De kerk in de tweede helft van de 19de eeuw
Tot 1870 moest de nieuwe kerktoren het doen met het ene bronzen klokje uit de oude kapel (gegoten door J.B. en Francus Wierinck in 1779). Dan kwamen er twee stalen klokken bij, gemaakt door Jacob Holzer & Cie en respectievelijk geschonken door graaf de Buisseret en door de Breendonkse parochianen. In 1900 werden er door aannemer Caluwaerts uit Puurs enkele herstellingen uitgevoerd aan de kerk en de toren. Rond die tijd zag de kerk er zo uit:
Beschrijving van de kerk door pastoor Bosschaerts
De kerk zoals ze er rond de eeuwwisseling uitzag, wordt beschreven in de historische schetsen van pastoor Ludovicus Gummarus Bosschaerts (1901) en hoofdonderwijzer Jan Frans De Wachter (1903). Omdat het de twee enige ons bekende beschrijvingen zijn van het interieur van de oude kerk, geven we ze hieronder in extenso weer. Opvallend daarbij is dat meester De Wachter (1857-1929) heel wat positiever oordeelt over de esthetische en kunsthistorische waarde van de kerk dan pastoor Bosschaerts (1851-1930); mogelijk omdat de onderwijzer al bijna 20 jaar in Breendonk woonde (hij kwam uit Rumst) en misschien meer verknocht was aan het dorp dan de pastoor (afkomstig uit Massenhove), die nog maar twee jaar in de parochie verbleef en daarom misschien objectiever en kritischer was in zijn commentaar. De foto hieronder maakt hun beschrijvingen wat aanschouwelijker. Het is een van de twee bekende foto's van het binnenaanzicht van de oude kerk en dateert wellicht van kort voor de Eerste Wereldoorlog. (voor de andere foto: zie verder)
De kerk zoals ze er rond de eeuwwisseling uitzag, wordt beschreven in de historische schetsen van pastoor Ludovicus Gummarus Bosschaerts (1901) en hoofdonderwijzer Jan Frans De Wachter (1903). Omdat het de twee enige ons bekende beschrijvingen zijn van het interieur van de oude kerk, geven we ze hieronder in extenso weer. Opvallend daarbij is dat meester De Wachter (1857-1929) heel wat positiever oordeelt over de esthetische en kunsthistorische waarde van de kerk dan pastoor Bosschaerts (1851-1930); mogelijk omdat de onderwijzer al bijna 20 jaar in Breendonk woonde (hij kwam uit Rumst) en misschien meer verknocht was aan het dorp dan de pastoor (afkomstig uit Massenhove), die nog maar twee jaar in de parochie verbleef en daarom misschien objectiever en kritischer was in zijn commentaar. De foto hieronder maakt hun beschrijvingen wat aanschouwelijker. Het is een van de twee bekende foto's van het binnenaanzicht van de oude kerk en dateert wellicht van kort voor de Eerste Wereldoorlog. (voor de andere foto: zie verder)
Pastoor Bosschaerts (verz. G. Marnef)
Pastoor Bosschaerts schrijft: “De (eerste) kapel van Breendonck is gebouwd door de Heeren der Abdij van St. Bernard in ’t jaar 1779 (…) onder den titel van ‘Kapel van den H. Bernardus’. Om den merkelijken aangroei der bevolking is deze kapel in 1857 en 1858 vergroot met (een) nieuwe toren en twee beuken; de middenbeuk met choor zijn behouden gelijk zij waeren, behalve de veranderingen aan de choor. Welke is nu de bouwtrant van derzelve? Ik geloof dat een goed kenner groote moeite zoude hebbe om dien te bepalen: de vensters zijn boven eenvoudig rond en daarom heeft zij iets van van den ‘style romane’, zoude men zeggen.
De vorm van het grondplan is nagenoeg vierkantig, met eenen middenbeuk en twee zijbeuken, zoals gij kunt merken op het plan van de kerk dat ik hier ingelascht heb.[1]
[1] Bosschaerts, L., o.c.
