De zesde pastoor: Ludovicus Gummarus Bosschaerts (1899-1916)
Na het vertrek van pastoor Meeus werd Ludovicus Gummarus Bosschaerts pastoor van Breendonk. Hij was op 12 maart 1851 geboren in Massenhoven, in de Antwerpse Kempen, als
jongste zoon van Petrus-Josephus Bosschaerts en Joanna Bouwens. De familie baatte een landbouwbedrijf uit in de vroegere pastorij van Viersel-Massenhoven.
|
Het gezin Bosschaerts telde één dochter en vijf zonen, waarvan er
liefst vier priester werden. Ludovicus werd tot priester gewijd in Mechelen op 19
september 1874. Op 15 oktober 1874 werd hij benoemd tot onderpastoor in
Essene (momenteel een deelgemeente van Affligem). Op 17 juni 1882
verhuisde hij als onderpastoor naar Gierle en dat bleef hij tot zijn
aanstelling als pastoor van Breendonk op 15 maart 1899. Hij vond er als assistent de jonge onderpastoor Desiderius Josephus
Boeykens (°Bornem, 7.9.1861), die pas twee jaar eerder was toegekomen in
Breendonk en in 1909 pastoor zou worden in Kalfort.
Zelf had Bosschaerts
zijn meid Joanna Catharina Thys (°Koningshooikt, 1840) meegebracht uit Gierle.
Hoewel hij op de drempel van de 20ste eeuw in Breendonk arriveerde,
kwam pastoor Bosschaerts nog terecht in een traditionele landbouw-gemeenschap
waar hij zelf een van de weinige notabelen was, samen met de burgemeester, Graaf
Robert de Buisseret, brouwer Leonard Moortgat, de hoofdonderwijzer Jan Frans De
Wachter, de zusters van het klooster van OLV van Zeven Weeën en enkele
belangrijke boeren.
Onderpastoor Boeykens en pastoor Bosschaerts in 1908.
De eerste opvallende verwezenlijking van de nieuwe pastoor was een kleine monografie die hij in 1901 schreef over zijn nieuwe parochie. Hij deed dat in opdracht van het bisdom, dat alle parochiepastoors had gevraagd om een beschrijving te maken van hun parochie op basis van een aantal vragen over de geografie, de geschiedenis, het patrimonium, de kerkelijke gebouwen, de kunstschatten, de archieven, de geestelijke verenigingen, onderwijs, de economie, enz. Hoewel pastoor Bosschaerts nog maar kort in Breendonk verbleef, heeft hij toch zijn best gedaan om er een behoorlijk gestoffeerd werkje van 46 pagina’s van te maken.
Het is meteen ook het eerste geschiedkundige geschrift over Breendonk. Pastoor Bosschaerts had daarbij het grote voordeel dat hij nog kon
beschikken over de parochiearchieven
(die in 1914 in het oorlogsgeweld zouden sneuvelen). Daardoor bevat het werkje
van pastoor Bosschaerts een aantal bijzonder waardevolle gegevens, onder meer
over de geschiedenis van de Breendonkse kerk en de drie kerkhoven.
In zijn rapport schrijft hij ook dat de Boerengilde werd opgericht in 1901, met als patroon de Heilige Isidoor. Hij meldt onder meer dat de leden van de vereniging hun vergaderingen hebben in de Breendonkstraat. Vooral het vermelde stichtingsjaar is merkwaardig, want doorgaans wordt 1911 als oprichtingsjaar van de Breendonkse Boerenbond aangenomen. Het kan alleszins niet gaan om een schrijffout want het rapport werd in 1901 geschreven.
Onder het bewind van pastoor Bosschaerts werden er ook enkele werken uitgevoerd aan de kerk. In 1900 voerde aannemer Caluwaerts herstellingen uit aan de toren en in 1912 werd het oksaal vergroot.
In zijn rapport schrijft hij ook dat de Boerengilde werd opgericht in 1901, met als patroon de Heilige Isidoor. Hij meldt onder meer dat de leden van de vereniging hun vergaderingen hebben in de Breendonkstraat. Vooral het vermelde stichtingsjaar is merkwaardig, want doorgaans wordt 1911 als oprichtingsjaar van de Breendonkse Boerenbond aangenomen. Het kan alleszins niet gaan om een schrijffout want het rapport werd in 1901 geschreven.
Onder het bewind van pastoor Bosschaerts werden er ook enkele werken uitgevoerd aan de kerk. In 1900 voerde aannemer Caluwaerts herstellingen uit aan de toren en in 1912 werd het oksaal vergroot.
In 1913 werd vernieuwingswerken uitgevoerd aan het orgel. Bij die
gelegenheid liet pastoor Bosschaerts twee 'lichtbeelden' maken van het oksaal
van de kerk (achtergevel). Hij gebruikte ze om bij het dossier te voegen voor
de subsidieaanvraag. Hij vermeldt er meteen bij dat ze niet zo goed gelukt
zijn. De slechte kwaliteit dateert dus al van de tijd toen ze gemaakt werden.
