140 jaar zelfstandig gemeentebestuur
Wie waren het, de mannen en - bedenkelijk weinig - vrouwen die Breendonk 140 jaar lang zouden besturen? Hadden “die van Puurs” gelijk toen ze in 1822 beweerden dat er in Breendonk niemand bekwaam was om een gemeentelijke administratie te organiseren en dat de Breendonkenaars bijgevolg een beroep zouden moeten doen op buitenstaanders om hun gemeente te leiden? Of waren er in Breendonk wel degelijk ‘besondere inwoonders die bequaem zijn om alle bestieringen in order aen te nemen’, zoals de Breendonkenaars zelf al in 1819 beweerden?
De waarheid zal aanvankelijk wel in het midden hebben gelegen. Breendonk had alleszins geen eigen bestuurlijke traditie. Het dorp had weinig notabelen en de scholingsgraad was beperkt. Breendonk heeft bijvoorbeeld nooit een eigen notaris gehad die als ‘griffier’ of secretaris zou kunnen optreden, zoals dat in de naburige dorpen vaak het geval was. Er woonden ook geen dokters, advocaten of andere intellectuelen die in de gemeenteraad konden zetelen. Maar we mogen ervan uitgaan dat de Breendonkenaars op zich niet dommer waren dan andere mensen. Al doende leert men en na verloop van tijd zag de Breendonkse dorpspolitiek er wellicht niet anders uit dan die van de naburige gemeenten.
De verkiezingen van 1836
Op 9 juni 1836 werd Breendonk bij koninklijk besluit een zelfstandige gemeente. Dat besluit werd op 17 juni bekrachtigd door de senaat. Op 23 september maakt de gemeenteraad van Puurs bekend dat de allereerste verkiezingen in Breendonk zouden plaatsvinden op (dinsdag) 4 oktober 1836 in de gemeenteschool aldaar (het latere gemeentehuis) om 9 uur in de voormiddag. We moeten ons die verkiezing niet voorstellen zoals we ze vandaag kennen. Het algemeen enkelvoudig stemrecht bestond nog lang niet: pas in 1919 voor mannen en in 1920 ook voor vrouwen, zij het alleen voor de gemeenteraadsverkiezingen. Voor de parlementsverkiezingen kregen vrouwen zelfs pas in 1948 stemrecht. Maar in 1836 mochten alleen mannen die voldoende belastingen betaalden, een stem uitbrengen (cijnskiesrecht). Uit gegevens over de verkiezingen in de jaren 1840 weten we dat er in Breendonk op ruim 1600 inwoners slechts een 100-tal kiesgerechtigden waren voor de gemeenteraadsverkiezingen. Voor de provincieraad, Kamer en Senaat waren het er zelfs maar een tiental.
De verkozenen in 1836 waren:
Cornelis De Smedt, burgemeester
Pieter Jan Tersago en Louis Cuyckens, schepenen
Henri De Block, Jean François Van Asch, Henri Doms, Paul Lauwers, Joseph Van Ingelghem en Marcel D’Hollander, raadsleden
De nieuwe burgemeester en schepenen hadden als gemeenteraadslid, assessor (schepen) en/of ‘zetter’ van de belastingen onder Puurse voogdij al enige bestuurlijke of administratieve ervaring opgedaan. Voor de anderen was het allemaal nieuw.
Burgemeester Cornelis De Smedt (1772-1855) was een ongehuwde landbouwer. Hij woonde in de Veurtstraat, aan de oostzijde, ter hoogte van het huidige huis nummer 71, net voor de splitsing met de Sint-Jozefstraat. Voor de Breendonkse ‘onafhankelijkheid’ was hij van 1818 tot minstens 1822 al gemeenteraadslid geweest van de gemeente Puurs. Vanaf 1832 trad hij op als ‘repartiteur’ of ‘zetter’ van de belastingen voor het gehucht Breendonk. Dat wil zeggen dat hij de onroerende belastingmaat bepaalde voor de inwoners van het gehucht en de belastingen inde. Hij was ook een van de ondertekenaars van de petitie voor onafhankelijkheid van Breendonk in 1832.
Schepen Pieter Jan Tersago (1779-1845) was landbouwer en woonde in de Groenstraat (oostzijde), ter hogte van het huidige huisnummer 76. Hij was getrouwd met Maria De Block en later met Maria Theresia D’Hollander. Ook hij had al enige bestuurservaring, want hij zetelde van 1818 tot 1827 in de Puurse gemeenteraad.