Plan van kerk en pastorij
tekening pastoor L. Bosschaerts, 1901
“De choor is, zoo als ook op dit plan te zien is, nogal ondiep, zonder vensters achter en opzijde van het hoogaltaar, nogal kostelijk geschilderd. Men zegt dat zij zeer veel heeft van de choor van de kerk van Coudenberg te Brussel.
“De pilaren in de kerk en 4 op de choor (opgeteekend) zijn wel en elegant. Zij zijn ook wel geschilderd en nu dat, over een tiental jaren, ook geheel het schip van de kerk een weinig geschilderd is door Brassine, valt de kerk nogal in den smaak van iedereen voor het inwendige, alhoewel zij uitwendig in niets bevalt.
Het metselwerk van den toren is vierkant tot boven, de spil achtkantig.”
“De pilaren in de kerk en 4 op de choor (opgeteekend) zijn wel en elegant. Zij zijn ook wel geschilderd en nu dat, over een tiental jaren, ook geheel het schip van de kerk een weinig geschilderd is door Brassine, valt de kerk nogal in den smaak van iedereen voor het inwendige, alhoewel zij uitwendig in niets bevalt.
Het metselwerk van den toren is vierkant tot boven, de spil achtkantig.”
De beschrijving gaat verder: “Het hoogaltaar is in witten marber in vorm van (een) tombe, en boven denzelven prijkt het beeld van den H. Leonardus, priester en eene van de martelaars van Gorcum, patroon der kerk. [1]. De autaer van O.L. Vrouw in (de) vorm van (een) tombe is in hout, gezet in marmer (witte). Boven in den autaer vindt men den tableau van O.L. Vrouw, dragende haar kindje, gegeven door de edele familie de Buisseret en geschilderd te Brussel in 1859.[2] Het kruisautaer, ook in forme van tombe, in hout gemarbriseerd in donkerder marber volgens het overige van het autaer. In het altaar prijkt het kruisbeeld [3], met het beeld van O.L. Vrouw en den H. Joannes; achter het groot kuis en deze beelden is de berg van calvarie en een gezicht van Jerusalem op een schilderij afgebeeld, wat in de kerk schoon overkomt”.
[1] De basis van dit altaar werd na de vernieling in 1914 gerecupereerd in de rechterbeuk van de nieuwe kerk. (zie foto hieronder)
[2] Elders in zijn historische schets preciseert pastoor Bosschaerts dat het schilderij van de hand is van “den heer Meganck” uit Brussel, meer bepaald Jozef Meganck (°Aalst, 1803 - +Brussel, 1890). Het schilderij, met onderaan een afbeelding van het kasteel Termeeren (of Meerhof) van de familie de Buisseret, overleefde de oorlog en hangt ook nu nog in de Breendonkse kerk, net als vroeger boven het altaar in de linkerbeuk. (zie foto hieronder)
[3] Verderop in de tekst staat: ‘nogmaals een schoone gift’ (in het jaar 1862) van de familie de Buisseret, met name een ‘crucifix van natuurlijke grootte, bestemd voor den autaer van het H. kruis’, in de rechterbeuk.
[1] De basis van dit altaar werd na de vernieling in 1914 gerecupereerd in de rechterbeuk van de nieuwe kerk. (zie foto hieronder)
[2] Elders in zijn historische schets preciseert pastoor Bosschaerts dat het schilderij van de hand is van “den heer Meganck” uit Brussel, meer bepaald Jozef Meganck (°Aalst, 1803 - +Brussel, 1890). Het schilderij, met onderaan een afbeelding van het kasteel Termeeren (of Meerhof) van de familie de Buisseret, overleefde de oorlog en hangt ook nu nog in de Breendonkse kerk, net als vroeger boven het altaar in de linkerbeuk. (zie foto hieronder)
[3] Verderop in de tekst staat: ‘nogmaals een schoone gift’ (in het jaar 1862) van de familie de Buisseret, met name een ‘crucifix van natuurlijke grootte, bestemd voor den autaer van het H. kruis’, in de rechterbeuk.
