Bredendunc onder Poderce
“Vendidimus sexaginta duo boneria nemoris in Bredendunc integraliter cum fundo”, zo staat het in een oorkonde van 3 september 1211, waarmee Florentius, abt van de Rijksabdij van Kornelimünster in Inde bij Aken, grond verkoopt aan Geraard Van Grimbergen: “Wij hebben 62 bunder van het bos in Bredendunc verkocht, geheel en al, inclusief de grond.” Het is de eerste keer dat de naam Bredendunc in een tekst voorkomt en daarmee begon ruim 800 jaar geleden de (geschreven) geschiedenis van Breendonk.
Natuurlijk lijdt het geen twijfel dat er al vele eeuwen en wellicht zelfs millennia eerder mensen woonden in wat we nu Breendonk noemen. Bij prospectieopgravingen in de buurt van de Steenbossen, tussen de Groenstraat en de Zavelstraat, werden zelfs silexfragmenten gevonden die wijzen op prehistorische menselijke bewoning of activiteit. Maar aangezien we daar verder niets over weten, kan er alleen over gespeculeerd worden. Het verkoopcontract van 1211 daarentegen is het eerste concrete historische feit omtrent de geschiedenis van Breendonk.
De volledige oorkonde gaat als volgt:
Natuurlijk lijdt het geen twijfel dat er al vele eeuwen en wellicht zelfs millennia eerder mensen woonden in wat we nu Breendonk noemen. Bij prospectieopgravingen in de buurt van de Steenbossen, tussen de Groenstraat en de Zavelstraat, werden zelfs silexfragmenten gevonden die wijzen op prehistorische menselijke bewoning of activiteit. Maar aangezien we daar verder niets over weten, kan er alleen over gespeculeerd worden. Het verkoopcontract van 1211 daarentegen is het eerste concrete historische feit omtrent de geschiedenis van Breendonk.
De volledige oorkonde gaat als volgt:
In transcriptie geeft dat:
- Ego Florentius, Dei gratia abbas Indensis, et totus ejusdem loci conventus
- Notum facimus tam futuris quam presentibus, quod domino Gerardo de Grimbergis,
- Advocato de Poderces, vendidimus sexaginta duo boneria nemoris
- In Bredendunc integraliter cum fundo, quodlibet bonerium pro quinquaginta
- Solidis Flandrensis monete. Hunc autem fundum ei vendidimus eo
- Jure et debito quo antehac ejusdem nemoris partem a nobis comparavit, videlicet
- Quod decimam et quidquid juris in altero fundo habemus, in his sexaginta
- duobus boneriis habebimus; et nos ei super hoc warandidiam promisimus,
- qualem ecclesiastica censura dictaverit. Et hec omnia facta sunt salvo
- jure domini Arnulfi de Grimbergis. Presatus autem Gerardus dictum fundum infra
- quinque annos sartari faciet. Ut hec autem rata permaneant scriptum hoc
- sigillis nostris, cyrographo et testium subnotatione roboramus. Signum Amelrici,
- monachi Indensis; S. Thome et Franconis de Aquisgrano, hominum nostrorum;
- S. Stephani, sacerdotes de Horenbec, Willemi clerici de Grimbergis, Balduini de
- Ekehof ; S. Gosuini de Skendelbec et Walteri de Okengem, Hugonis Avunculi
- et Johannis de Ramsdunc et Balduini de Hasselt, hominum de Gerardi, domini de
- Grimbergis; S. Johannis, prepositi, et Soikini, cellarii, Andree et Stepponis, Niniventium
- canonicorum. Actum Ninive, anno Dominice Incarnationis
- millesimo duecentisimo undecimo, tercio Nonas Septembris.
