De brouwerij Moortgat: een verduveld sterk verhaal
Jan Leonard Moortgat werd geboren in Steenhuffel op 12 september 1841. Hij stamde uit een oud geslacht van brouwers, maar ook kosters en kapelmeesters in Steenhuffel, Opdorp en Buggenhout. Als oudste zoon was hij voorbestemd om zijn vader op te volgen in de voorouderlijke brouwerij in Steenhuffel. Het lot verplichtte hem daar in eerste instantie ook toe, want zijn vader stierf toen Jan Leonard nauwelijks zestien was.
Tot zijn dertigste bleef hij zijn moeder helpen bij het uitbaten van de brouwerij. Dan besloot hij zijn vleugels uit te slaan en liet hij het familiebedrijf over aan zijn jongere broer Louis. Zelf trok Jan Leonard naar Breendonk om er op 12 september 1871 te trouwen met Maria Hendrika ‘Mieke’ De Block, dochter van de pachters van het Spaans Kasteeltje, de eeuwenoude hoeve op de grens van Breendonk en Tisselt. Het was dus de liefde die Moortgat naar Klein-Brabant bracht, maar mogelijk toch ook de economie. Zijn zoon Albert schreef later in zijn memoires: ‘Wellicht trokken Klein-Brabant en het Vaartland vader meer aan. Dat was dichter hij Antwerpen (…) er was meer nijverheid. En ook meer vertier’.[1]
[1] Geciteerd in Jan Veestraeten, Albert Moortgat. Doe nooit onbezonnen zaken, Lannoo, 2006. Dat boek is een van de belangrijkste bronnen voor deze pagina over de brouwerij Moortgat, samen met onder andere het hoofdstuk over Moortgat in Brede Dunc van Staf Vivijs en de website van het bedrijf.
Tot zijn dertigste bleef hij zijn moeder helpen bij het uitbaten van de brouwerij. Dan besloot hij zijn vleugels uit te slaan en liet hij het familiebedrijf over aan zijn jongere broer Louis. Zelf trok Jan Leonard naar Breendonk om er op 12 september 1871 te trouwen met Maria Hendrika ‘Mieke’ De Block, dochter van de pachters van het Spaans Kasteeltje, de eeuwenoude hoeve op de grens van Breendonk en Tisselt. Het was dus de liefde die Moortgat naar Klein-Brabant bracht, maar mogelijk toch ook de economie. Zijn zoon Albert schreef later in zijn memoires: ‘Wellicht trokken Klein-Brabant en het Vaartland vader meer aan. Dat was dichter hij Antwerpen (…) er was meer nijverheid. En ook meer vertier’.[1]
[1] Geciteerd in Jan Veestraeten, Albert Moortgat. Doe nooit onbezonnen zaken, Lannoo, 2006. Dat boek is een van de belangrijkste bronnen voor deze pagina over de brouwerij Moortgat, samen met onder andere het hoofdstuk over Moortgat in Brede Dunc van Staf Vivijs en de website van het bedrijf.
Azijn na bier is goed bestier
De jonggehuwden kochten een stuk grond in het zuidelijke deel van de Dorpstraat (destijds Molenheide), zowat in het midden tussen de kerk en de molen van de familie Franckx. Daar bouwden ze een hoeve mét (azijn)brouwerij. Zoals dat in die tijd wel vaker het geval was, werd er in de brouwerij inderdaad niet alleen bier, maar ook azijn gemaakt. Azijn was destijds belangrijk bij het bereiden en bewaren van voedsel. Voor een brouwer was het een handig alternatief bij mislukte bierbrouwsels. Vooral in de zomer gebeurde het geregeld dat het bier verzuurde en dan kon de brouwer van de nood een deugd maken door het slechte bier te verwerken tot azijn.