Schepen Louis Cuyckens (1771-1857) was landbouwer. Hij was getrouwd met Anna Catharina Siebens. Cuyckens was een voorouder van het Breendonkse geslacht 'van Kezes' en woonde in de familiehoeve in de Schaafstraat (momenteel nummer 55, net voorbij de Storystraat). Hij werd in 1825 verkozen in de Puurse gemeenteraad en schopte het zelfs tot ‘assessor (schepen). Dat had wellicht te maken met het Breendonkse onafhankelijkheidsverzoek van 1822-1823. De provincieraad besliste toen niet in te gaan op het verzoek, maar adviseerde wel dat Breendonk een eigen schepen zou krijgen in het gemeentebestuur van Puurs. En dat werd dus Louis Cuyckens. Hij zou het blijven tot 1828.
Als schepen was Cuyckens betrokken bij een amusante (of genante?) anekdote. In februari 1827 dienden twee ‘rijksschatters’ van de belastingen bij de provinciegouverneur een klacht tegen hem in wegens smaad en beledigingen. De mannen hadden zich op een middag bij Cuyckens thuis aangemeld om er een ‘noenmael’ te krijgen. Daarop zou Cuyckens hebben gezegd dat ze beter hun ‘slechte schattingen’ zouden verbeteren dan bij hem eten te komen bedelen. Hij had hen ook verweten dat ze het jaar daarvoor een fles rode wijn hadden afgetroggeld van de pastoor van Breendonk, zogezegd voor hun baas, maar ze hadden ze zelf uitgedronken in herberg De Kroon van brouwer Van Asch. De schatters zouden zich dan weer spottend hebben uitgelaten over het eenvoudige middagmaal van de familie Cuyckens, dat uitsluitend uit ‘patatten’ bestond. Ze hadden Cuyckens daar eerst thuis mee uitgelachen en daarna ook nog eens in De Kroon. Daarna was het in de herberg tot een woordenwisseling gekomen, met als getuigen: brouwer Frans Van Asch, ‘baardscheerder’ Emmanuel Liboton en smid Joseph De Ridder, beiden buren van de brouwer. Deze klucht werd een klacht van zulke proporties dat de Breendonkse schepen er uiteindelijk een blaam van de Mechelse districtscommissaris aan overhield. (PAA 601, inv. 2148).
Bij het onafhankelijkheidsverzoek van Breendonk in 1832 kloegen de Breendonkenaars dat zij niet vertegenwoordigd waren in het bestuur van de gemeente Puurs. Waarop die van Puurs verklaarden dat ‘men met regt kan zeggen dat er niemand op dat gehucht de bekwaemheyd bezit om de functie van assessor na behooren waer te nemen, zoo als de ondervinding heeft geleert’. Dat laatste kan niet anders zijn dan een verwijziging naar Louis Cuyckens aangezien hij de enige Breendonkse ‘assessor’ was in de Puurse gemeenteraad.
Gemeenteraadslid Henri De Block (1770–1861) kwam uit een familie van vooraanstaande Breendonkse boeren. Zelf baatte hij de Keukenhoeve uit in de Peeterstraat. Hij was bovendien een oom van Peter De Block, de pachter van het Spaans Kasteel, de omwalde hoeve aan de Tisseltse overkant van de straat. De broer van Henri en de vader van Petrus was Jacobus De Block. Die baatte dan weer de eeuwenoude Zeuthoeve uit, in het noordwesten van Puurs. Henri De Block was getrouwd met Maria Catharina Guns (1789-1856). Ze hadden vier kinderen. Eén van hen, Jacobus, schopte het later tot schepen van Breendonk (zie verder). Burgemeester zouden de Breendonkse de Block’en evenwel nooit worden, in tegenstelling tot hun Tisseltse (achter)neven van het Spaans Kasteel. Twee van de zonen van de vermelde Peter De Block waren later effectief burgemeester in Tisselt. Een van hen, Jozef De Block, werd aan het begin van de Eerste Wereldoorlog gefusilleerd door de Duitsers wegens vermeende spionage. De gelijknamige straat in Tisselt is naar hem genoemd.
