Preters en officieren in het Ancien Régime (17de - 18de eeuw)
De eerste verwijzing naar een preter in Beendonk vinden we in het ‘Land-boeck van Pudersse’ uit 1668, een atlas met de goederen en cijnsrechten in Puurs van de Sint-Bernardsabdij van Hemiksem. In het hoofdstuk ‘Afgelegen stukken lands op Breendonck’ wordt op folio 165 verwezen naar “Het preter-stuck’: een lank dog smal stuck saey-landt, alsoo genaemt om dat het ordinaris aen den Preter oft Voster, die wij daer setten op dat Quartier, voor sijne diensten gelaeten wordt.”
Het gaat dus om een stuk grond dat door Sint Bernards ter beschikking werd gesteld van de preter van Breendonk, als vergoeding voor zijn diensten. Er hoort ook een plannetje bij van het perceel (nummer 1 op de afbeelding hieronder, maar dat geeft de locatie niet zo duidelijk aan.
Het gaat dus om een stuk grond dat door Sint Bernards ter beschikking werd gesteld van de preter van Breendonk, als vergoeding voor zijn diensten. Er hoort ook een plannetje bij van het perceel (nummer 1 op de afbeelding hieronder, maar dat geeft de locatie niet zo duidelijk aan.
Het Preter-Stuck in Het Land-boeck van Pudersse van de Sint-Bernardsabdij in Hemiksem. Het landboek werd in facsimile uitgegeven door de Vereniging voor Heemkunde in Klein-Brabant, 1984 en deels ook opgenomen in Houtman, Erik, e.a. Een Kaartboek van de Sint-Bernardsabdij Hemiksem 1666-1671, uitgave Rijksarchief, 2005.
Vermoedelijk bevond het Preter-stuk zich aan de noordkant van de huidige Breendonkstraat, ongeveer ter hoogte van de kruising met de A12, waar tegenwoordig 'den Duvel rijpt'. Het perceel had een oppervlakte van 165 roeden (ongeveer 5000 m²) en lag dus ‘op Breendonck’, helemaal in het zuidoosten van de ‘heerlijkheid’ Puurs. Dat was meteen ook de reden waarom Sint Bernards het nodig achtte om ter plekke een preter aan te stellen. Het gehucht lag zo ver van het centrum van Puurs dat het handig was iemand te hebben die er een oogje in het zeil hield.
In de beschrijving is sprake van de ‘preter’ of ‘voster’. En ‘voster’ was eigenlijk een boswachter, maar de twee worden hier dus gelijkgesteld. Beide functies werden dan ook vaak gecombineerd door één persoon. Uit de term ‘ordinaris’ blijkt dan weer dat deze regeling mogelijk al lange tijd bestond. Maar de eerste naam die we in de archieven terugvinden is die van Gillis Vleminckx.
Gillis Vleminckx (1668 – 1678)
In de jaarrekening (de boekhouding) van Sint Bernards voor 1668, het jaar waarin ook het Land-boeck werd gemaakt, vinden we op folio 7 verso met vermelding ‘pro memorie: “Item wort van weghe sijne eerw.(aerde) toegelaeten aen Gillis Vleminckx, preter int quartier van Breendonck onder Puers, om voor sijns zelfs, soo lange als hij dofficie van preterschap sal bedienen, te gebruijcken een stuck lant, genoempt t preterstuck, groot 1 dagwant, 65 roeye.”
In de beschrijving is sprake van de ‘preter’ of ‘voster’. En ‘voster’ was eigenlijk een boswachter, maar de twee worden hier dus gelijkgesteld. Beide functies werden dan ook vaak gecombineerd door één persoon. Uit de term ‘ordinaris’ blijkt dan weer dat deze regeling mogelijk al lange tijd bestond. Maar de eerste naam die we in de archieven terugvinden is die van Gillis Vleminckx.
Gillis Vleminckx (1668 – 1678)
In de jaarrekening (de boekhouding) van Sint Bernards voor 1668, het jaar waarin ook het Land-boeck werd gemaakt, vinden we op folio 7 verso met vermelding ‘pro memorie: “Item wort van weghe sijne eerw.(aerde) toegelaeten aen Gillis Vleminckx, preter int quartier van Breendonck onder Puers, om voor sijns zelfs, soo lange als hij dofficie van preterschap sal bedienen, te gebruijcken een stuck lant, genoempt t preterstuck, groot 1 dagwant, 65 roeye.”