Het brouwen gebeurde over het algemeen trouwens vooral in de koele maanden. In de zomer lag de nadruk op het boerenbedrijf. Zo kon de brouwer ook in zijn eigen grondstoffen voorzien (graan en hop). Het restproduct van het brouwproces (de draf) was dan weer uiterst geschikt als veevoeder. Allemaal voordelen van een gemengd bedrijf. Ook het personeel en de paarden konden zo het hele jaar door efficiënt worden ingezet: in de zomer op het land en in de winter in de brouwerij.
De jonggehuwden kochten een stuk grond in het zuidelijke deel van de Dorpstraat (destijds Molenheide), zowat in het midden tussen de kerk en de molen van de familie Franckx. Daar bouwden ze een hoeve mét (azijn)brouwerij. Zoals dat in die tijd wel vaker het geval was, werd er in de brouwerij inderdaad niet alleen bier, maar ook azijn gemaakt. Azijn was destijds belangrijk bij het bereiden en bewaren van voedsel. Voor een brouwer was het een handig alternatief bij mislukte bierbrouwsels. Vooral in de zomer gebeurde het geregeld dat het bier verzuurde en dan kon de brouwer van de nood een deugd maken door het slechte bier te verwerken tot azijn.
Het brouwen gebeurde over het algemeen trouwens vooral in de koele maanden. In de zomer lag de nadruk op het boerenbedrijf. Zo kon de brouwer ook in zijn eigen grondstoffen voorzien (graan en hop). Het restproduct van het brouwproces (de draf) was dan weer uiterst geschikt als veevoeder. Allemaal voordelen van een gemengd bedrijf. Ook het personeel en de paarden konden zo het hele jaar door efficiënt worden ingezet: in de zomer op het land en in de winter in de brouwerij.
Zoals elk boerenbedrijf dat zichzelf respecteerde, had ook Jan Leonard personeel in dienst: rond 1880 waren dat twee meiden en drie knechten. Eén van de eersten was wellicht Felix Van den Broeck, die in 1905 gehuldigd werd voor zijn 31 jaar dienst bij Moortgat.
De eerste jaren lag de nadruk vooral op de landbouwactiveiteiten en bleef de bierproductie beperkt tot wat het bedrijfje in Breendonk en enkele naburige gemeenten kon afzetten. Dat gebeurde eerst met stootkarren, overgenomen van de inmiddels ter ziele gegane brouwerij De Kroon, en daarna met paard en kar. In de jaren ’80 begon Jan-Leonard meer en meer in te zetten op de brouwerij. Het zal wel geen toeval zijn dat hij zijn oudste zoon Jozef in die periode naar de brouwerschool in Gent stuurde.
De tweede generatie: hier rijpt den Duvel
Jan Leonard Moortgat en Mieke De Block kregen tussen 1872 en 1892 tien kinderen, van wie de eerstgeborene jong overleden is. Bij de andere negen waren er zes jongens. Drie van hen zouden een belangrijke rol spelen in de brouwerij: Jozef (1875 - 1914), Victor (1882 – 1974) en Albert (1890-1983). Jozef was de gedoodverfde opvolger van vader Jan-Leonard. Na zijn studies aan de brouwerschool nam hij meer en meer het voortouw in de brouwerij, vooral naarmate de gezondheid van zijn vader acheruitging. Jan-Leonard had grote problemen met zijn zicht en tegen 1914 was hij nagenoeg blind. Ondertussen was moeder Mieke overleden (in 1910). Het was tijd dat de volgende generatie de leiding overnam.
Jan Leonard Moortgat en Mieke De Block kregen tussen 1872 en 1892 tien kinderen, van wie de eerstgeborene jong overleden is. Bij de andere negen waren er zes jongens. Drie van hen zouden een belangrijke rol spelen in de brouwerij: Jozef (1875 - 1914), Victor (1882 – 1974) en Albert (1890-1983). Jozef was de gedoodverfde opvolger van vader Jan-Leonard. Na zijn studies aan de brouwerschool nam hij meer en meer het voortouw in de brouwerij, vooral naarmate de gezondheid van zijn vader acheruitging. Jan-Leonard had grote problemen met zijn zicht en tegen 1914 was hij nagenoeg blind. Ondertussen was moeder Mieke overleden (in 1910). Het was tijd dat de volgende generatie de leiding overnam.