Gemeenteraadslid Joannes Franciscus Van Asch (1773-1860) was brouwer en herbergier in De Kroon, rechtover de kerk. (link) Het was de grootste en belangrijkste lokale brouwerij in Breendonk en zou dat blijven tot de komst van Moortgat in 1871. De herberg van ‘baas van Asch’ was een begrip. Menig feest en openbare verkoop vond plaats in De Kroon, onder meer de verkoop van de molen op de Moorheide in 1815. Op 3 oktober 1822 vond er ook een volksvergaderig plaats waarbij de Breendonkenaars op hun expliciete vraag werden aanhoord door de heer De Wael, ‘lidmaet van de gedeputeerde staeten’, in verband met hun verzoek tot afscheiding van Puurs; voorlopig vergeefs. De familie Van Asch behoorde tot de meest welstellende van Breendonk: in 1845 was Jan Van Asch de vijfde grootste belastingbetaler in het dorp, met … 29 frank personenbelasting. Brouwerij De Kroon was destijds veruit het grootste gebouw in Breendonk-centrum. In zijn overlijdensakte (1860) wordt Jan Van Asch dan ook ‘bezonderen’ genoemd, met andere worden: van goeden doen of bemiddeld. Hij was getrouwd met Maria Theresia Van Ingelgem. Ze hadden vier kinderen. Hun zoon, Jan jr., zou zijn vader in 1839 opvolgen in de gemeenteraad en daar decennia lang in zetelen.
Henri Doms (1771 – 1862) was landbouwer in de Wachtingstraat. Zijn hoeve stond ter hoogte van het huidige huis nr. 22. Hij was getrouwd met Joanna Maria Verbeeck. Hij zetelde in de gemeenteraad tot in 1848.
Paul Lauwers (1771-1842) was afkomstig uit Lippelo. In 1809 was hij naar Breendonk verhuisd om er te trouwen met Anna Maria De Smedt. Zij was de weduwe van Jan Robberechts en woonde in de 17de eeuwse familiehoeve van haar man op de Hoogheide. De familie Robberechts was een vooraanstaande familie, waarvan enkele telgen in de 18de eeuw al actief waren in het Puurse ‘armenbestuur’ (voorloper OCMW). Het betaamde dus dat ook Paul Lauwers politieke verantwoordelijkheid opnam in zijn nieuwe gemeente. Bij de volgende verkiezingen werd hij niet herkozen, maar dat had mogelijk met zijn gezondheid te maken, want hij overleed in 1842
Joseph Van Ingelgem (1793–1861) was bakker, winkelier en landbouwer. Hij trouwde in 1826 met Joanna-Catharina Huyghe. Zij kregen vier kinderen. Bij de geboorte van het vierde kind in 1833 overleed Joanna-Catharina. Nog datzelfde jaar hertrouwde Josephus met Maria Verschueren. Het gezin woonde op de hoek van de huidige Dorpstraat en Jan Hammeneckerstraat, waar later de kruidenierswinkel ‘De Wieter’ zou komen. Na de verkiezingen van 1839 werd hij burgemeester en dat zou hij 15 jaar lang blijven.
Marcelius D’Hollander (1798-1857) was een landbouwer uit de Breendonkstraat. Hij woonde recht tegenover de Wolvenweg, momenteel nummer 360. Hij was getrouwd met Angelina Verdickt en het koppel had één zoon, Leo.
De eerste gemeenteraadszitting van het onafhankelijke Breendonk vond plaats op 28 november 1836. Secretaris Joannes Baptiste Van Ingelghem (vermoedelijk afkomstig uit Lippelo) maake die dag in zijn fraaie handschift meteen ook de eerste notulen. In het Frans nog wel, allicht om die historische gebeurtenis wat meer envergure te geven. Het zal alleszins niet de voertaal van de Breendonkse bestuurders zijn geweest, als ze er al enige notie van hadden. De bibberende handtekenigen onder het verslag laten zelfs vermoeden dat een aantal van hen nauwelijks konden schrijven.