Maar het zijn de enige twee foto's die bestaan van de achterzijde van de oude
kerk en daardoor zijn ze toch waardevol. De foto hiernaast is de minst slechte
van de twee. We zien de hoge toegangspoort van de kerk, geflankeerd door twee half
verzonken vierkante zuilen met Ionisch kapiteel.
Links van de poort bevindt zich een kleinere deur waarboven een heiligenbeeld prijkt. Rechts van de poort is de doorgang met de trap naar het oksaal met boven die doorgang eveneens een heiligenbeeld. Het oksaal is afgesloten met een balustrade en daarachter zien we het vrij kleine orgel en een groot raam in de façade. Opvallend is ook het tongewelf met de gekruiste ribben.[1]
[1] Verbeteringswerken aan orgel, 1911-1913, Provinciaal Archief Antwerpen, dossier 1510
[1] Verbeteringswerken aan orgel, 1911-1913, Provinciaal Archief Antwerpen, dossier 1510
Datzelfde jaar 1913 was het feest in Breendonk, want het klooster en de
meisjesschool vierden hun 50-jarig jubileum. Daarbij zal pastoor Bosschaerts
ongetwijfeld ook een belangrijke rol hebben gespeeld, samen met de zusters zelf
en de adellijke familie de Buisseret, die als maecenassen mee aan de wieg van
het klooster hadden gestaan en de facto ook de eigenaars waren van de grond en
de gebouwen.
Maar een jaar later werd het kleine Breendonk zwaar getroffen door de grote wereldbrand die in augustus 1914 losbarstte. Door de aanwezigheid van het Fort lag Breendonk frontaal in de vuurlinie, zowel van de Duitsers als van het Belgische leger. Nog vooraleer de strijd begon, werden 145 huizen op de Rijweg, in de Schaafstraat en in de Breendonkstraat preventief ‘verwijderd’ door de Belgische genie, omdat ze in het schootsveld van het Fort stonden. In september en oktober 1914 werd er geregeld hard gevochten in en om Breendonk. Er werden nog meer huizen verwoest en ook de kerk en de pastorij werden door bombardementen en brand helemaal vernield. Er sneuvelden heel wat militairen en er vielen ook een aantal burgerdoden. Vele families waren Breendonk ontvlucht om aan het oorlogsgeweld te ontsnappen. Door de vernieling van de pastorij was pastoor Bosschaerts verplicht elders onderdak te zoeken. Hij ging bij juffrouw Van Malderen logeren, schuins tegenover de kerk (in het huis waar nu de Axa-bank van de familie Wegge gevestigd is).
Twee jaar later, op 11 mei 1916, nam Bosschaerts ontslag. Naar verluidt was hij zwaar aangeslagen door de krijgsverrichtingen en het leed dat zich voor zijn ogen had afgespeeld. Maar hij was ondertussen 65 jaar geworden en het zou natuurlijk ook kunnen dat hij omwille van zijn leeftijd op rust wou gaan. Na de oorlog schreef hij samen met zijn opvolger Frans Somers nog een verslag over de oorlogsgebeurtenissen in Breendonk.
Maar een jaar later werd het kleine Breendonk zwaar getroffen door de grote wereldbrand die in augustus 1914 losbarstte. Door de aanwezigheid van het Fort lag Breendonk frontaal in de vuurlinie, zowel van de Duitsers als van het Belgische leger. Nog vooraleer de strijd begon, werden 145 huizen op de Rijweg, in de Schaafstraat en in de Breendonkstraat preventief ‘verwijderd’ door de Belgische genie, omdat ze in het schootsveld van het Fort stonden. In september en oktober 1914 werd er geregeld hard gevochten in en om Breendonk. Er werden nog meer huizen verwoest en ook de kerk en de pastorij werden door bombardementen en brand helemaal vernield. Er sneuvelden heel wat militairen en er vielen ook een aantal burgerdoden. Vele families waren Breendonk ontvlucht om aan het oorlogsgeweld te ontsnappen. Door de vernieling van de pastorij was pastoor Bosschaerts verplicht elders onderdak te zoeken. Hij ging bij juffrouw Van Malderen logeren, schuins tegenover de kerk (in het huis waar nu de Axa-bank van de familie Wegge gevestigd is).
Twee jaar later, op 11 mei 1916, nam Bosschaerts ontslag. Naar verluidt was hij zwaar aangeslagen door de krijgsverrichtingen en het leed dat zich voor zijn ogen had afgespeeld. Maar hij was ondertussen 65 jaar geworden en het zou natuurlijk ook kunnen dat hij omwille van zijn leeftijd op rust wou gaan. Na de oorlog schreef hij samen met zijn opvolger Frans Somers nog een verslag over de oorlogsgebeurtenissen in Breendonk.
Ludovicus Bosschaerts overleed op 17 oktober 1930 als rustend priester in het Begijnhof van Lier. Hij werd samen met twee van zijn drie broers-priester (Eduard en Augustinus) begraven tegen de muur van de Kerk van Massenhoven.
(Ga verder) |