De eerste pastoor: Frans Van den Broeck (1803-1805)
Eind 1799 kwam Napoleon aan de macht in Frankrijk en geleidelijk werd het Franse regime in onze gewesten minder streng en antireligieus, en meer pragmatisch. De relaties met de bevolking, de vroegere 'standen' en de Kerk verbeterden enigszins en in 1800 werd een aantal kerken opnieuw opengesteld. Het Concordaat van 1801 bezegelde de nieuwe verstandhouding tussen Napoleon en de Paus. De vrijheid van eredienst werd hersteld, maar daar tegenover stond de strikte scheiding van Kerk en Staat. Ter compensatie van de in beslag genomen kerkelijke goederen, zouden de kosten aan het patrimonium en de bezoldigingen van de priesters voortaan betaald worden door de overheid. Het financiële bestuur van de parochie en haar bezittingen gebeurde voortaan via de kerkfabrieken.
Er kwam ook een herinrichting van de bisdommen en parochies. Daardoor werd Breendonk in 1803 op geestelijk vlak een zelfstandige parochie.[1] Door diezelfde regeling verloor Breendonk/Puurs evenwel de geestelijke jurisdictie over het stuk van Tisselt tussen de Breendonkstraat en de Bosbeek. Dat ging naar de al even nieuwe ‘succursale kerk’ van Tisselt.[2] Gedurende korte tijd werd ook de kapel van Breendonk door de burgerlijke overheid erkend als ‘succursale kerk’, in de nieuwe juridische betekenis van het woord. Maar die maatregel werd al snel ongedaan gemaakt, zodat de Breendonkse kerk civielrechtelijk opnieuw afhankelijk werd van Puurs. Naar canoniek recht bleef Breendonk nochtans een zelfstandige parochie, met een eigen ‘spirituele jurisdictie’. Die ambigue situatie zorgde later geregeld voor onduidelijkheid en spanningen omtrent het statuut van de kerk van Breendonk en haar bedienaars.
Niet onderpastoor Frans Cools werd de eerste pastoor van Breendonk, maar zijn jongere collega Frans Van den Broeck. Frans Cools maakte een nog grotere promotie en werd bij aartsbisschoppelijk decreet van 6 juli 1803 tot pastoor van Puurs benoemd. Of dat met kwaliteit of anciënniteit te maken had, is niet bekend, maar de man was alleszins oud en ziekelijk, en heeft in de praktijk nooit effectief de opdracht van pastoor uitgevoerd. Hij werd daarvoor vervangen door deservitor Cornelis Pauwels. [3] Frans Cools overleed op 11 juli 1808, op 81-jarige leeftijd.
Frans Van den Broeck (° ± 1762, mogelijk ex Wijnegem) werd op 6 mei 1803 benoemd als eerste pastoor van Breendonk door vicaris-generaal Johannes Huleu, de rechterhand van de aartsbisschop van Mechelen. Die maakte meteen van de gelegenheid gebruik om ook het eerste kerkhof van Breendonk te wijden. Want voortaan zouden ook de begrafenissen, de huwelijken en de eerste communie van de parochianen in de nieuwe parochie plaatsvinden, en niet langer in Puurs.[4]
Bij de herinrichting van de bisdommen en parochies in 1803 werd de kapel van Breendonk in eerste instantie erkend als ‘succursale’ kerk[5]. Dat blijkt uit het gemeenteraadsverslag van Puurs van 27 Prairial van het jaar 11 van de Franse Republiek (16 juni 1803). De raad vergaderde toen om na te gaan hoe de fondsen konden worden ingezameld ‘pour la réparation des bâtiments destinés au culte, la réparation des presbytères, l’augmentation du traitement du curé, vicaires et recteurs & pour tous les frais necessaires au service du culte dans les églises’. Dat was nodig na de barre tijden voor de Kerk tijdens de eerste