Waar die eerste gemeenteraad precies plaatsvond, is niet zeker, maar de week daarop (5.12.1836) werd beslist tegen 20 frank per jaar een kamer te huren in de woning van schoolmeester en koster Cornelius Drymans als lokaal voor de vergaderingen en om de archieven te bewaren. Het huis in kwestie bevond zich op de plaats waar ook de latere kosters zouden wonen, schuins over de huidige Buisseretlaan. Pas in 1862 kreeg Breendonk een eigen gemeentehuis, meer bepaald bij de verbouwing van de school. Op het oude schoolgebouw uit 1828 werd toen een verdieping bijgebouwd die als gemeentehuis moest dienen. In 1885 werd een nieuwe school gebouwd (momenteel dienstencentrum Paepenheide) en kreeg het gemeentebestuur de volledieg beschikking over het oude schoolgebouw (momenteel ‘oud gemeenethuis’ op de hoek van Dorp en Beenhouwerstraat)
De waarheid zal aanvankelijk wel in het midden hebben gelegen. Breendonk had alleszins geen eigen bestuurlijke traditie. Het dorp had weinig notabelen en de scholingsgraad was beperkt. Breendonk heeft bijvoorbeeld nooit een eigen notaris gehad die als ‘griffier’ of secretaris zou kunnen optreden, zoals dat in de naburige dorpen vaak het geval was. Er woonden ook geen dokters, advocaten of andere intellectuelen die in de gemeenteraad konden zetelen. Maar we mogen ervan uitgaan dat de Breendonkenaars op zich niet dommer waren dan andere mensen. Al doende leert men en na verloop van tijd zag de Breendonkse dorpspolitiek er wellicht niet anders uit dan die van de naburige gemeenten.
De verkiezingen van 1836
Op 9 juni 1836 werd Breendonk bij koninklijk besluit een zelfstandige gemeente. Dat besluit werd op 17 juni bekrachtigd door de senaat. Op 23 september maakt de gemeenteraad van Puurs bekend dat de allereerste verkiezingen in Breendonk zouden plaatsvinden op (dinsdag) 4 oktober 1836 in de gemeenteschool aldaar (het latere gemeentehuis) om 9 uur in de voormiddag. We moeten ons die verkiezing niet voorstellen zoals we ze vandaag kennen. Het algemeen enkelvoudig stemrecht bestond nog lang niet: pas in 1919 voor mannen en in 1920 ook voor vrouwen, zij het alleen voor de gemeenteraadsverkiezingen. Voor de parlementsverkiezingen kregen vrouwen zelfs pas in 1948 stemrecht. Maar in 1836 mochten alleen mannen die voldoende belastingen betaalden, een stem uitbrengen (cijnskiesrecht). Uit gegevens over de verkiezingen in de jaren 1840 weten we dat er in Breendonk op ruim 1600 inwoners slechts een 100-tal kiesgerechtigden waren voor de gemeenteraadsverkiezingen. Voor de provincieraad, Kamer en Senaat waren het er zelfs maar een tiental.
De verkozenen in 1836 waren:
Cornelis De Smedt, burgemeester
Pieter Jan Tersago en Louis Cuyckens, schepenen
Henri De Block, Jean François Van Asch, Henri Doms, Paul Lauwers, Joseph Van Ingelghem en Marcel D’Hollander, raadsleden
De nieuwe burgemeester en schepenen hadden als gemeenteraadslid, assessor (schepen) en/of ‘zetter’ van de belastingen onder Puurse voogdij al enige bestuurlijke of administratieve ervaring opgedaan. Voor de anderen was het allemaal nieuw.
Burgemeester Cornelis De Smedt (1772-1855) was een ongehuwde landbouwer. Hij woonde in de Veurtstraat, aan de oostzijde, ter hoogte van het huidige huis nummer 71, net voor de splitsing met de Sint-Jozefstraat. Voor de Breendonkse ‘onafhankelijkheid’ was hij van 1818 tot minstens 1822 al gemeenteraadslid geweest van de gemeente Puurs. Vanaf 1832 trad hij op als ‘repartiteur’ of ‘zetter’ van de belastingen voor het gehucht Breendonk. Dat wil zeggen dat hij de onroerende belastingmaat bepaalde voor de inwoners van het gehucht en de belastingen inde. Hij was ook een van de ondertekenaars van de petitie voor onafhankelijkheid van Breendonk in 1832.
Schepen Pieter Jan Tersago (1779-1845) was landbouwer en woonde in de Groenstraat (oostzijde), ter hogte van het huidige huisnummer 76. Hij was getrouwd met Maria De Block en later met Maria Theresia D’Hollander. Ook hij had al enige bestuurservaring, want hij zetelde van 1818 tot 1827 in de Puurse gemeenteraad.