In 1910 was Moortgat nog altijd een relatief kleine brouwerij, met een vijftal werknemers en een storting (hoeveelheid gebruikte mout) van 30.000 kg, goed voor een productie van ongeveer 160.000 liter per jaar (a rato van 19 kg per hl). Maar het bedrijf was in volle evolutie onder impuls van de vooruitstrevende en dynamische Jozef. Die bezorgde de brouwerij onder meer haar eerste benzinemotor. Daarmee werd elektriciteit geproduceerd die de handenarbeid aanzienlijk verlichtte, bijvoorbeeld bij het oppompen van het water uit de 16 meter diepe put. Jozef schakelde ook over van het traditionele donkere bier op een nieuw soort, bleek en helder bier.
Nog in 1910 ging Jozefs jongere broer Victor zich in Brussel vestigen om er een permanent depot van Moortgat uit te baten. In de hoofdstad werd het bier van Moortgat namelijk al snel gesmaakt, naar verluidt door de ‘propaganda’ van burgemeester graaf de Buisseret, die goed geïntroduceerd was in Brusselse milieus. Met het vaste depot kwam een einde aan de tijd van de heroïsche dagtochten met paard en kar om een aantal Brusselse cafés en particuliere klanten te bevoorraden met ‘Dubbel Blond’ of ‘Blonde de Flandre’. Die ‘expedities’ werden uitgevoerd sinds 1902. Telkens moesten drie mannen om één uur ’s nachts vanuit Breendonk vertrekken om pas na zonsondergang terug te keren.
Nog in 1910 ging Jozefs jongere broer Victor zich in Brussel vestigen om er een permanent depot van Moortgat uit te baten. In de hoofdstad werd het bier van Moortgat namelijk al snel gesmaakt, naar verluidt door de ‘propaganda’ van burgemeester graaf de Buisseret, die goed geïntroduceerd was in Brusselse milieus. Met het vaste depot kwam een einde aan de tijd van de heroïsche dagtochten met paard en kar om een aantal Brusselse cafés en particuliere klanten te bevoorraden met ‘Dubbel Blond’ of ‘Blonde de Flandre’. Die ‘expedities’ werden uitgevoerd sinds 1902. Telkens moesten drie mannen om één uur ’s nachts vanuit Breendonk vertrekken om pas na zonsondergang terug te keren.
Het Depot in Laken na 1922, het jaar waarin het gebouw werd opgetrokken in de Karel Bogaerdstraat, nr. 21. Het werd speciaal ontworpen voor de gebroeders Moortgat (n.o.v. architect F. Robberechts). Het gewelfde art deco-fronton zou zes jaar later ook de vernieuwde brouwerijgebouwen in Breendonk kenmerken (zie foto hieronder).
De drie andere zonen van Jan Leonard - Karel, Gustaaf en Edward - hadden ondertussen het bedrijf verlaten. Daardoor kreeg de jongste, Albert, een belangrijkere rol. De 20-jarige Albert, die tot dan toe een beetje manusje-van-alles was geweest, nam de biertoer van Edward over. Naast de bestellingen in Breendonk, waren dat wekelijkse trips naar Tisselt, Leest, Ramsdonk, Kapelle-op-den-Bos, Londerzeel, Bornem, Willebroek en Klein-Willebroek. Daar was hij bijna heel de week mee zoet.