jaren van de Franse Republiek. Het ging om een totale som van meer dan 5300 frank, waarvan onder meer 150 frank bestemd was voor de herstelling van de kerk van Breendonk (die effectief ‘souscursale’ wordt genoemd, in tegenstelling tot de ‘oratoire’ van Kalfort), 150 frank voor de pastorij van Breendonk, 800 fank voor de ‘traitement du recteur de la souscursale de Breendonck’ (de pastoor van Puurs kreeg 1200 frank, de twee onderpastoors 600 en de rector van Kalfort 400). Om dat allemaal te bekostigen waren extra opcentiemen nodig op de personenbelastingen, op de belastingen op ramen, deuren en schouwen, en vooral ook op het verbruik van drank: een extra heffing van 80 centiemen per hectoliter bier zou naar schatting liefst 3200 frank opbrengen! [6]
Toch waren ze in Puurs allesbehalve blij met de promotie van de Breendonkse kapel tot quasi-zelfstandige ‘succursale kerk’ en bij de eerste gelegenheid die zich voordeed, maakten ze een einde aan dat ‘succursaal’ statuut. In de zitting van 18 en 19 thermidor van het jaar 12 (6 en 7 augustus 1804) onderzocht de gemeenteraad van Puurs een omzendbrief van de prefect van het Departement des Deux-Nèthes ingevolge het keizerlijk decreet van 11 prairial van dat jaar (31 mei 1804) ‘prescrivant une nouvelle circonscription des succursales, ayant pour but de perfectionner cette partie de l’organisation, de corriger les erreurs de la première division, et surtout de reduire le nombre trop grand pour les veritables besoins des fidèles.’ De gemeenteraad was het erover eens dat ‘la chapelle de Breendonck située dans cette commune doit être réunie a son église paroissiale comme elle l’a toujours été depuis son origine, excepté depuis l’époque de la première division, à quel titre à nous tout à fait inconnu on l’a voulu avoir comme succursale’.[7] Als argumenten voor dat advies somde de raad op dat de parochiekerk van Puurs groot genoeg was voor alle gelovigen in de parochie; dat de weg van Breendonk naar de parochiekerk van Puurs gemakkelijk en goed begaanbaar was, zowel in de zomer als in de winter [8]; dat de kapel van Breendonk nooit gebouwd was geweest met het doel te worden gebruikt als succursale, maar alleen voor misvieringen op zon- en feestdagen; dat het overdaad was om in één gemeente twee volwaardige kerken te onderhouden; dat zowel de burgerlijke als de kerkelijke administratie gemakkelijker zou worden als alle gelovigen van de gemeente verenigd zouden worden binnen één kerk, en als de kapel van Breendonk tot ‘oratorium’ zou worden heringericht; dat die fusie de samenhorigheid in de gemeente ten goede kwam, terwijl een verdeling alleen maar onderlinge onenigheid zou veroorzaken.[9]
De hogere overheid volgde het advies van de gemeente Puurs en de kapel van Breendonk werd civielrechtelijk ‘gedegradeerd’ tot oratorium: een niet-erkende private kapel bestemd voor de publieke eredienst.[10] Het was zowat de laagste trede op de ladder van de kerkelijke gebouwen (na de ‘parochiekerk’, de ‘succursale kerk’, de ‘kapel’ en de ‘annexe’). Toch bleef Breendonk in geestelijk opzicht in de praktijk een zelfstandige parochie.[11] En wat dat betreft, had de Puurse gemeenteraad alvast gelijk: die paradox zorgde voor blijvende spanningen tussen ‘die van Puurs’ en ‘die van Breendonk’ en zou onvermijdelijk leiden naar de eis tot een volledige scheiding, ook in burgerlijk opzicht.