Schepen Louis Cuyckens (1771-1857) was landbouwer. Hij was getrouwd met Anna Catharina Siebens. Cuyckens was een voorouder van het Breendonkse geslacht 'van Kezes' en woonde in de familiehoeve in de Schaafstraat (momenteel nummer 55, net voorbij de Storystraat). Hij werd in 1825 verkozen in de Puurse gemeenteraad en schopte het zelfs tot ‘assessor (schepen). Dat had wellicht te maken met het Breendonkse onafhankelijkheidsverzoek van 1822-1823. De provincieraad besliste toen niet in te gaan op het verzoek, maar adviseerde wel dat Breendonk een eigen schepen zou krijgen in het gemeentebestuur van Puurs. En dat werd dus Louis Cuyckens. Hij zou het blijven tot 1828.
Als schepen was Cuyckens betrokken bij een amusante (of genante?) anekdote. In februari 1827 dienden twee ‘rijksschatters’ van de belastingen bij de provinciegouverneur een klacht tegen hem in wegens smaad en beledigingen. De mannen hadden zich op een middag bij Cuyckens thuis aangemeld om er een ‘noenmael’ te krijgen. Daarop zou Cuyckens hebben gezegd dat ze beter hun ‘slechte schattingen’ zouden verbeteren dan bij hem eten te komen bedelen. Hij had hen ook verweten dat ze het jaar daarvoor een fles rode wijn hadden afgetroggeld van de pastoor van Breendonk, zogezegd voor hun baas, maar ze hadden ze zelf uitgedronken in herberg De Kroon van brouwer Van Asch. De schatters zouden zich dan weer spottend hebben uitgelaten over het eenvoudige middagmaal van de familie Cuyckens, dat uitsluitend uit ‘patatten’ bestond. Ze hadden Cuyckens daar eerst thuis mee uitgelachen en daarna ook nog eens in De Kroon. Daarna was het in de herberg tot een woordenwisseling gekomen, met als getuigen: brouwer Frans Van Asch, ‘baardscheerder’ Emmanuel Liboton en smid Joseph De Ridder, beiden buren van de brouwer. Deze klucht werd een klacht van zulke proporties dat de Breendonkse schepen er uiteindelijk een blaam van de Mechelse districtscommissaris aan overhield. (PAA 601, inv. 2148).
Bij het onafhankelijkheidsverzoek van Breendonk in 1832 kloegen de Breendonkenaars dat zij niet vertegenwoordigd waren in het bestuur van de gemeente Puurs. Waarop die van Puurs verklaarden dat ‘men met regt kan zeggen dat er niemand op dat gehucht de bekwaemheyd bezit om de functie van assessor na behooren waer te nemen, zoo als de ondervinding heeft geleert’. Dat laatste kan niet anders zijn dan een verwijziging naar Louis Cuyckens aangezien hij de enige Breendonkse ‘assessor’ was in de Puurse gemeenteraad.
Gemeenteraadslid Henri De Block (1770–1861) kwam uit een familie van vooraanstaande Breendonkse boeren. Zelf baatte hij de Keukenhoeve uit in de Peeterstraat. Hij was bovendien een oom van Peter De Block, de pachter van het Spaans Kasteel, de omwalde hoeve aan de Tisseltse overkant van de straat. De broer van Henri en de vader van Petrus was Jacobus De Block. Die baatte dan weer de eeuwenoude Zeuthoeve uit, in het noordwesten van Puurs. Henri De Block was getrouwd met Maria Catharina Guns (1789-1856). Ze hadden vier kinderen. Eén van hen, Jacobus, schopte het later tot schepen van Breendonk (zie verder). Burgemeester zouden de Breendonkse de Block’en evenwel nooit worden, in tegenstelling tot hun Tisseltse (achter)neven van het Spaans Kasteel. Twee van de zonen van de vermelde Peter De Block waren later effectief burgemeester in Tisselt. Een van hen, Jozef De Block, werd aan het begin van de Eerste Wereldoorlog gefusilleerd door de Duitsers wegens vermeende spionage. De gelijknamige straat in Tisselt is naar hem genoemd.