Veel is er niet bekend over Gillis Vleminckx. Hij werd geboren op 20 maart 1616 als zoon van Gaspar Vleminckx en Anna Drossaert, en trouwde op 12 juli 1639 met Elisabeth De Maeyer. Hoe lang hij preter is geweest en waar hij precies woonde, is onbekend, maar in 1678 wordt hij alleszins nog altijd vermeld als preter.
Peter Kerremans (1694 – 1717)
De volgende preter in Breendonk wiens naam opduikt in de archieven, is Peter Kerremans. Hij werd in 1632 geboren als zoon van Gillis Kerremans en Anna Raes. Hij trouwde drie keer: eerst met Barbara Neefs (rond 1664), daarna met Johanna De Pauw (op 12.12.1693 in Puurs) en tot slot met Joanna De Backer (op 13.4.1706 in Puurs). Voor zover bekend had hij alleen met zijn eerste echtgenote kinderen, minstens vijf en vermoedelijk zes. Hij overleed op 16 augustus 1717, ‘op de Moorheide’ in Puurs.
Peter Kerremans (1632-1717) was een van de pioniers van het gehucht Moorheide, het huidige centrum van Breendonk. Het gehucht werd in de laatste decennia van de 17de eeuw ontgonnen. Peter Kerremans bouwde er in 1690 een hoeve op pachtgrond van de Sint-Bernardsabdij. Later werd de hofstede bekend als de zogenaamde ‘Hoeve van Feles’. Ze stond tot de jaren ’80 van de vorige eeuw tegenover het kruispunt van de huidige Beenhouwerstraat met de Groenstraat en Molenheide.
(zie afbeelding hieronder)
(zie afbeelding hieronder)
Peter Kerremans bekleedde het ambt van preter minstens vanaf 1694 en vermoedelijk tot ongeveer 1716. In de jaarrekening van 1694 lezen we opnieuw: “Item wort wegens sijne Eerwr. (de abt van St. Bernards, nvdr) toegelaeten aen Peeter Kerremans als preter int quaertier van Breendonck onder Puers om voor sijne diensten soo langhe hij het preterschap sal bedienen te gebruyken een stuck lants groot 1 dagwt. en 65 r. genpt. het Preterstuck tot Breendonck.[1] Het is geen toeval dat Petrus Kerremans de functie van preter mocht uitoefenen. De paters, die het voor het zeggen hadden in Puurs, gaven dit soort verantwoordelijkheden bij voorkeur aan een van hun eigen pachters: mensen die ze kenden en vertrouwden.
Later trad Peter Kerremans ook op als officier van de schepenbank en plaatsvervanger van de meyer (burgemeester) van Puurs bij officiële gebeurtenissen in het gehucht Breendonk.[2] In het jaar van zijn overlijden (1717) en misschien ook al iets eerder werd het preterschap waargenomen door ene Gillis Lambrecht. Maar hij was slechts een overgangsfiguur, want in 1719 treffen we alweer een nieuwe preter aan in Breendonk.
[1] Idem, jaar 1694.
[2] In een schepenbrief van 5.2.1703 wordt hij effectief ‘officier loco meyer’ genoemd bij een verkoop van een perceel grond in het gehucht Moorheide. (RA Antwerpen, Oud Gemeentearchief Puurs, D111, inv. 4, f° 330 v.
Carolus De Wit (1719 – 1726)
Carolus De Wit werd geboren op 16 april 1674 als zoon van Martinus De Wit en Anna Smets. Hij was getrouwd met Lucia Verstappen en samen kregen ze zes kinderen tussen 1703 en 1718. Zij woonden vermoedelijk in de Schaafstraat. Daar overleed Lucia Verstappen alleszins in 1749. In de jaarrekening van Sint Bernards voor 1719 zien we dat Carel De Wit als preter gebruik mag maken van het Preterstuck. De formulering is identiek aan die van zijn voorgangers.