Originele doopvont uit de eerste kerk.
Pastoor Bosschaerts gaat verder: “Het gestoelte in eik is zeer eenvoudig en telt 4 à 5 plaatsen van beide kanten. (De) Doopvont met tamelijk schoon koperen deksel is niet oud, in donkeren marber en volgens de laatste voorschriften.
In de vont ziet men een tableau van den zaligmaker zich latende doopen van den H. Joannes Baptisator. In de vont komt dit schoon voor. Men ziet in de kerk vier biechtstoelen in eiken hout, niets bijzonders, ook het orgel is voldoende, en dit is alles wat over de meubilering kan gezegd worden, want de predikstoel is voldoende, maar bezit toch ook geen kunstweerde.”
In de vont ziet men een tableau van den zaligmaker zich latende doopen van den H. Joannes Baptisator. In de vont komt dit schoon voor. Men ziet in de kerk vier biechtstoelen in eiken hout, niets bijzonders, ook het orgel is voldoende, en dit is alles wat over de meubilering kan gezegd worden, want de predikstoel is voldoende, maar bezit toch ook geen kunstweerde.”
"De kerk heeft drij kelken, twee citoriën, twee remonstransen, maar niets met groote kunst of kostelijk afgewerkt; één der kelken is zelfs wat te eenvoudig en dewijl deze zoude moeten verguld worden, zijn wij van zin denzelven met een nieuwen te vervangen. (…) Verders vindt men nog 6 kandelaars die verguld en 6 die verzilverd zijn en (een) verzilverd wierookvat, maar niets bijzonders. Voor de schilderijen is dunkt mij alles gezegd; de beelden van O.L.Vr., van den H. Joseph, Bernardus, H. Barbara en de H. Antonius van Padua, en de H. Familie (te klein) leveren niets bemerkensweerdig op”.
Pastoor Bosschaerts vermeldt verder ook nog twee grafstenen in de noordelijke gevel van de kerk: één voor pastoor Ceuppens (1800-1883) en één voor onderpastoor Fabri (1803-1858).
Pastoor Bosschaerts vermeldt verder ook nog twee grafstenen in de noordelijke gevel van de kerk: één voor pastoor Ceuppens (1800-1883) en één voor onderpastoor Fabri (1803-1858).
Beschrijving van de kerk door meester De Wachter
Meester De Wachter (EV)
De beschrijving van de kerk door hoofdonderwijzer De Wachter gaat als volgt: “De kerk bleef tot in 1857 gelijk zij 68 jaar vroeger gebouwd was. Toen werden er twee zijbeuken en eenen toren bijgebouwd. De middenbeuk en het koor werden behouden, op de plaats der zijmuren kwamen acht romaansche kolommen met schoone vergulde kapitelen en vierkante, eenen meter hoge, arduinen voetstukken. Het koor, naderhand veranderd en geschilderd door eenen Gentschen kunstschilder, over omtrent 30 jaar, mag merkweerdig genoemd worden. Het gelijkt niet slecht, voor wat opvatting en verdeeling betreft, aan de vergaderzaal van de Belgische Senaat."
"Ook het kansel, de communiebank, twee der biechtstoelen en de twee zijautaeren mogen kunstig vervaardigd heeten. De kruisweg, gift van de E.H. Pastoor en Onderpastoor, de leden van de familie de Buisseret de Blarenghien en van welhebbende inwoners der parochie, zooals onderschriften der statieën het vermelden, is niet gansch van kunst ontbloot, en werd geplaatst in 1875.”
De kruisweg waarvan sprake kon in 1914 worden gered uit de vernielde oude kerk en sierde van 1914 tot 1925 de noodkerk. Na de inwijding van de nieuwe kerk werd de kruisweg door burgemeester-brouwer Albert Moortgat geschonken aan de kerk van Orgeo in Belgisch Luxemburg (Bertrix).