Gemeenteraadslid Joannes Franciscus Van Asch (1773-1860) was brouwer en herbergier in De Kroon, rechtover de kerk. (link) Het was de grootste en belangrijkste lokale brouwerij in Breendonk en zou dat blijven tot de komst van Moortgat in 1871. De herberg van ‘baas van Asch’ was een begrip. Menig feest en openbare verkoop vond plaats in De Kroon, onder meer de verkoop van de molen op de Moorheide in 1815. Op 3 oktober 1822 vond er ook een volksvergaderig plaats waarbij de Breendonkenaars op hun expliciete vraag werden aanhoord door de heer De Wael, ‘lidmaet van de gedeputeerde staeten’, in verband met hun verzoek tot afscheiding van Puurs; voorlopig vergeefs. De familie Van Asch behoorde tot de meest welstellende van Breendonk: in 1845 was Jan Van Asch de vijfde grootste belastingbetaler in het dorp, met … 29 frank personenbelasting. Brouwerij De Kroon was destijds veruit het grootste gebouw in Breendonk-centrum. In zijn overlijdensakte (1860) wordt Jan Van Asch dan ook ‘bezonderen’ genoemd, met andere worden: van goeden doen of bemiddeld. Hij was getrouwd met Maria Theresia Van Ingelgem. Ze hadden vier kinderen. Hun zoon, Jan jr., zou zijn vader in 1839 opvolgen in de gemeenteraad en daar decennia lang in zetelen.
Henri Doms (1771 – 1862) was landbouwer in de Wachtingstraat. Zijn hoeve stond ter hoogte van het huidige huis nr. 22. Hij was getrouwd met Joanna Maria Verbeeck. Hij zetelde in de gemeenteraad tot in 1848.
Paul Lauwers (1771-1842) was afkomstig uit Lippelo. In 1809 was hij naar Breendonk verhuisd om er te trouwen met Anna Maria De Smedt. Zij was de weduwe van Jan Robberechts en woonde in de 17de eeuwse familiehoeve van haar man op de Hoogheide. De familie Robberechts was een vooraanstaande familie, waarvan enkele telgen in de 18de eeuw al actief waren in het Puurse ‘armenbestuur’ (voorloper OCMW). Het betaamde dus dat ook Paul Lauwers politieke verantwoordelijkheid opnam in zijn nieuwe gemeente. Bij de volgende verkiezingen werd hij niet herkozen, maar dat had mogelijk met zijn gezondheid te maken, want hij overleed in 1842
Joseph Van Ingelgem (1793–1861) was bakker, winkelier en landbouwer. Hij trouwde in 1826 met Joanna-Catharina Huyghe. Zij kregen vier kinderen. Bij de geboorte van het vierde kind in 1833 overleed Joanna-Catharina. Nog datzelfde jaar hertrouwde Josephus met Maria Verschueren. Het gezin woonde op de hoek van de huidige Dorpstraat en Jan Hammeneckerstraat, waar later de kruidenierswinkel ‘De Wieter’ zou komen. Na de verkiezingen van 1839 werd hij burgemeester en dat zou hij 15 jaar lang blijven.
Marcelius D’Hollander (1798-1857) was een landbouwer uit de Breendonkstraat. Hij woonde recht tegenover de Wolvenweg, momenteel nummer 360. Hij was getrouwd met Angelina Verdickt en het koppel had één zoon, Leo.
De eerste gemeenteraadszitting van het onafhankelijke Breendonk vond plaats op 28 november 1836. Secretaris Joannes Baptiste Van Ingelghem (vermoedelijk afkomstig uit Lippelo) maake die dag in zijn fraaie handschift meteen ook de eerste notulen. In het Frans nog wel, allicht om die historische gebeurtenis wat meer envergure te geven. Het zal alleszins niet de voertaal van de Breendonkse bestuurders zijn geweest, als ze er al enige notie van hadden. De bibberende handtekenigen onder het verslag laten zelfs vermoeden dat een aantal van hen nauwelijks konden schrijven.
Waar die eerste gemeenteraad precies plaatsvond, is niet zeker, maar de week daarop (5.12.1836) werd beslist tegen 20 frank per jaar een kamer te huren in de woning van schoolmeester en koster Cornelius Drymans als lokaal voor de vergaderingen en om de archieven te bewaren. Het huis in kwestie bevond zich op de plaats waar ook de latere kosters zouden wonen, schuins over de huidige Buisseretlaan. Pas in 1862 kreeg Breendonk een eigen gemeentehuis, meer bepaald bij de verbouwing van de school. Op het oude schoolgebouw uit 1828 werd toen een verdieping bijgebouwd die als gemeentehuis moest dienen. In 1885 werd een nieuwe school gebouwd (momenteel dienstencentrum Paepenheide) en kreeg het gemeentebestuur de volledieg beschikking over het oude schoolgebouw (momenteel ‘oud gemeenethuis’ op de hoek van Dorp en Beenhouwerstraat)