- Ik, Florentius, bij de gratie Gods abt van Inde, en heel de (klooster)gemeenschap van die plaats,
- verklaren voor de toekomstige en de huidige (lezers) dat wij aan de Heer Geraard van Grimbergen,
- voogd van Poderce (Puurs), 62 bunder van het bos
- van Bredendunc hebben verkocht, geheel en al, inclusief de grond, voor de prijs van vijftig
- Vlaamse solidi per bunder. Wij hebben hem die grond echter verkocht
- overeenkomstig de rechten en plichten waaronder hij eerder al een stuk van hetzelfde bos van ons heeft gekocht, meer bepaald
- dat wij de tienden, en alle rechten die we op de andere grond hebben, op deze 62
- bunder moeten behouden. Daarenboven beloven wij hem een waarborg,
- zoals de kerkelijke cijns voorschrijft. En dit alles zonder
- te raken aan de rechten van de heer Arnulfus Van Grimbergen. De voornoemde Gerardus moet de vermelde (bos)grond
- binnen de vijf jaar laten rooien. Opdat deze brief geldig zou blijven,
- hebben wij hem bekrachtigd met onze zegel, met een afschrift en met de getuigen hieronder vermeld. Getekend door Amelric,
- monnik van Inde. Getekend door Thomas en Franco van Aquisgrano (= Aken), onze mannen (= getuigen).
- Getekend door Stephanus, priester van Horenbeek, Willem, geestelijke uit Grimbergen, Boudewijn
- van Ekehof; Getekend door Gosuinus van Skendelbeek en Walter van Okengem, Hugo Avunculi (?)
- en Johannes van Ramsdonk en Boudewijn van Hasselt, de mannen van Geraard, heer van Grimbergen;
- Getekend door Johannes, proost, Soikinus, cellarius, Andreas en Stefaan,
- kanunniken van Ninove. Gedaan in Ninove, in het jaar des Heren
- duizend tweehonderd elf, de derde van de maand september.
Klik hier om te bewerken.
Abdij van Kornelimunster bij Aken
Bredendunc was in 1211 een onderdeel van ‘Poderce’ of ‘Puderce’ (Puurs), het uitgestrekte domein tussen Rupel en Vliet dat de Abdij van Kornelimünster al van in de Karolingische tijd, in de 9de eeuw, in haar bezit had. Door de grote afstand was het afgelegen landgoed moeilijk te beheren voor Kornelimünster. Als gevolg daarvan had de Abdij zich in de loop der eeuwen de bemoeienissen van wereldlijke voogden (‘advocati’) moeten laten welgevallen, meer bepaald de machtige heren van Grimbergen, uit het geslacht van de Berthouts. Zij hadden in ruil voor ‘bescherming en veiligheid’ door handige manoeuvres of gewoon door aankoop beslag gelegd op aanzienlijke delen van het domein.
Ook de verkoop van grond in Bredendunc aan Geraard van Grimbergen past in die evolutie. Bredendunc was een dicht bebost stuk grond in het zuidoosten van Puderce, letterlijk ‘een brede landverhoging’ aan de rand van de vele moerassige ‘broeken’ in de buurt, zoals Willebroek, Ruisbroek, Gansbroek, Grootbroek en Gorrebroek.
Het vermelde Bredendunc mag niet vereenzelvigd worden met het Breendonk dat wij nu kennen als deelgemeente van Puurs of met de vroegere zelfstandige gemeente. Het ging maar om een fractie daarvan, meer bepaald het grondgebied dat we nu de Breendonkstraat noemen en dat - ironisch genoeg – niet langer tot Breendonk of Puurs behoort, maar in Willebroek ligt. Daar bevond zich het oorspronkelijke Breendonk. Tot aan de bouw van de kerk (op de Moorheyde) in 1779 werd enkel en alleen dát gebied Breendonk genoemd. Maar Breendonk was wel de grootste en belangrijkste van de dertien wijken, straten en gehuchten die toen verenigd werden rond die nieuwe kerk. Van dan af werd ‘Breendonk’ als een soort pars pro toto ook de naam voor de hele nieuwe parochie in wording.
De verkoop van grond in Bredendunc aan de heren van Grimbergen in 1211 was niet de eerste en ook niet de laatste. In 1207 had Kornelimünster ook al eens 48 bunder in Puderce verkocht aan Geraard en Arnoud van Grimbergen. Mogelijk bevonden ook die 48 bunder zich in Bredendunc, want bij de verkoop van 1211 wordt gemeld dat Geraard daar eerder ook al grond had verworven. Maar in de akte van 1207 wordt de naam Bredendunc niet specifiek genoemd: daar is meer algemeen sprake van grond ‘in Puderce’. In 1226 kocht Arnoud van Grimbergen nog eens 60 bunder bos in Puurs, aan dezelfde voorwaarden als Geraard dat eerder had gedaan. In totaal werden zo dus 170 bunder (204 hectare) bosgrond aan de Heren van Grimbergen verkocht, vermoedelijk allemaal in Breendonk gelegen.