1914 was een absoluut rampjaar voor Moortgat. Er was niet alleen de oorlog, maar ook de dood van de jonge brouwer en officieuze bedrijfsleider Jozef, nauwelijks 39. De toekomst zag er somber uit voor Moortgat en velen voorspelden toen het einde van de brouwerij. Vader Jan Leonard was te oud voor het dagdagelijkse beheer van het bedrijf en Victor had het in Brussel naar zijn zin en was niet geneigd om terug te keren naar Breendonk.
Daardoor moest de 24-jarige Albert bijna van de ene op de andere dag de rol van brouwer overnemen. Een officiële brouwersopleiding had Albert niet gekregen, maar hij had zijn ogen goed de kost gegeven als assistent van zijn broer en kon zich best uit de slag trekken. Albert slaagde erin de brouwerij zonder kleerscheuren door de oorlogsjaren te loodsen. Meer zelfs: Moortgat was één van de enige brouwerijen in de streek die heel de oorlog kon blijven brouwen. Dat zette bij sommigen kwaad bloed en het was het begin van een al dan niet terechte controverse rond Moortgat die in bepaalde kringen tot op de dag van vandaag voortduurt. Toch had de voortgezette brouwactiviteit tijdens de oorlog ook veel te maken met de vooruitziende beslissing om de koperen brouwketels tijdig te demonteren en te vervangen door gietijzeren exemplaren. Daar had de Duitse bezetter weinig belangstelling voor, terwijl de koperen ketels in de meeste andere brouwerijen in beslag werden genomen.
Na de oorlog, in 1919 droeg de oude Jan-Leonard Moortgat officieel de leiding van de brouwerij over aan zijn twee zonen: Albert was de brouwer en Victor verzorgde de verkoop en de ‘public relations’. Een jaar later zou de stichter van de brouwerij overlijden. Zijn zonen pasten zich ondertussen vlot aan de veranderende tijden aan. Kort na de oorlog kochten ze de eerste twee vrachtwagens: in beslag genomen Duitse militaire voertuigen.
1914 was een absoluut rampjaar voor Moortgat. Er was niet alleen de oorlog, maar ook de dood van de jonge brouwer en officieuze bedrijfsleider Jozef, nauwelijks 39. De toekomst zag er somber uit voor Moortgat en velen voorspelden toen het einde van de brouwerij. Vader Jan Leonard was te oud voor het dagdagelijkse beheer van het bedrijf en Victor had het in Brussel naar zijn zin en was niet geneigd om terug te keren naar Breendonk.
Daardoor moest de 24-jarige Albert bijna van de ene op de andere dag de rol van brouwer overnemen. Een officiële brouwersopleiding had Albert niet gekregen, maar hij had zijn ogen goed de kost gegeven als assistent van zijn broer en kon zich best uit de slag trekken. Albert slaagde erin de brouwerij zonder kleerscheuren door de oorlogsjaren te loodsen. Meer zelfs: Moortgat was één van de enige brouwerijen in de streek die heel de oorlog kon blijven brouwen. Dat zette bij sommigen kwaad bloed en het was het begin van een al dan niet terechte controverse rond Moortgat die in bepaalde kringen tot op de dag van vandaag voortduurt. Toch had de voortgezette brouwactiviteit tijdens de oorlog ook veel te maken met de vooruitziende beslissing om de koperen brouwketels tijdig te demonteren en te vervangen door gietijzeren exemplaren. Daar had de Duitse bezetter weinig belangstelling voor, terwijl de koperen ketels in de meeste andere brouwerijen in beslag werden genomen.
Na de oorlog, in 1919 droeg de oude Jan-Leonard Moortgat officieel de leiding van de brouwerij over aan zijn twee zonen: Albert was de brouwer en Victor verzorgde de verkoop en de ‘public relations’. Een jaar later zou de stichter van de brouwerij overlijden. Zijn zonen pasten zich ondertussen vlot aan de veranderende tijden aan. Kort na de oorlog kochten ze de eerste twee vrachtwagens: in beslag genomen Duitse militaire voertuigen.