In 1725 is hij niet alleen preter maar ook boswachter in Breendonk. Dat blijkt uit een vermelding in de jaarrekening van Sint-Bernards voor dat jaar: “Item aen Carel De Wit over een jaer preters ende boschwachters gagie op Breendonck onder Puers verschenen ½ meert 1725 de somme van (12 gulden)."
Later trad Peter Kerremans ook op als officier van de schepenbank en plaatsvervanger van de meyer (burgemeester) van Puurs bij officiële gebeurtenissen in het gehucht Breendonk.[2] In het jaar van zijn overlijden (1717) en misschien ook al iets eerder werd het preterschap waargenomen door ene Gillis Lambrecht. Maar hij was slechts een overgangsfiguur, want in 1719 treffen we alweer een nieuwe preter aan in Breendonk.
[1] Idem, jaar 1694.
[2] In een schepenbrief van 5.2.1703 wordt hij effectief ‘officier loco meyer’ genoemd bij een verkoop van een perceel grond in het gehucht Moorheide. (RA Antwerpen, Oud Gemeentearchief Puurs, D111, inv. 4, f° 330 v.
Carolus De Wit (1719 – 1726)
Carolus De Wit werd geboren op 16 april 1674 als zoon van Martinus De Wit en Anna Smets. Hij was getrouwd met Lucia Verstappen en samen kregen ze zes kinderen tussen 1703 en 1718. Zij woonden vermoedelijk in de Schaafstraat. Daar overleed Lucia Verstappen alleszins in 1749. In de jaarrekening van Sint Bernards voor 1719 zien we dat Carel De Wit als preter gebruik mag maken van het Preterstuck. De formulering is identiek aan die van zijn voorgangers.
In 1725 is hij niet alleen preter maar ook boswachter in Breendonk. Dat blijkt uit een vermelding in de jaarrekening van Sint-Bernards voor dat jaar: “Item aen Carel De Wit over een jaer preters ende boschwachters gagie op Breendonck onder Puers verschenen ½ meert 1725 de somme van (12 gulden)."
Uit het archief van de schepenbank van Puurs blijkt bovendien dat Carel De Wit in de periode 1719 tot 1725 geregeld optreedt als procurator (gevolmachtigde) van burgers in hun contacten met de schepenbank, notarissen, de Raad van Brabant en andere officiële instanties. Af en toe wordt hij ook ‘officier’ genoemd en zelfs plaatsvervangend schout (politiecommissaris) van Puurs voor zaken waarbij Breendonkse burgers betrokken zijn. Hij was dus iemand die zowel het vertrouwen genoot van de inwoners van Breendonk als van het gemeentebestuur van Puurs en de geestelijke heren van Sint Bernards. Carel De Wit overleed op 31 januari 1726.
Frans Sterckx (1726 – 1736)
Hoe belangrijk de functie van preter of officier toen was voor Breendonk én voor Sint Bernards blijkt uit het feit dat de abdij in 1726 een huis voor de officier liet bouwen in Breendonk, of liever op de Moorheide, in de huidige Molenheide.
Dat lezen we in de jaarrekening van 1730, waarin verwezen wordt naar het huis en naar de opvolger van Carel De Wit, met name Frans Sterkcx: “Het landt hier vooren in pagt gehouden by Philips De Borger, groot 325 roeden, gelegen op de Moerheyde is A(nno) 1726 van wegens het Clooster behuijst met eene wooninge voor den officier Francis Stercx." De ‘officier’ moet er wel huur voor betalen, meer bepaald 18 gulden per jaar.
Frans Sterckx (1726 – 1736)
Hoe belangrijk de functie van preter of officier toen was voor Breendonk én voor Sint Bernards blijkt uit het feit dat de abdij in 1726 een huis voor de officier liet bouwen in Breendonk, of liever op de Moorheide, in de huidige Molenheide.
Dat lezen we in de jaarrekening van 1730, waarin verwezen wordt naar het huis en naar de opvolger van Carel De Wit, met name Frans Sterkcx: “Het landt hier vooren in pagt gehouden by Philips De Borger, groot 325 roeden, gelegen op de Moerheyde is A(nno) 1726 van wegens het Clooster behuijst met eene wooninge voor den officier Francis Stercx." De ‘officier’ moet er wel huur voor betalen, meer bepaald 18 gulden per jaar.