In de verkoopakte van 1211 staat dat het verkochte bos binnen de vijf jaar moet gerooid worden: ‘Presatus Gerardus dictum fundum infra quinque annos sartari faciet”. We kunnen dus stellen dat Bredendunc in het begin van de 13de eeuw in volle ontginning en ontwikkeling was. Vermoedelijk zullen er in die tijd ook wel een aantal woonkernen of hofsteden ontstaan zijn. Mogelijk ligt hier de vroegste geschiedenis van latere grote pachthoeven als het Meerhof, de Hoogpoorte en het Keukenhof. Het gehucht – als we het zo al mogen noemen - lag trouwens aan een belangrijke verbindingsweg die vanuit het Land van Grimbergen langs Londerzeel naar Willebroek en Ruisbroek leidde om daar via het aloude Hellegat-veer de Rupel over te steken. Vandaar de (latere) lintbebouwing langs de Breendonkstraat.
(ga verder)
Het vermelde Bredendunc mag niet vereenzelvigd worden met het Breendonk dat wij nu kennen als deelgemeente van Puurs of met de vroegere zelfstandige gemeente. Het ging maar om een fractie daarvan, meer bepaald het grondgebied dat we nu de Breendonkstraat noemen en dat - ironisch genoeg – niet langer tot Breendonk of Puurs behoort, maar in Willebroek ligt. Daar bevond zich het oorspronkelijke Breendonk. Tot aan de bouw van de kerk (op de Moorheyde) in 1779 werd enkel en alleen dát gebied Breendonk genoemd. Maar Breendonk was wel de grootste en belangrijkste van de dertien wijken, straten en gehuchten die toen verenigd werden rond die nieuwe kerk. Van dan af werd ‘Breendonk’ als een soort pars pro toto ook de naam voor de hele nieuwe parochie in wording.
De verkoop van grond in Bredendunc aan de heren van Grimbergen in 1211 was niet de eerste en ook niet de laatste. In 1207 had Kornelimünster ook al eens 48 bunder in Puderce verkocht aan Geraard en Arnoud van Grimbergen. Mogelijk bevonden ook die 48 bunder zich in Bredendunc, want bij de verkoop van 1211 wordt gemeld dat Geraard daar eerder ook al grond had verworven. Maar in de akte van 1207 wordt de naam Bredendunc niet specifiek genoemd: daar is meer algemeen sprake van grond ‘in Puderce’. In 1226 kocht Arnoud van Grimbergen nog eens 60 bunder bos in Puurs, aan dezelfde voorwaarden als Geraard dat eerder had gedaan. In totaal werden zo dus 170 bunder (204 hectare) bosgrond aan de Heren van Grimbergen verkocht, vermoedelijk allemaal in Breendonk gelegen.
In de verkoopakte van 1211 staat dat het verkochte bos binnen de vijf jaar moet gerooid worden: ‘Presatus Gerardus dictum fundum infra quinque annos sartari faciet”. We kunnen dus stellen dat Bredendunc in het begin van de 13de eeuw in volle ontginning en ontwikkeling was. Vermoedelijk zullen er in die tijd ook wel een aantal woonkernen of hofsteden ontstaan zijn. Mogelijk ligt hier de vroegste geschiedenis van latere grote pachthoeven als het Meerhof, de Hoogpoorte en het Keukenhof. Het gehucht – als we het zo al mogen noemen - lag trouwens aan een belangrijke verbindingsweg die vanuit het Land van Grimbergen langs Londerzeel naar Willebroek en Ruisbroek leidde om daar via het aloude Hellegat-veer de Rupel over te steken. Vandaar de (latere) lintbebouwing langs de Breendonkstraat.
(ga verder)