De broers Moortgat volgden ook de nieuwe trends in het brouwen: enerzijds de vraag naar bier van lage gisting (pilsner) en anderzijds bier naar het model van de Britse ‘ales’, die in de oorlog populair waren geworden. Om zich als brouwer verder te bekwamen ging Albert aan de universiteit van Leuven een zomercursus volgen die naar hij zelf later beweerde, essentieel is geweest voor zijn succes als brouwer. Daarna trok hij op studiereis naar Groot-Brittannië. Met het oog op een eigen Britse ‘ale’ van Moortgat wist hij daar – niet zonder moeite – een staaltje Schotse biergist te bemachtigen. Uit die mengcultuur werden aan de Leuvense universiteit 120 stammen geïsoleerd waaruit er uiteindelijk één werd geselecteerd waarmee tot op de dag van vandaag de Duvel wordt gebrouwen.
Maar voor het zover was, volgde eerst nog een tijd van proberen en experimenten. Eén van die eerste brouwsels van Albert was zo sterk dat zij broer Victor uitriep: ‘Dit is geen bier, maar pure port’. Albert maakte een nieuwe versie en die viel al meer in de smaak van zijn broer en zo werd het recept van het Britse Moortgatbier geleidelijk op punt gesteld. Dat zou rond 1923 zijn gebeurd en van toen af werd er niets meer aan veranderd. Maar het kind moest ook een naam hebben, natuurlijk. Er was sprake van Scotch en van VA-bier, waarbij VA stond voor Victor-Albert of voor Victory Ale – de oorlog lag nog vers in het geheugen. Maar volgens de overlevering was het een zekere Van De Wouwer, schoenmaker van beroep, die bij het degusteren van het bier vond dat het ‘nen echten duvel’ was.
In 1926 werd de brouwinstallatie grondig vernieuwd en gemoderniseerd en voor het eerst kwam er een koelinstallatie. In 1930 bracht Moortgat zijn eigen pilsner op de markt: Extra Blond, later omgedoopt tot Extra Pilsner en Bel Pils. Duvel noch Extra waren overigens meteen een groot succes en eigenlijk bleef de brouwerij ook in die tijd een regionaal bedrijfje. Toch vertienvoudigde de productie tussen 1920 en 1930 van 91.000 kg storting (± 4790 hl) naar 950.000 kg storting (± 50.000 hl). In 1931 werd de brouwerij een NV met Victor Moortgat als voorzitter van de raad van bestuur en Albert als gedelegeerd bestuurder.
Later in de jaren ’30 stagneerde de productie als gevolg van de recessie om tijdens de Tweede Wereldoorlog drastisch terug te vallen tot 650.000 kg in 1940 en 250.000 kg in 1945. Na de oorlog volgde nog meer onheil, want Albert Moortgat werd beschuldigd van collaboratie. Albert was al sinds 1921 burgemeester van Breendonk en bleef tijdens de oorlog op post. Volgens de ene heulde hij in die tijd met de vijand, volgens de andere was hij alleen maar Vlaamgezind en probeerde hij juist de mensen te helpen en de schade voor Breendonk te beperken. Hoe dan ook: hij werd op 28 maart 1946 veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, maar kwam einde augustus 1947 weer vrij.
De derde generatie: binnenlandse expansie
Ondertussen kwam een nieuwe generatie Moortgat de neus aan het venster steken. Emile (1917-1993), de oudste zoon van Victor, studeerde in 1940 af als ingenieur-brouwer en volgde zijn oom Albert op als de ‘brouwer’ van Moortgat. Leon (1918-1992), de tweede zoon van Victor, had het promotioneel talent van zijn vader geërfd en zorgde ervoor dat Duvel bijzonder populair werd aan de kust. Marcel (1927-1986) en Bert (1931-2011), twee zonen van Albert, stapten later eveneens in het bestuur van de brouwerij, al bleef hun vader tot op hoge leeftijd afgevaardigd bestuurder van het bedrijf.