Nog datzelfde jaar deden de Breendonkenaars daartoe klaarblijkelijk al een eerste poging. In een brief van 1 Brumaire An 13 (23.10.1804) aan prefect d’Herbeuville van het Departement des Deux-Nèthes, verwijst de onder-prefect van het arrondissement Mechelen namelijk naar een petitie van de inwoners van Breendonk om opnieuw een succursale kerk te krijgen én om burgerlijk onafhankelijk te worden van Puurs (‘une administration municipale separée’). Hij maakt daarbij ook melding van een plan waarop de nieuwe gemeente en de daarbij horende herziening van de gemeentegrenzen tussen Puurs, Ruisbroek, Willebroek en Tisselt wordt aangegeven.[12] Die kaart zal later opnieuw opduiken (zie Breendonk burgerlijk zelfstandig), maar de petitie zelf hebben we niet teruggevonden. Hoe dan ook: voorlopig bleef alles bij het oude.
Of de ‘statutaire problemen’ van zijn kerk er iets mee te maken hadden, weten we niet, maar nog geen twee jaar na zijn benoeming tot pastoor in Breendonk verliet Frans Van den Broeck de jonge parochie om op 24 februari 1805 pastoor te worden in Lembeke.
[1] Ook in dit hoofdstuk speelt het ontbreken van een eigen Breendonks parochiearchief vóór 1914 ons parten, zodat we ons moesten behelpen met secondaire archieven, vooral het Hedendaagse Gemeentearchief van Puurs in het Rijksarchief Antwerpen en het Aartsbisschoppelijke Archief te Mechelen.
[2] Zie website: Tisselt Vaart Wel: http://drupal.tisselt.be/node/42 (toegang 20.2.2011)
[3] Cooremans T., o.c., p. 49
[4] Bosschaerts, L., o.c. Voor de geschiedenis van de drie Breendonkse kerkhoven: zie elders.
[5] Een ‘succursale’ kerk was een quasi zelfstandige hulpkerk van een hoofdkerk. De kerk van Breendonk had daarmee in principe dezelfde status als de kerken van Sint-Amands, Bornem, Hingene, Liezele, Lippelo, Mariekerke, Weert en Oppuurs, die bij de eerste herinrichting van de parochies in 1803 allemaal ‘succursalen’ waren van de hoofdkerk in Puurs.
[6] Rijksarchief Antwerpen (RAA), HGA Puurs, P111, Inv. 16
[6] RAA, HGA Puurs, P111, Inv. 16
[7] In de lijst van nieuwe parochies en succursale kerken die in 1803 werd opgesteld onder aartsbisschop De Roquelaure (1802 tot 1808), wordt Breendonk nochtans niet vermeld. (Decretum Erectionis et circumscriptionis ecclesiarum parochialium er succursalium archidoecesis Mechliniensis, AAM). Later is er wel een aanbeveling van de aartsbisschop bij de Prefect van het Departement des Deux-Nèthes om Breendonk alsnog ‘succursaal’ te maken wegens de grote afstand van de hoofdkerk, de grote bevolking, de goede staat van de kerk, het kerkhof en de pastorij, én omdat het de unanieme wens van de bevolking was. (20.10.1803, Archief van het Departement des Deux-Nèthes, RAA).
[8] Dit is een omkering van het belangrijkste argument dat de Breendonkenaars al van in de 18de eeuw keer op keer aanhaalden om meer zelfstandigheid te krijgen: de lange en slechte verbindingswegen met Puurs.
[19] RAA, HGA Puurs, P111, Inv. 16
[10] Eigenlijk klopte dat ook, want de kapel van Breendonk was in 1799 als ‘nationaal domein’ in beslag genomen door de Franse Republiek en openbaar verkocht. Ze was opgekocht door enkele parochianen die ze vervolgens opnieuw ter beschikking hadden gesteld van de gemeenschap. Het was de bedoeling dat de ‘parochie Breendonk’ de kerk zou terugkopen, maar de laatste afbetaling gebeurde pas in 1826. In de praktijk was de kapel in 1804 dus nog grotendeels in privaat bezit.
