderen: Elizabeth (°2013) en Alexander (°2015). Gert en Caroline bouwden een nieuwe schuur op de plaats van de oude (rechts of noord van het woonhuis). Daarnaast wisten ze een deel van van de vroegere landerijen van de hoeve opnieuw te verwerven, meer bepaald perceel 488 op de Popp-kaart of 47 op die van Gigault (zie hierboven). Zo werd het vroegere patrimonium van de Robberechtshoeve weer een beetje meer in ere hersteld.