Frans Sterckx werd geboren op 19 juli 1689 als zoon van Frans Sterckx en Anna Zegers. Hij trouwde op 3 mei 1713 met Gasparina Plettinckx. Tussen 1714 en 1727 kregen ze zeven kinderen.
In de jaarrekening van 1730 lezen we ook dat Frans Sterckx, net als zijn voorgangers, het Preterstuck mag gebruiken als vergoeding voor zijn diensten als preter (en officier).
Aan de hand van het pachtboek van Sint Bernards uit 1751 en het eerder vermelde Land-boeck kunnen we achterhalen waar het huis van officier Sterckx zich precies bevond. In het pachtboek wordt namelijk eveneens verwezen naar een ‘huijs toebehoorende d’Abdije, opgetimmert voor den officier A(nno) 1726’. Er staat bovendien een verwijzing in naar de plaats in het Land-boeck waar het huis en de bijhorende grond (338 roeden, ongeveer een hectare) vermeld worden, meer bepaald folio 231, nr. 4.
Het huis in kwestie blijkt in de huidige Molenheide te liggen, precies tegenover het begin van de huidige Zwaluwlaan, ter hoogte van huis nr. 9.
Frans Sterckx overleed op 15 januari 1746 ‘op de Moorheide’[1]. Maar toen was hij al een tijdje geen preter meer. Want vanaf 1736 werd het preterschap waargenomen door Frans De Buyser.
[1] Dirk Binon, Parochieregisters van Puurs - dopen, huwelijken, overlijdens, 1591–1797, diverse volumes, eigen uitgaven, 2002-2011
Frans en Claes De Buyser (1736 – 1755)
Frans De Buyser werd op 28 februari 1704 geboren als zoon van Jan De Buyser en Maria De Cock. Zijn ouders waren al in de tweede helft van de 17de eeuw pachters van Sint Bernards op de Moorheide. Frans trouwde op 13 oktober 1726 met Anna De Smet. Tussen 1728 en 1746 kregen zij tien kinderen. Zij woonden in een pachthoeve van Sint Bernards achteraan in de Schaafstraat, nabij de windmolen op de Rijweg. Hun hoeve lag tegenover het zogenaamde Thiendenhof, waar vroeger de Tiendenschuur van de abdij had gestaan. In het Land-boeck van Puurs staat een afbeelding van beide hoeves, weliswaar uit een vroegere periode (1668). De hoeve van Fans De Buyser bevond zich aan de rechterkant van de straat, ongeveer tegenover de huidige huisnummers 13 tot 17. Het perceel was 1 bunder en 116 roeden groot (ongeveer 17.000 m²).
Frans De Buyser pachtte net als zijn ouders voor hem ook het perceel ‘den Tashorick’, dat in die tijd tegen zogenaamde Vijfhoek op de Veurt werd gesitueerd. Daarnaast had hij ook gronden van de abdij in pacht op de ‘Groote Heyde’ (nu Hoogheide). Hij trad ook een tijd lang op als ‘tiendenpachter’ in het gehucht ‘de Wachting’. De ‘tiendenpachters’ betaalden een som geld aan de abdij om in haar plaats in een bepaalde wijk of gehucht de ‘tienden’ (belastingen) te mogen innen.
Frans de Buyser overleed op 13 januari 1752 en werd in maart van dat jaar als ‘officier’ opgevolgd door zijn zoon Niclaes. Die kreeg 12 gulden per jaar als ‘gagie’ voor zijn ambt van officier, 14 gulden als inkomsten van het Preterstuk (dat vanaf dan niet langer gebruikt werd door de preter, maar gewoon verhuurd door Sint Bernards) en 10 gulden ‘voor ’t geldt op te haelen’ (waarschijnlijk de pachtgelden, tienden en cijnzen in het gehucht). In tegenstelling tot zijn ouders woonde Claes niet in de Schaafstraat, maar op de Hoge Heide, een heel eind van het eigenlijke gehucht Breendonk dus. Misschien is dat wel de reden waarom hij het ambt van officier niet zo lang uitoefende. Vermoedelijk in 1755 werd hij in die functie opgevolgd door Willem Kerremans.