Na de oorlog groeit en bloeit de brouwerij als nooit tevoren. In 1945 wordt de Export gelanceerd, de voorloper van de Vedett (onder die naam vanaf 1965). In 1963 begint Moortgat onder licentie van de paters van Maredsous het gelijknamige abdijbier te brouwen. Voor de Deense biergigant Tuborg mag Moortgat het gelijknamige populaire bier bottelen en verdelen in België. Een tijdje worden er zelfs limonades en water gemaakt onder de merknaam Eura Drinks. Het water komt allang niet meer uit een put van 16 meter, maar wordt vanuit een diepte van 365 meter opgepompt. In 1966 komt er een nieuwe, volautomatische bottelarij. In 1970 verdwijnen de houten tonnen samen met de ‘kuiper’ definitief uit de brouwerij. Het jaar daarop wordt de brouwzaal zelf vernieuwd (capaciteit 360.000 hl). Later volgen ook de lagerruimtes (‘ssst … hier rijpt den Duvel’), meteen het einde van de zogenaamde ‘warme en de koude kelders’ onder de bottelarij.
Ondertussen kwam een nieuwe generatie Moortgat de neus aan het venster steken. Emile (1917-1993), de oudste zoon van Victor, studeerde in 1940 af als ingenieur-brouwer en volgde zijn oom Albert op als de ‘brouwer’ van Moortgat. Leon (1918-1992), de tweede zoon van Victor, had het promotioneel talent van zijn vader geërfd en zorgde ervoor dat Duvel bijzonder populair werd aan de kust. Marcel (1927-1986) en Bert (1931-2011), twee zonen van Albert, stapten later eveneens in het bestuur van de brouwerij, al bleef hun vader tot op hoge leeftijd afgevaardigd bestuurder van het bedrijf.
Na de oorlog groeit en bloeit de brouwerij als nooit tevoren. In 1945 wordt de Export gelanceerd, de voorloper van de Vedett (onder die naam vanaf 1965). In 1963 begint Moortgat onder licentie van de paters van Maredsous het gelijknamige abdijbier te brouwen. Voor de Deense biergigant Tuborg mag Moortgat het gelijknamige populaire bier bottelen en verdelen in België. Een tijdje worden er zelfs limonades en water gemaakt onder de merknaam Eura Drinks. Het water komt allang niet meer uit een put van 16 meter, maar wordt vanuit een diepte van 365 meter opgepompt. In 1966 komt er een nieuwe, volautomatische bottelarij. In 1970 verdwijnen de houten tonnen samen met de ‘kuiper’ definitief uit de brouwerij. Het jaar daarop wordt de brouwzaal zelf vernieuwd (capaciteit 360.000 hl). Later volgen ook de lagerruimtes (‘ssst … hier rijpt den Duvel’), meteen het einde van de zogenaamde ‘warme en de koude kelders’ onder de bottelarij.
In 1989 bracht Moorgat samen met brouwerij Palm uit Steenhuffel het witbier Steendonk op de markt. Maar het is toch vooral het sterproduct Duvel dat alsmaar aan populariteit wint. Werden bij de start in 1923 per week maar een paar tientallen kratten van het bier gebrouwen, dan begon de Duvel vooral vanaf de jaren ’70 aan een steile (internationale) opgang.
De vierde generatie: the sky is the limit
Na het overlijden van hun vader Leon (22.3.1992) en hun oom Emile (30.03.1993) kregen de broers Philippe, Bernard en Michel sneller dan hun lief was een grote verantwoordelijkheid binnen het bedrijf. Maar ze pakten de zaken grondig aan. In 1999 trok Moortgat met veel succes naar de beurs en werd Moortgat NV omgedoopt tot Duvel Moortgat.
