Moorstraete
De ‘Moerstraet’ volgde hetzelfde tracé als vandaag, en liep destijds van de Rijweg (‘Dendermondse weg’) via de Moerheyde (zie verder) naar de ‘Veurt’ of ‘Vijfhoek’, hét verkeersknooppunt vanwaar de straten uitwaaierden naar de diverse gehuchten van het ‘Canton Breëndonck’. De naam verwijst naar de nattige, ‘moerassige’ bodemgesteldheid. De buurt werd – net zoals de meeste gronden in ‘Breendonk’ – eind 17de eeuw door de Sint Bernards Abdij in cultuur gebracht en de straat zelf werd door dezelfde abdij met bomen beplant in 1734. Er stonden slechts enkele hofsteden, zoals ‘De Muyskens’[1], helemaal in het noorden, tegen de Rijweg en de ‘Papekenshoeve’ ten noorden van de huidige Lelielaan.[2]
De Moerstraete werd vaak in één adem genoemd met de Groenstraat, een straat die in de oprichtingsakte van de kapel niet als aparte wijk wordt vermeld. De Groenstraat leidde net als de Moerstraet van de Dendermondse Weg naar de Moerheyde en verder naar de ‘Veurt’. Ze werd ook Cruijsstraete genoemd, mogelijk omdat ze de belangrijke weg naar Dendermonde ‘kruiste’, al zou de naam ook kunnen verwijzen naar het (Kruis)kapelletje dat op het kruispunt stond. Nog een ander naam was Schoorstaete. Ook langs deze straat stond maar een handvol hofsteden: een viertal in het noorden, tussen het kruispunt en de huidige Wachtingstraat; één even ten zuiden van het veldwegje door de Berckt en nog meer naar het zuiden enkele aan weerskanten van de straat, ter hoogte van de Schommelheyweg (de nu geasfalteerde veldweg tussen Groenstraat en Zavelstraat) en de brug over de Leibeek. Die brug werd in het supplement van het Landtboeck van Puers uit 1739 al vermeld als de ‘steene-brugge op de Schoorstraet’. De Groen-, Cruijs- of Schoorstraete was ook in de 18de eeuw al een belangrijke verbindingsweg naar Kalfort (via de Letterheide), die evenwel (net als de Moorstraat) vaak door wateroverlast ontoegankelijk was: een van de redenen waarom de Breendonkenaars een eigen kapel vroegen.
Volgens het ‘Maenboeck’ van Sint Bernards uit 1774 stonden er toen in Moerstraete, Moerheyde en Cruijsstraete samen 27 huizen. In 1787 was dat aantal flink gestegen tot 52 gezinnen en 300 mensen.
(ga verder)
[1] Roggeman, Gaston, Notariaat Jan De Cock, Willebroek (1714-1755) en Notariaat Aerts, Puurs (1735-1789), passim
[2] Vivijs Staf, o.c. p 30
De Moerstraete werd vaak in één adem genoemd met de Groenstraat, een straat die in de oprichtingsakte van de kapel niet als aparte wijk wordt vermeld. De Groenstraat leidde net als de Moerstraet van de Dendermondse Weg naar de Moerheyde en verder naar de ‘Veurt’. Ze werd ook Cruijsstraete genoemd, mogelijk omdat ze de belangrijke weg naar Dendermonde ‘kruiste’, al zou de naam ook kunnen verwijzen naar het (Kruis)kapelletje dat op het kruispunt stond. Nog een ander naam was Schoorstaete. Ook langs deze straat stond maar een handvol hofsteden: een viertal in het noorden, tussen het kruispunt en de huidige Wachtingstraat; één even ten zuiden van het veldwegje door de Berckt en nog meer naar het zuiden enkele aan weerskanten van de straat, ter hoogte van de Schommelheyweg (de nu geasfalteerde veldweg tussen Groenstraat en Zavelstraat) en de brug over de Leibeek. Die brug werd in het supplement van het Landtboeck van Puers uit 1739 al vermeld als de ‘steene-brugge op de Schoorstraet’. De Groen-, Cruijs- of Schoorstraete was ook in de 18de eeuw al een belangrijke verbindingsweg naar Kalfort (via de Letterheide), die evenwel (net als de Moorstraat) vaak door wateroverlast ontoegankelijk was: een van de redenen waarom de Breendonkenaars een eigen kapel vroegen.
Volgens het ‘Maenboeck’ van Sint Bernards uit 1774 stonden er toen in Moerstraete, Moerheyde en Cruijsstraete samen 27 huizen. In 1787 was dat aantal flink gestegen tot 52 gezinnen en 300 mensen.
(ga verder)
[1] Roggeman, Gaston, Notariaat Jan De Cock, Willebroek (1714-1755) en Notariaat Aerts, Puurs (1735-1789), passim
[2] Vivijs Staf, o.c. p 30