De windmolen op de Rijweg
Louis Callaert en Dirk Binon
(Met de toestemming van de auteurs en de Vereniging voor Heemkunde in Klein-Brabant overgenomen uit: Klein-Brabants Molenboek, Jaarboek van de Vereniging voor Heemkunde in Klein-Braban,t vzw, 44ste jaargang, 2009, pp. 156-158.)
De molen van de Rijweg behoorde tijdens het Oud-Regime tot het grondgebied van Ruisbroek. Door het zelfstandig worden van Breendonk als gemeente, los van Puurs ingevolge de wet van 17 juli 1836, kwam hij op Breendonk te liggen, omdat de grens getrokken werd op de Rijweg. De molen stond namelijk aan het einde van de Schaafstraat, in de westelijke hoek met de straat Rijweg. Het molenhuis stond aan de noordzijde van de baan, de oude Dendermondsesteenweg, ter plaatse Rijweg geheten. Het was een zeer oude molen, waarvan zijn geschiedenis terug gaat tot het beheer van de abdij van Cornelimunster over Puurs.
Als voogden met hun recht op het derde deel hadden de heren van Grimbergen zich opgewerkt als zelfstandige heren en zich zelfs meester gemaakt van het Koningsrecht op de wind, dit ten nadele van de abdij. In Willebroek gingen ze zelfs zo ver een eigen molen te bouwen, hoewel de inwoners er banplichtig waren aan de molen van de Rijweg.
'Maer te Willebroeck', schreef provisor Judocus Bal in 1669, 'hebben wij ons recht door naelaetigheyt kwijt geraeckt. Desen molen plachte met den voorgaenden eenen dwancmeule te sijn voor Ruysbroeck ende Willebroeck gelijck voorgeschreven is en daer en mochte in beyde de selve dorpen geene andere molens gestelt worden. Maer dit privilegie ende recht is door quade toezicht van onze voorsaeten versuymt ende daer is eenen windtmolen bij andere tot Willebroeck geset, daer desen veel door verloren heeft’.
De Sint-Bernardusabdij van Hemiksem kon als korter nabij gelegen abdij het Puurse domein beter beheren en zoveel mogelijk herstellen. Moeilijkheden tussen de abdij en de voogden werden geregeld door oorkonden in 1281 en 1295. Hoewel het voogdijschap gehouden werd in leenverband, vond de abdijgemeenschap het toch beter het terug te kopen, wat gebeurde in 1311. Hiertoe behoorde ook het windrecht dat werd teruggekocht van Philips van Vianden uit het huis van Grimbergen. Door de terugkoop van de voogdij, samen met het windrecht, werd de oorspronkelijke eenheid van het domein hersteld en het volledig heerlijk bezit van Sint-Bernards in Puurs bevestigd.
De molen van de Rijweg was, zoals zovele andere, tijdens de godsdiensttroebelen tijdens de 16e eeuw in brand gestoken. Judocus Bal noteerde in het Landboeck: 'Maer also is hij voordesen door de quaden tijdt afgebrandt ende te niet is gegaen. Soo en hebben wij tegenwoordig A° 1669 niet als den berch ende het Recht te malen, ende de molen hoort den molder toe, die wij binnen een jaer moeten overnemen, op schattinge volgens de conditie daer van gemaeckt'. Gedurende driekwart eeuw was er geen molen, tot abt Gillis in 1650 aan Egidius Van Breedam de opdracht had gegeven een nieuwe op te richten.
Egidius, ook Gillis Van Breedam en voordien molenaar te Merchtem, was geboren te Buggenhout omstreeks 1600 en was maalder in Breendonk van 1650 tot 1672. Hij trouwde in 1624 te Malderen Elisabeth Colenaer, die na enkele jaren overleed. Egidius hertrouwde in 1631 te Merchtem Anna Van Linthout (°Merchtem 1613 - †Puurs vóór 1680).
De Van Breedams waren een molenaars- en molenmakersgeslacht dat ook op andere molens bedrijvig was. Michiel Van Breedam was volgens een akte, verleden bij notaris Van der Vreken die zij als huisnotaris hadden, in 1692 'mulder en schepene' te Blaasveld. Hij was in onverdeeldheid ook voor twee vijfden mede-eigenaar van de molen van de Rijweg. De anderen waren Dominicus, Nicolaas en de kinderen van Adriaan Boel, weduwnaar van Maeyken Van Breedam.