[11] Kannunik Theophiel Cooremans, archivaris van het aartsbisdom en zelf afkomstig uit Puurs, schrijft over deze dubbelzinnige situatie, die wellicht te maken had met de nog prille scheiding van kerk en staat: "Breendonk (…) werd door de geestelijke overheid in 1803 als afzonderlijke parochie opgericht; in de ogen van de burgerlijke overheid nochtans was de kerk van Breendonk slechts een 'annexe', een bijkerk van Puurs." (Geschiedenis van Puurs, in Het Nieuwsblad van Puurs, 1903-1906, en uitgegeven door drukkerij Baeté in 1906)
[12] RAA, Archief van het Departement des Deux-Nèthes, 105/11
(ga verder)
Er kwam ook een herinrichting van de bisdommen en parochies. Daardoor werd Breendonk in 1803 op geestelijk vlak een zelfstandige parochie.[1] Door diezelfde regeling verloor Breendonk/Puurs evenwel de geestelijke jurisdictie over het stuk van Tisselt tussen de Breendonkstraat en de Bosbeek. Dat ging naar de al even nieuwe ‘succursale kerk’ van Tisselt.[2] Gedurende korte tijd werd ook de kapel van Breendonk door de burgerlijke overheid erkend als ‘succursale kerk’, in de nieuwe juridische betekenis van het woord. Maar die maatregel werd al snel ongedaan gemaakt, zodat de Breendonkse kerk civielrechtelijk opnieuw afhankelijk werd van Puurs. Naar canoniek recht bleef Breendonk nochtans een zelfstandige parochie, met een eigen ‘spirituele jurisdictie’. Die ambigue situatie zorgde later geregeld voor onduidelijkheid en spanningen omtrent het statuut van de kerk van Breendonk en haar bedienaars.
Niet onderpastoor Frans Cools werd de eerste pastoor van Breendonk, maar zijn jongere collega Frans Van den Broeck. Frans Cools maakte een nog grotere promotie en werd bij aartsbisschoppelijk decreet van 6 juli 1803 tot pastoor van Puurs benoemd. Of dat met kwaliteit of anciënniteit te maken had, is niet bekend, maar de man was alleszins oud en ziekelijk, en heeft in de praktijk nooit effectief de opdracht van pastoor uitgevoerd. Hij werd daarvoor vervangen door deservitor Cornelis Pauwels. [3] Frans Cools overleed op 11 juli 1808, op 81-jarige leeftijd.
Frans Van den Broeck (° ± 1762, mogelijk ex Wijnegem) werd op 6 mei 1803 benoemd als eerste pastoor van Breendonk door vicaris-generaal Johannes Huleu, de rechterhand van de aartsbisschop van Mechelen. Die maakte meteen van de gelegenheid gebruik om ook het eerste kerkhof van Breendonk te wijden. Want voortaan zouden ook de begrafenissen, de huwelijken en de eerste communie van de parochianen in de nieuwe parochie plaatsvinden, en niet langer in Puurs.[4]
Bij de herinrichting van de bisdommen en parochies in 1803 werd de kapel van Breendonk in eerste instantie erkend als ‘succursale’ kerk[5]. Dat blijkt uit het gemeenteraadsverslag van Puurs van 27 Prairial van het jaar 11 van de Franse Republiek (16 juni 1803). De raad vergaderde toen om na te gaan hoe de fondsen konden worden ingezameld ‘pour la réparation des bâtiments destinés au culte, la réparation des presbytères, l’augmentation du traitement du curé, vicaires et recteurs & pour tous les frais necessaires au service du culte dans les églises’. Dat was nodig na de barre tijden voor de Kerk tijdens de eerste jaren van de Franse Republiek. Het ging om een totale som van meer dan 5300 frank, waarvan onder meer 150 frank bestemd was voor de herstelling van de kerk van Breendonk (die effectief ‘souscursale’ wordt genoemd, in tegenstelling tot de ‘oratoire’ van Kalfort), 150 frank voor de pastorij van Breendonk, 800 fank voor de ‘traitement du recteur de la souscursale de Breendonck’ (de pastoor van Puurs kreeg 1200 frank, de twee onderpastoors 600 en de rector van Kalfort 400). Om dat allemaal te bekostigen waren extra opcentiemen nodig op de personenbelastingen, op de belastingen op ramen, deuren en schouwen, en vooral ook op het verbruik van drank: een extra heffing van 80 centiemen per hectoliter bier zou naar schatting liefst 3200 frank opbrengen! [6]
