De kerk in 1780
Er is weinig bekend over het precieze uitzicht van de in 1779 gebouwde kerk en pastorij. De enige afbeelding van de oorspronkelijke kerk of kapel van ‘Breë-endonck’ (hieronder) staat op een ‘caerte figuratif’ van landmeter C.J. Everaert uit 1787. De afbeelding is slechts een detail op een groot plan dat een aantal straten en molens van Puurs in kaart brengt naar aanleiding van een proces van de Sint-Bernards Abdij. In welke mate het een natuurgetrouw beeld geeft van de kerk, is niet bekend, maar over het algemeen waren dit soort ‘figuratieve kaarten’ wel vrij nauwkeurig. Het gebouw achter de kerk (onder het cijfer 3) is de pastorij.
De ‘capelle’ wordt afgebeeld als een eenvoudig, eenbeukig kerkje met vijf vensters aan de zuidkant, in de absis aan de oostzijde een klein koor en aan de westkant een vierkantig torentje met een spits oplopend dak met kruis en schijnbaar ook een weerhaan.
Ook de schriftelijke bronnen zijn schaars. De parochiearchieven van Breendonk zijn verloren gegaan tijdens de Eerste Wereldoorlog. Enige aanduidingen vinden we in de historische schetsen over de parochie van pastoor Ludovicus Bosschaerts (1901) en hoofdonderwijzer Jan Frans De Wachter (1903). Beide documenten kwamen er op vraag van het aartsbisdom, dat aan het begin van vorige eeuw alle parochies verzocht dergelijke monografieën op te stellen. Vooral pastoor Bosschaerts, die nochtans pas sinds kort in Breendonk verbleef (sinds 15.3.1899), kwijt zich ‘naar godsvrucht en vermogen’ van deze taak. Toch geeft met name zijn beschrijving van de kerk vooral een beeld van het gebouw zoals het was in zijn tijd, ruim 40 jaar na de verbouwing van 1857-1858.
Hoe dan ook: de oorspronkelijke kapel van Breendonk [1] stond vlak tegen de straat (geen kerkplein ervoor) en was luidens het verslag van pastoor Bosschaerts – die zich nog kon baseren op de oude kerkarchieven - 104 voet lang (31 meter), 42 voet breed (12.5 meter) en 29 voet hoog (9 meter), wellicht zonder het torentje. Ze bezat één altaar, oorspronkelijk gewijd aan de martelaren van Gorcum: 19 katholieke religieuzen die in 1572 door Watergeuzen werden vermoord in Den Briel in Zuid-Holland. Later, toen Breendonk in 1803 een volwaardige parochie werd, kreeg één van de martelaren promotie: de Heilige Leonardus (Van Vechel), de pastoor van Gorcum, werd patroonheilige van de kerk. Pastoor Bosschaerts vermeldt dat zich in de kerk een relikwie bevindt van één van de martelaren (zonder hem bij naam te nemen). Hij verwijst daarbij naar een brief van de Mechelse Aartsbisschop van 24 oktober 1780, waarin gemeld wordt dat het relikwie deel uitmaakte van een groter reliek dat in 1619 aan de pastoor van Asse was geschonken. Diezelfde informatie staat ook in de marge van een eerder vermeld document uit januari 1780 (Brief van de Breendonkenaars aan de aartsbisschop). Maar daar is ook nog sprake van een tweede relikwie: er staat dat de aartsbisschop bij de wijding van het altaar van de kapel van Breendonk “in eo inclusit reliquias Sancti Laurentii martyris, extractas ex summo altari eccl. Paroch. Loci de Roosbeke, in quo reposita fuerent die 19 junii 1603 ab Matthias Horrio, archi. Mechliensis”. Het kerkje zou bij zijn inwijding dus ook een relikwie hebben gekregen van de heilige Laurentius. In zijn visitatieverslag van 1780 vermeldt landdeken Petrus Stevens naast de relikwieën van de martelaren van Gorcum en van St. Laurentius zelfs nog een derde, meer bepaald van ‘de heilige maagd en martelares Barbara’.
Ook de schriftelijke bronnen zijn schaars. De parochiearchieven van Breendonk zijn verloren gegaan tijdens de Eerste Wereldoorlog. Enige aanduidingen vinden we in de historische schetsen over de parochie van pastoor Ludovicus Bosschaerts (1901) en hoofdonderwijzer Jan Frans De Wachter (1903). Beide documenten kwamen er op vraag van het aartsbisdom, dat aan het begin van vorige eeuw alle parochies verzocht dergelijke monografieën op te stellen. Vooral pastoor Bosschaerts, die nochtans pas sinds kort in Breendonk verbleef (sinds 15.3.1899), kwijt zich ‘naar godsvrucht en vermogen’ van deze taak. Toch geeft met name zijn beschrijving van de kerk vooral een beeld van het gebouw zoals het was in zijn tijd, ruim 40 jaar na de verbouwing van 1857-1858.