Nicolaas Van Breedam, de opvolgende zoon (°Merchtem 1640 - †Puurs 1725), was er de molenaar van 1672 tot 1725. Ook hij trouwde tweemaal. Een eerste keer met Antonia Liekens bij wie hij drie kinderen had. Uit zijn huwelijk met Albertina Verbrugghen (°ca.1670 - †1730) ontsproten zeven kinderen. Nicolaas getuigde voor de notaris in 1695 'dat de meulen van Willebroeck genen bant-meulen en is'. De band met het domein Puurs en Sint-Bernards was dus reeds lang vervlogen. De toenmalige generaties herinnerden zich niets meer van de oorspronkelijke toestand.
Samuël Van Breedam, ook genoemd Daniël (°Puurs 1700 †Puurs1748) maalde van 1725 tot zijn vroegtijdig overlijden in 1748. Evenals zijn vader en grootvader trouwde hij tweemaal. Na het overlijden van Clara Vloebergh (°ca.1705 †Puurs 1743) verkochten al de belanghebbende erfgenamen Van Breedam voor de schepenen van Ruisbroek op 1 maart 1743 de Rijwegmolen aan Petrus Jacobus Janssens. Samuël hertrouwde daarna nog met Barbara Goossens.
Petrus Jacobus Janssens (°Hemiksem 1717 †Puurs 1792 en lid van de schepenbank), kwam eveneens uit een molenaarsgeslacht. Hij trouwde Anna Catharina Mertens (°Willebroek 1721 †Puurs 1799) en runde de molen tussen 1748 en 1776. Na het overlijden van Petrus verhuisde de molenarin volgens de telling van 1796 naar Puersdorp:
nr. 540 Anna Catharina Mertens wed. Peeter Janssens 71 jaer moldersse ingeweken 1743
nr. 541 Barbara Janssens 45 jaer, dochter
nr. 541 A. M. Van den Broeck 19 jaer nicht, van gehucht Rijweg
Melchior Van den Broeck (°Ramsdonk 1744 - †Puurs 1795) werd door zijn huwelijk in 1774 met Petronella Janssens (°Puurs 1748 - †Ruisbroek 1810), schoonzoon en werd in 1796 opvolgend maalder tot 1795. Hij overleefde zijn schoonvader slechts drie jaar en overleed vóór de telling van 1796, waarbij werden opgetekend:
nr. 1047 PetronelIa Janssens 42 jaer moldersse, aldaer geboren
nr. 1048 Petrus Joannes 26 jaer sone, aldaer geboren
nr. 1049 Carel Teck 26 jaer knegt
Er waren ook nog 2 kinderen van minder dan 12 jaar.
nr. 1047 PetronelIa Janssens 42 jaer moldersse, aldaer geboren
nr. 1048 Petrus Joannes 26 jaer sone, aldaer geboren
nr. 1049 Carel Teck 26 jaer knegt
Er waren ook nog 2 kinderen van minder dan 12 jaar.
'Reyweg' in 1804 (Kaart Gigault Puurs, detail) (verz. J. Winckelmans)
Tot 1811, na het overlijden van Petronella, bleven de kinderen van wijlen Janssens-Mertens in onverdeeldheid. Bij akte van 25 november 1811 werden de goederen verdeeld. De molen kwam daarbij in het bezit van de kinderen van wijlen Melchior Van den Broeck en Petronelia Janssens.
Petrus Jacobus Van den Broeck (°Puurs 1775 - †Ruisbroek 1847) mocht de naam dragen de molenaar van de Rijwegmolen te zijn gedurende de periode 1795-1835.
Petrus bleef ongehuwd. Bij akte van 21 november 1835 verkocht hij voor 2.360 Fr. zijn onverdeeld aandeel in de molen en bijbehorende goederen aan zijn zwager Melchior Nuten en zijn zuster Anna Maria Van den Broeck.
In de loop van 1828 had er in de streek een geweldig onweer plaats, gepaard gaande met heftige rukwinden. De molen van de Rijweg vloog volgens het dagboek van Judocus De Keyser, in stukken van zijn teerlingen: "Het is gebeurt den 5 Julius in hetjaer 1828 naer middag ten twee uren precies dat men zoo een schrikkelijk onweder gehad heeft van donder en bliksem waer van de schaede onschadbaer is. De vrugten der aerde zijn verhaegeld in de grond tot Merghtem-Steenhuffel-Londerzeel-BreendonckTisselt-Willebroeck en Lippeloo en meer andere dorpen. Den donder en wind zoo men schat is geweest thien aeren breed en de lingde 30 aeren het minsten. Den molen op den Reyweg is van de terelingen gevlogen in stukken van malkanderen".