Willem en Frans Kerremans (1755 – 1788)
Guilliam “Willem” Kerremans (1705-1768) was de kleinzoon van Peter Kerremans, die aan het einde van de 17de eeuw al preter was in Breendonk (zie hoger). Hij woonde niet meer in dezelfde hoeve als zijn grootvader (‘De hoeve van Feles’), maar in een andere oude pachthoeve op de Moorheide, die we nu kennen als ‘De hoeve van Kobe Teckes’ (zie onderstaande afbeelding). De hoeve van Feles werd in die tijd bewoond door Willems schoonbroer Frans Verhoeven. De hoeve van Kobe Teckes stond net als die van Feles op pachtgrond van Sint Bernards, maar de hoevegebouwen waren in beide gevallen wel gebouwd door de pachters zelf. De familie Kerremans woonde dus al drie generaties lang op de Moorheide en had een sterke vertrouwensband met de geestelijke dorpsheren van Sint Bernards. Dat zal allicht meegespeeld hebben bij de keuze voor Willem Kerremans als officier voor Breendonk.
Kaart van de Moorheide met de hoeve van Kobe Teckes (in 1755 bewoond door officier Willem Kerremans) en de Hoeve van Feles ( in 1755 bewoond door Frans Verhoeven). Het officiershuis werd in 1755 niet langer bewoond door de officier, maar door ‘cossaert’ (keuterboer) Hendrik Mertens. (Landt-boeck van Pudersse)
Willem Kerremans trouwde rond 1728 met Catharina Cortebeeck uit Willebroek (±1702-1793). Zij kregen zes kinderen. Willem was preter en officier in Breendonk van 1755 tot het jaar van zijn dood in 1768.
Hij werd als officier opgevolgd door zijn zoon Frans Kerremans (1745-1788), die in de ouderlijk hoeve bleef wonen. Rond 1771 trouwde Frans met Catharina De Moor uit Tisselt (±1750-1781). Zij kregen drie kinderen. Een van zijn dochters, Joanna Josepha, zou later met Jan Teck trouwen en was de moeder van Jacobus Teck, die zijn naam gaf aan de voorouderlijke hoeve. Catharina De Moor overleed in 1781 op 36-jarige leeftijd. Zoals dat toen gebruikelijk was, hertrouwde Frans enkele maanden later al, in november 1781, meer bepaald met Susanna Kerremans (±1750-1814), vermoedelijk afkomstig uit de Veurtstraat. Zij kregen vier kinderen.
Frans Kerremans trad als officier op bij allerhande ‘officiële’ gebeurtenissen in het gehucht en bij contacten van de bewoners met het dorpsbestuur, (openbare) verkopen of boedelscheidingen bij een overlijden (‘sterfhuizen’) enz. Hij verdiende daar 22 gulden per jaar mee. Dat was niet zo veel, maar de functie van preter of officier was dan ook maar een bijverdienste die vooral prestige en aanzien opleverde. Het hoofdberoep van Frans Kerremans en zijn voorgangers was pachter. Naast Frans Kerremans waren er in die tijd in Puurs nog drie andere officieren: naamgenoot Jan Baptiste Kerremans woonde ‘op Ceulen’ (Keulendam) in een eigen ‘officiershuis’ en was vermoedelijk verantwoordelijk voor het centrum van Puurs en Kalfort. Willem De Wachter woonde op de Kleine Amer en ‘moerwachter’ Gillis Kerremans op het Moer tegen het Hof van Coolhem. Verder waren er natuurlijk ook de schepenen en de schout, die nog een stapje hoger stonden op de sociale ladder.
Frans Kerremans overleed in 1788 en werd als officier opgevolgd door ene Willem Meeus: niet precies te identificeren, maar mogelijk verwant met de familie Meeus die al een meer dan een eeuw een hoeve van Sint Bernards pachtte die pal naast de in 1780 gebouwde kapel van Breendonk stond. De hoeve werd pas afgebroken in 1923. Het jaar nadat Willem Meeus officier werd, brak in Frankrijk de revolutie uit die de wereld ingrijpend zou veranderen. Ook in Hemiksem, Puurs en Breendonk.
Ga verder.