"Ook het kansel, de communiebank, twee der biechtstoelen en de twee zijautaeren mogen kunstig vervaardigd heeten. De kruisweg, gift van de E.H. Pastoor en Onderpastoor, de leden van de familie de Buisseret de Blarenghien en van welhebbende inwoners der parochie, zooals onderschriften der statieën het vermelden, is niet gansch van kunst ontbloot, en werd geplaatst in 1875.”
De kruisweg waarvan sprake kon in 1914 worden gered uit de vernielde oude kerk en sierde van 1914 tot 1925 de noodkerk. Na de inwijding van de nieuwe kerk werd de kruisweg door burgemeester-brouwer Albert Moortgat geschonken aan de kerk van Orgeo in Belgisch Luxemburg (Bertrix).
Werken aan de kerk in het begin van de 20ste eeuw
Onder het bewind van pastoor Bosschaerts werden er ook enkele werken uitgevoerd aan de kerk. In 1900 voerde aannemer Caluwaerts uit Puurs herstellingen uit aan de toren en in 1912 werd het oksaal vergroot.
In 1913 werd vernieuwingswerken uitgevoerd aan het orgel. Bij die gelegenheid liet pastoor Bosschaerts twee 'lichtbeelden' maken van het oksaal van de kerk (achtergevel). Hij gebruikte ze om bij het dossier te voegen voor de subsidieaanvraag. Hij vermeldt er meteen bij dat ze niet zo goed gelukt zijn. De slechte kwaliteit dateert dus al van de tijd toen ze gemaakt werden. Maar het zijn de enige twee interieurfoto's die bestaan van de narthex (portaalkant) van de oude kerk en daardoor zijn ze toch waardevol. De foto hieronder is de minst slechte van de twee. We zien de hoge toegangspoort van de kerk, geflankeerd door twee half verzonken vierkante zuilen met Ionische kapitelen. Links van de poort bevindt zich een kleinere deur waarboven een heiligenbeeld prijkt. Rechts van de poort is de doorgang met de trap naar het oksaal met boven die doorgang eveneens een heiligenbeeld. Het oksaal is vooraan afgesloten met een balustrade en daarachter zien we het vrij kleine orgel en een groot raam in de façade. Opvallend is ook het tongewelf met de gekruiste ribben, dat we beter kunnen zien op de andere foto van het kerkinterieur (postkaart Joseph D'Hont, zie hierboven).
Onder het bewind van pastoor Bosschaerts werden er ook enkele werken uitgevoerd aan de kerk. In 1900 voerde aannemer Caluwaerts uit Puurs herstellingen uit aan de toren en in 1912 werd het oksaal vergroot.
In 1913 werd vernieuwingswerken uitgevoerd aan het orgel. Bij die gelegenheid liet pastoor Bosschaerts twee 'lichtbeelden' maken van het oksaal van de kerk (achtergevel). Hij gebruikte ze om bij het dossier te voegen voor de subsidieaanvraag. Hij vermeldt er meteen bij dat ze niet zo goed gelukt zijn. De slechte kwaliteit dateert dus al van de tijd toen ze gemaakt werden. Maar het zijn de enige twee interieurfoto's die bestaan van de narthex (portaalkant) van de oude kerk en daardoor zijn ze toch waardevol. De foto hieronder is de minst slechte van de twee. We zien de hoge toegangspoort van de kerk, geflankeerd door twee half verzonken vierkante zuilen met Ionische kapitelen. Links van de poort bevindt zich een kleinere deur waarboven een heiligenbeeld prijkt. Rechts van de poort is de doorgang met de trap naar het oksaal met boven die doorgang eveneens een heiligenbeeld. Het oksaal is vooraan afgesloten met een balustrade en daarachter zien we het vrij kleine orgel en een groot raam in de façade. Opvallend is ook het tongewelf met de gekruiste ribben, dat we beter kunnen zien op de andere foto van het kerkinterieur (postkaart Joseph D'Hont, zie hierboven).