De verbouwing van de pastorij in 1867
Na de vergroting van de kerk in 1857 was het in de jaren ’60 de beurt aan de pastorij. Dat was blijkbaar nodig, want in het gemeentebudget van 1839 is al sprake van het “onderhoud van het pastoreel huys, gebouw aen de gemeente toehoorende; den onderhoud van dit gebouw is sedert verscheydene jaeren verwaerloosd geweest”. In oktober 1865 is er een verzoek (van de kerkfabriek) “strekkende tot verhooging van het pastoreel huys met eene verdieping”. De Kerkfabriek (pastoor Petrus Ceuppens, voorzitter G.J. Taekels, schatbewaarder F.H.J. De Pauw, secretaris A.C. Drymans, J.H. Franckx en J. Van Asch) zijn het erover eens “dat de tegenwoordige toestand der pastorij niet voldoet aan de noodwendigheden harer bestemming”.[1]
[1] PAA (Provinciaal Archief Antwerpen), inv. 647, nr 265
Toch zou het nog tot 1867 duren vooraleer de verbouwingswerken werden toegewezen aan de Willebroekse schrijnwerker Francis Mertens, voor de som van 6450 frank.
Dat kwam omdat de eerste kostenraming van bouwmeester Schadde met 10.000 frank veel te hoog was volgens de gemeente en de kerkfabriek, die elk een derde van de som voor hun rekening zouden nemen, terwijl de hogere overheid het laatste derde zou bekostigen. Uiteindelijk zou aan de kamers op het gelijkvloers niet zo veel moeten veranderen, aangezien ‘de achterkeuken, keuken en woonplaats met thans bestaand cabinet maar sedert weinige jaren opgebouwd en vernieuwd zijn’. Zo verwaarloosd was de pastorij bij nader inzien dan toch niet. Uit rekeningen van de gemeente Puurs blijkt trouwens dat in 1828 en 1829 – kort voordat Breendonk zich van Puurs afscheidde – nog herstellingswerken zijn uitgevoerd. In 1828 ging het om herstellingen van schaliën en glas als gevolg van de zware storm van 5 juli (zie ‘De bouw van de eerste school’). Maar in 1829 werden substantiële werken uitgevoerd: onder meer nieuwe ramen en deuren, een nieuwe schouw, herstelling van de trap en het dak, het maken van een ‘potagiekelder’, enz.; samen goed voor 722 frank; een zeer aanzienlijk bedrag, zeker in vergelijking met de geringe eigen inkomsten die de Breendonkse kapel rond die tijd had (188 frank in de begroting van 1824).
De belangrijkste aanpassing in 1867 was uiteindelijk de toevoeging van een extra verdieping. Daardoor wordt de pastorij een behoorlijk ruim gebouw, maar ontwerp en afwerking blijven eerder eenvoudig.
Op het plan van Joseph Schadde ziet het nieuwe ontwerp er zo uit:
1) Het liggingsplan
[1] PAA (Provinciaal Archief Antwerpen), inv. 647, nr 265
Toch zou het nog tot 1867 duren vooraleer de verbouwingswerken werden toegewezen aan de Willebroekse schrijnwerker Francis Mertens, voor de som van 6450 frank.
Dat kwam omdat de eerste kostenraming van bouwmeester Schadde met 10.000 frank veel te hoog was volgens de gemeente en de kerkfabriek, die elk een derde van de som voor hun rekening zouden nemen, terwijl de hogere overheid het laatste derde zou bekostigen. Uiteindelijk zou aan de kamers op het gelijkvloers niet zo veel moeten veranderen, aangezien ‘de achterkeuken, keuken en woonplaats met thans bestaand cabinet maar sedert weinige jaren opgebouwd en vernieuwd zijn’. Zo verwaarloosd was de pastorij bij nader inzien dan toch niet. Uit rekeningen van de gemeente Puurs blijkt trouwens dat in 1828 en 1829 – kort voordat Breendonk zich van Puurs afscheidde – nog herstellingswerken zijn uitgevoerd. In 1828 ging het om herstellingen van schaliën en glas als gevolg van de zware storm van 5 juli (zie ‘De bouw van de eerste school’). Maar in 1829 werden substantiële werken uitgevoerd: onder meer nieuwe ramen en deuren, een nieuwe schouw, herstelling van de trap en het dak, het maken van een ‘potagiekelder’, enz.; samen goed voor 722 frank; een zeer aanzienlijk bedrag, zeker in vergelijking met de geringe eigen inkomsten die de Breendonkse kapel rond die tijd had (188 frank in de begroting van 1824).
De belangrijkste aanpassing in 1867 was uiteindelijk de toevoeging van een extra verdieping. Daardoor wordt de pastorij een behoorlijk ruim gebouw, maar ontwerp en afwerking blijven eerder eenvoudig.
Op het plan van Joseph Schadde ziet het nieuwe ontwerp er zo uit:
1) Het liggingsplan
2) Het gelijkvloers
Op het gelijkvloers zijn er naast de ‘doorgang’ (hal) ook nog de ‘zaal’, studieplaats, eetkamer, de kelderkamer en drie andere kamers. De keuken is mogelijkerwijze verhuisd naar de bijgebouwen (zie het plan van pastoor Bosschaerts):
3) Bovenverdieping ('Stagie')
Op de bovenverdieping loopt er voortaan ook nog een trap door naar de zolder, en daarnaast zijn er de kamers van de pastoor en de onderpastoor met telkens een kabinet erbij. Er is ook nog een derde kamer met een kabinet en twee andere kamers hebben er geen.
4) Façade
De façade van de pastorij ziet er op het plan zo uit (het rode deel is nieuw):
De afbeelding hieronder is de enige bekende, partiële foto van de oude pastorij.
De oude pastorij werd samen met de kerk verwoest in september 1914. Meer daarover op de pagina's over WO I.
In september 1921 stelde architect Gustaaf Careels een reconstructieplan op voor de wederopbouw van de pastorij in de oorspronkelijke staat van voor de oorlog. Dat plan werd uiteindelijk niet weerhouden. Er kwam een geheel nieuwe pastorij. Maar het reconstructieplan van Careels geeft ons wel een beeld van de pastorij voor de oorlog. Opmerkelijk daarbij is dat er toch een paar verschillen zijn met het plan van Joseph Schadde uit 1867. Zo zijn er in het plan van Careels meer ramen en is de indeling van de vertrekken enigszins anders. Het is niet duidelijk op welke basis Careels zijn reconstructieplan getekend heeft. Beschikte hij over plannen of foto's van het oude gebouw? Of gebeurde de reconstructie op basis van getuigenissen? Waren de oorspronkelijke plannen van Schadde nog gewijzigd of werden er in de loop der jaren toch nog aanpassingen uitgevoerd aan het gebouw? Of was het reconstructieplan van Careels toch niet zo waarheidsgetrouw? We moeten het antwoord schuldig blijven.