Toch waren ze in Puurs allesbehalve blij met de promotie van de Breendonkse kapel tot quasi-zelfstandige ‘succursale kerk’ en bij de eerste gelegenheid die zich voordeed, maakten ze een einde aan dat ‘succursaal’ statuut. In de zitting van 18 en 19 thermidor van het jaar 12 (6 en 7 augustus 1804) onderzocht de gemeenteraad van Puurs een omzendbrief van de prefect van het Departement des Deux-Nèthes ingevolge het keizerlijk decreet van 11 prairial van dat jaar (31 mei 1804) ‘prescrivant une nouvelle circonscription des succursales, ayant pour but de perfectionner cette partie de l’organisation, de corriger les erreurs de la première division, et surtout de reduire le nombre trop grand pour les veritables besoins des fidèles.’ De gemeenteraad was het erover eens dat ‘la chapelle de Breendonck située dans cette commune doit être réunie a son église paroissiale comme elle l’a toujours été depuis son origine, excepté depuis l’époque de la première division, à quel titre à nous tout à fait inconnu on l’a voulu avoir comme succursale’.[7] Als argumenten voor dat advies somde de raad op dat de parochiekerk van Puurs groot genoeg was voor alle gelovigen in de parochie; dat de weg van Breendonk naar de parochiekerk van Puurs gemakkelijk en goed begaanbaar was, zowel in de zomer als in de winter [8]; dat de kapel van Breendonk nooit gebouwd was geweest met het doel te worden gebruikt als succursale, maar alleen voor misvieringen op zon- en feestdagen; dat het overdaad was om in één gemeente twee volwaardige kerken te onderhouden; dat zowel de burgerlijke als de kerkelijke administratie gemakkelijker zou worden als alle gelovigen van de gemeente verenigd zouden worden binnen één kerk, en als de kapel van Breendonk tot ‘oratorium’ zou worden heringericht; dat die fusie de samenhorigheid in de gemeente ten goede kwam, terwijl een verdeling alleen maar onderlinge onenigheid zou veroorzaken.[9]
De hogere overheid volgde het advies van de gemeente Puurs en de kapel van Breendonk werd civielrechtelijk ‘gedegradeerd’ tot oratorium: een niet-erkende private kapel bestemd voor de publieke eredienst.[10] Het was zowat de laagste trede op de ladder van de kerkelijke gebouwen (na de ‘parochiekerk’, de ‘succursale kerk’, de ‘kapel’ en de ‘annexe’). Toch bleef Breendonk in geestelijk opzicht in de praktijk een zelfstandige parochie.[11] En wat dat betreft, had de Puurse gemeenteraad alvast gelijk: die paradox zorgde voor blijvende spanningen tussen ‘die van Puurs’ en ‘die van Breendonk’ en zou onvermijdelijk leiden naar de eis tot een volledige scheiding, ook in burgerlijk opzicht.
Nog datzelfde jaar deden de Breendonkenaars daartoe klaarblijkelijk al een eerste poging. In een brief van 1 Brumaire An 13 (23.10.1804) aan prefect d’Herbeuville van het Departement des Deux-Nèthes, verwijst de onder-prefect van het arrondissement Mechelen namelijk naar een petitie van de inwoners van Breendonk om opnieuw een succursale kerk te krijgen én om burgerlijk onafhankelijk te worden van Puurs (‘une administration municipale separée’). Hij maakt daarbij ook melding van een plan waarop de nieuwe gemeente en de daarbij horende herziening van de gemeentegrenzen tussen Puurs, Ruisbroek, Willebroek en Tisselt wordt aangegeven.[12] Die kaart zal later opnieuw opduiken (zie Breendonk burgerlijk zelfstandig), maar de petitie zelf hebben we niet teruggevonden. Hoe dan ook: voorlopig bleef alles bij het oude.