Hoe dan ook: de oorspronkelijke kapel van Breendonk [1] stond vlak tegen de straat (geen kerkplein ervoor) en was luidens het verslag van pastoor Bosschaerts – die zich nog kon baseren op de oude kerkarchieven - 104 voet lang (31 meter), 42 voet breed (12.5 meter) en 29 voet hoog (9 meter), wellicht zonder het torentje. Ze bezat één altaar, oorspronkelijk gewijd aan de martelaren van Gorcum: 19 katholieke religieuzen die in 1572 door Watergeuzen werden vermoord in Den Briel in Zuid-Holland. Later, toen Breendonk in 1803 een volwaardige parochie werd, kreeg één van de martelaren promotie: de Heilige Leonardus (Van Vechel), de pastoor van Gorcum, werd patroonheilige van de kerk. Pastoor Bosschaerts vermeldt dat zich in de kerk een relikwie bevindt van één van de martelaren (zonder hem bij naam te nemen). Hij verwijst daarbij naar een brief van de Mechelse Aartsbisschop van 24 oktober 1780, waarin gemeld wordt dat het relikwie deel uitmaakte van een groter reliek dat in 1619 aan de pastoor van Asse was geschonken. Diezelfde informatie staat ook in de marge van een eerder vermeld document uit januari 1780 (Brief van de Breendonkenaars aan de aartsbisschop). Maar daar is ook nog sprake van een tweede relikwie: er staat dat de aartsbisschop bij de wijding van het altaar van de kapel van Breendonk “in eo inclusit reliquias Sancti Laurentii martyris, extractas ex summo altari eccl. Paroch. Loci de Roosbeke, in quo reposita fuerent die 19 junii 1603 ab Matthias Horrio, archi. Mechliensis”. Het kerkje zou bij zijn inwijding dus ook een relikwie hebben gekregen van de heilige Laurentius. In zijn visitatieverslag van 1780 vermeldt landdeken Petrus Stevens naast de relikwieën van de martelaren van Gorcum en van St. Laurentius zelfs nog een derde, meer bepaald van ‘de heilige maagd en martelares Barbara’.
In de jaarrekening van Jacobus Van den Boom, provisor van Sint Bernards in Coolhem, voor het jaar 1779-1780 staat dat “in het jaer 1778 en 1779 twee capellen (zijn) gebouwt, eene tot Eyck alwaer de oude capelle geheel is afgebroken behalve den thoren, ende eene capelle op Breendonck, die gemaeckt en becostight sijn door de Abdijen van St Bernards ende Hafflighem als thiendeheffers, waer over een contract is gemaeckt, geteekent door d’ hr Cardinael Artsbischop van Mechelen ende door d’ hr Proost van Hafflighem, welk contract light tot Coolhem in de casse ‘Vrijdom Exemptien, hebbende de costen van 2/3 voor St Bernards bedraegen volgens lijst, notitien en qt de somme van 16.334 gulden ende de somme voor d’Abdij van Hafflighem heeft bedraeghen voor 1/3 de somme van 8167 gulden. Dit voor memorie. Te noteren dat d’Abdije van Sint Bernards toegestaen heeft de Capelle van Breendonck te laeten bouwen op den gront van St Bernards, alles volgens contract, alwaer alles breeder is beschreven.”[2] De totale som voor de bouw van beide kapellen samen bedroeg dus 24.501 gulden.
(ga verder)
[1] Volgens de historische schets van hoofdonderwijzer De Wachter uit 1903 werd de kapel in de originele kerkarchieven aanvankelijk ‘Kapel van den H. Bernardus’ genoemd.
[2] AAB, Jaarrekening voor Coolhem van Sint Jansmis 1779 tot Sint Jansmis 1780 door provisor Jacobus Van den Boom.
(ga verder)
[1] Volgens de historische schets van hoofdonderwijzer De Wachter uit 1903 werd de kapel in de originele kerkarchieven aanvankelijk ‘Kapel van den H. Bernardus’ genoemd.
[2] AAB, Jaarrekening voor Coolhem van Sint Jansmis 1779 tot Sint Jansmis 1780 door provisor Jacobus Van den Boom.