De molen werd onmiddellijk vervangen door een molen geheten 'De Keyzer van Gent', waar op de staak een inschrift gegrift was 'Get. J. De Wauw, 1762'. Bewijs van de nieuwe molen: 'Den molen van Melsius Nietens (Nuten) is geregt den 19 Oktober 1828'.
Melchior Nuten (°Lippelo 1786 - †Kalfort-Puurs 1857), huwde in 1812 te Ruisbroek met de molenaarsdochter Anna Maria Van den Broeck (°Kalfort-Puurs 1777 - †1857) en was molenaar van 1812, zonder eigenaar te zijn en als eigenaar van 1835 tot 1856.
Bij de telling van 1819 werden ingeschreven:
Melchior Nuten, geboren te Lippelo op 21 september 1786, 34 jaar, ingeweken in 1812
Maria Anna Van den Broeck, geboren te Puurs op 12 april 1777, 43 jaar, ingeweken in 1809
Barbara Janssens, 70 jaar, haar tante, en de kinderen Dorothea (1813), August (1815), Joannes Antonius (1816) en Anna Maria (1819).
In die periode was er op de Rijweg in de buurt nog een tolbareel. Molenaarszoon Jan Nuten vroeg in 1841 ophelderingen nopens de bareelrechten. Het gemeentebestuur van Ruisbroek werd door de arrondissementscommissaris verzocht de molenaar in kennis te stellen van de bepalingen van de wet van 1833. Die wet was blijkbaar meer beperkend dan de voorschriften tijdens de Hollandse periode. Ingevolge een K.B. van 1819 waren vrijgesteld van de tolrechten aan de barelen, de rijtuigen of werktuigen en 'dieren behoorende tot de pagthoeven, wind- en watermolens, gelegen op eene afstand van minder dan twee en half mijl in eene rechte lijn van de barrière, wanneer dezelve voor den dienst dier hoeven of molens den weg passeerden'. De Belgische wetgeving was ingewikkelder en zorgde dus voor ongenoegen.
Op 15 juli 1856 werd de molen verkocht aan Josephus Antonius Franckx (°Puurs 1829 – †Ruisbroek 1903), zoon van het molenaarsgezin van Breendonkdorp Petrus Franckx en Anna Maria Reyniers. Hij trouwde te Willebroek in 1858 Felicita Cornelia Mertens (° Willebroek 1824 - †Ruisbroek 1885). Bij het overlijden in 1862 van Petronelia Van den Broeck, in huwelijk met Joannes Antonius Nuten, zoon van de vorige eigenaar, stelde de notaris in zijn akte: 'Voor een vierde gerechtigd in het gene er aan zijn ouders is schuldig gebleven de resterende koopsom van een huis, schuur en stal gelegen te Ruisbroek op den Rijweg en een graanmolen en schuur gestaan als voorgaande onder de gemeente Breendonk, verkocht aan Josephus Antonius Franckx mits tienduizend frank en op welke de koper reeds duizend frank heeft afgekort. Er blijft nog negenduizend frank over'.
Petrus Jacobus Van den Broeck (°Puurs 1775 - †Ruisbroek 1847) mocht de naam dragen de molenaar van de Rijwegmolen te zijn gedurende de periode 1795-1835.
Petrus bleef ongehuwd. Bij akte van 21 november 1835 verkocht hij voor 2.360 Fr. zijn onverdeeld aandeel in de molen en bijbehorende goederen aan zijn zwager Melchior Nuten en zijn zuster Anna Maria Van den Broeck.
In de loop van 1828 had er in de streek een geweldig onweer plaats, gepaard gaande met heftige rukwinden. De molen van de Rijweg vloog volgens het dagboek van Judocus De Keyser, in stukken van zijn teerlingen: "Het is gebeurt den 5 Julius in hetjaer 1828 naer middag ten twee uren precies dat men zoo een schrikkelijk onweder gehad heeft van donder en bliksem waer van de schaede onschadbaer is. De vrugten der aerde zijn verhaegeld in de grond tot Merghtem-Steenhuffel-Londerzeel-BreendonckTisselt-Willebroeck en Lippeloo en meer andere dorpen. Den donder en wind zoo men schat is geweest thien aeren breed en de lingde 30 aeren het minsten. Den molen op den Reyweg is van de terelingen gevlogen in stukken van malkanderen".