Het afgelopen decennium werd gekenmerkt door een toenemende internationalisering van het bedrijf en een aantal overnames. In 2001 kocht Duvel Moortgat 50% van de aandelen van de Tsjechische brouwerij Bernard. Begin 2003 nam Duvel Moortgat de New Yorkse Brewery Ommegang (Cooperstown) over. In september 2006 volgde de overname van de Brasserie d’Achouffe. In 2008 wordt de failliete brouwerij Liefmans overgenomen en in 2010 kreeg Duvel Moortgat ook brouwerij De Koninck in handen.
Maar de brouwerij bleef ook trouw aan haar Breendonkse roots. In 2006 kwam er andermaal een nieuwe brouwzaal (capaciteit 720.000 hl, uit te breiden tot 900.000 hl). Er werd ook een onthaalcomplex gebouwd (‘Depot’) én een nieuw kantoorgebouw. Voor 2012 is de bouw voorzien van alweer een nieuwe opslagruimte.
Duvel is nu te verkrijgen in meer dan 60 landen de internationale afzet is haast even groot als de binnenlandse consumptie. In 2010 werd 600.000 hectoliter bier gebrouwen: 375 keer meer dan 100 jaar geleden, in 1913, toen 1600 hl werd geproduceerd. Moorgat stelde in 2010 ruim 700 mensen te werk, tegenover 5 in 1913. Begin 2011 werd marketingdirecteur Johan Van Dyck verkozen tot marketeer van het jaar 2010 en kort daarna werd CEO Michel Moorgat zelfs bekroond tot manager van het jaar 2010. Overgrootvader Jan Leonard mag tevreden zijn.
Na het overlijden van hun vader Leon (22.3.1992) en hun oom Emile (30.03.1993) kregen de broers Philippe, Bernard en Michel sneller dan hun lief was een grote verantwoordelijkheid binnen het bedrijf. Maar ze pakten de zaken grondig aan. In 1999 trok Moortgat met veel succes naar de beurs en werd Moortgat NV omgedoopt tot Duvel Moortgat.
Het afgelopen decennium werd gekenmerkt door een toenemende internationalisering van het bedrijf en een aantal overnames. In 2001 kocht Duvel Moortgat 50% van de aandelen van de Tsjechische brouwerij Bernard. Begin 2003 nam Duvel Moortgat de New Yorkse Brewery Ommegang (Cooperstown) over. In september 2006 volgde de overname van de Brasserie d’Achouffe. In 2008 wordt de failliete brouwerij Liefmans overgenomen en in 2010 kreeg Duvel Moortgat ook brouwerij De Koninck in handen.
Maar de brouwerij bleef ook trouw aan haar Breendonkse roots. In 2006 kwam er andermaal een nieuwe brouwzaal (capaciteit 720.000 hl, uit te breiden tot 900.000 hl). Er werd ook een onthaalcomplex gebouwd (‘Depot’) én een nieuw kantoorgebouw. Voor 2012 is de bouw voorzien van alweer een nieuwe opslagruimte.
Duvel is nu te verkrijgen in meer dan 60 landen de internationale afzet is haast even groot als de binnenlandse consumptie. In 2010 werd 600.000 hectoliter bier gebrouwen: 375 keer meer dan 100 jaar geleden, in 1913, toen 1600 hl werd geproduceerd. Moorgat stelde in 2010 ruim 700 mensen te werk, tegenover 5 in 1913. Begin 2011 werd marketingdirecteur Johan Van Dyck verkozen tot marketeer van het jaar 2010 en kort daarna werd CEO Michel Moorgat zelfs bekroond tot manager van het jaar 2010. Overgrootvader Jan Leonard mag tevreden zijn.
Omgekeerd evenredig met de groei van de brouwerij Moortgat is de teloorgang van de Breendonkse herbergen. Tegenwoordig kan je het totaal aantal Breendonkse cafés makkelijk tellen op de vingers van twee handen, maar een eeuw geleden waren het er meer dan 100.
Ga verder.