De molen werd onmiddellijk vervangen door een molen geheten 'De Keyzer van Gent', waar op de staak een inschrift gegrift was 'Get. J. De Wauw, 1762'. Bewijs van de nieuwe molen: 'Den molen van Melsius Nietens (Nuten) is geregt den 19 Oktober 1828'.
Melchior Nuten (°Lippelo 1786 - †Kalfort-Puurs 1857), huwde in 1812 te Ruisbroek met de molenaarsdochter Anna Maria Van den Broeck (°Kalfort-Puurs 1777 - †1857) en was molenaar van 1812, zonder eigenaar te zijn en als eigenaar van 1835 tot 1856.
Bij de telling van 1819 werden ingeschreven:
Melchior Nuten, geboren te Lippelo op 21 september 1786, 34 jaar, ingeweken in 1812
Maria Anna Van den Broeck, geboren te Puurs op 12 april 1777, 43 jaar, ingeweken in 1809
Barbara Janssens, 70 jaar, haar tante, en de kinderen Dorothea (1813), August (1815), Joannes Antonius (1816) en Anna Maria (1819).
In die periode was er op de Rijweg in de buurt nog een tolbareel. Molenaarszoon Jan Nuten vroeg in 1841 ophelderingen nopens de bareelrechten. Het gemeentebestuur van Ruisbroek werd door de arrondissementscommissaris verzocht de molenaar in kennis te stellen van de bepalingen van de wet van 1833. Die wet was blijkbaar meer beperkend dan de voorschriften tijdens de Hollandse periode. Ingevolge een K.B. van 1819 waren vrijgesteld van de tolrechten aan de barelen, de rijtuigen of werktuigen en 'dieren behoorende tot de pagthoeven, wind- en watermolens, gelegen op eene afstand van minder dan twee en half mijl in eene rechte lijn van de barrière, wanneer dezelve voor den dienst dier hoeven of molens den weg passeerden'. De Belgische wetgeving was ingewikkelder en zorgde dus voor ongenoegen.
Op 15 juli 1856 werd de molen verkocht aan Josephus Antonius Franckx (°Puurs 1829 – †Ruisbroek 1903), zoon van het molenaarsgezin van Breendonkdorp Petrus Franckx en Anna Maria Reyniers. Hij trouwde te Willebroek in 1858 Felicita Cornelia Mertens (° Willebroek 1824 - †Ruisbroek 1885). Bij het overlijden in 1862 van Petronelia Van den Broeck, in huwelijk met Joannes Antonius Nuten, zoon van de vorige eigenaar, stelde de notaris in zijn akte: 'Voor een vierde gerechtigd in het gene er aan zijn ouders is schuldig gebleven de resterende koopsom van een huis, schuur en stal gelegen te Ruisbroek op den Rijweg en een graanmolen en schuur gestaan als voorgaande onder de gemeente Breendonk, verkocht aan Josephus Antonius Franckx mits tienduizend frank en op welke de koper reeds duizend frank heeft afgekort. Er blijft nog negenduizend frank over'.
De Rijwegmolen na zijn verhuizing naar Lummen (1914-1933)
Op 18 januari 1904 kochten de broers Joannes Baptista (°Ruisbroek 1862 - †Leuven 1930) en Emiel Josephus Franckx, genoemd naar zijn tweede voornaam (°Ruisbroek 1868 - †Willebroek 1922, ongehuwd), bij verdeling van de familiegoederen de Rijwegmolen. Zij maalden nog slechts tot in 1912, het jaar dat de molen werd verkocht. Hij werd van zijn belt gehaald en verhuisde naar het Limburgse Lummen. Daar brandde hij volledig uit in 1933. De laatste molenaarsfamilie was de familie Franckx, achterneven met de collega's (en concurrenten) van de molen van Breendonkdorp. Na het verdwijnen van de molen (en nadien ook van de molenberg), hield de vroegere maaldersknecht er nog een handel in meel en kiekeneten. De zaak was gekend als: 'Bij de Papper'.
Ga verder.
Ga verder.