Of de ‘statutaire problemen’ van zijn kerk er iets mee te maken hadden, weten we niet, maar nog geen twee jaar na zijn benoeming tot pastoor in Breendonk verliet Frans Van den Broeck de jonge parochie om op 24 februari 1805 pastoor te worden in Lembeke.
[1] Ook in dit hoofdstuk speelt het ontbreken van een eigen Breendonks parochiearchief vóór 1914 ons parten, zodat we ons moesten behelpen met secondaire archieven, vooral het Hedendaagse Gemeentearchief van Puurs in het Rijksarchief Antwerpen en het Aartsbisschoppelijke Archief te Mechelen.
[2] Zie website: Tisselt Vaart Wel: http://drupal.tisselt.be/node/42 (toegang 20.2.2011)
[3] Cooremans T., o.c., p. 49
[4] Bosschaerts, L., o.c. Voor de geschiedenis van de drie Breendonkse kerkhoven: zie elders.
[5] Een ‘succursale’ kerk was een quasi zelfstandige hulpkerk van een hoofdkerk. De kerk van Breendonk had daarmee in principe dezelfde status als de kerken van Sint-Amands, Bornem, Hingene, Liezele, Lippelo, Mariekerke, Weert en Oppuurs, die bij de eerste herinrichting van de parochies in 1803 allemaal ‘succursalen’ waren van de hoofdkerk in Puurs.
[6] Rijksarchief Antwerpen (RAA), HGA Puurs, P111, Inv. 16
[6] RAA, HGA Puurs, P111, Inv. 16
[7] In de lijst van nieuwe parochies en succursale kerken die in 1803 werd opgesteld onder aartsbisschop De Roquelaure (1802 tot 1808), wordt Breendonk nochtans niet vermeld. (Decretum Erectionis et circumscriptionis ecclesiarum parochialium er succursalium archidoecesis Mechliniensis, AAM). Later is er wel een aanbeveling van de aartsbisschop bij de Prefect van het Departement des Deux-Nèthes om Breendonk alsnog ‘succursaal’ te maken wegens de grote afstand van de hoofdkerk, de grote bevolking, de goede staat van de kerk, het kerkhof en de pastorij, én omdat het de unanieme wens van de bevolking was. (20.10.1803, Archief van het Departement des Deux-Nèthes, RAA).
[8] Dit is een omkering van het belangrijkste argument dat de Breendonkenaars al van in de 18de eeuw keer op keer aanhaalden om meer zelfstandigheid te krijgen: de lange en slechte verbindingswegen met Puurs.
[19] RAA, HGA Puurs, P111, Inv. 16
[10] Eigenlijk klopte dat ook, want de kapel van Breendonk was in 1799 als ‘nationaal domein’ in beslag genomen door de Franse Republiek en openbaar verkocht. Ze was opgekocht door enkele parochianen die ze vervolgens opnieuw ter beschikking hadden gesteld van de gemeenschap. Het was de bedoeling dat de ‘parochie Breendonk’ de kerk zou terugkopen, maar de laatste afbetaling gebeurde pas in 1826. In de praktijk was de kapel in 1804 dus nog grotendeels in privaat bezit.
[11] Kannunik Theophiel Cooremans, archivaris van het aartsbisdom en zelf afkomstig uit Puurs, schrijft over deze dubbelzinnige situatie, die wellicht te maken had met de nog prille scheiding van kerk en staat: "Breendonk (…) werd door de geestelijke overheid in 1803 als afzonderlijke parochie opgericht; in de ogen van de burgerlijke overheid nochtans was de kerk van Breendonk slechts een 'annexe', een bijkerk van Puurs." (Geschiedenis van Puurs, in Het Nieuwsblad van Puurs, 1903-1906, en uitgegeven door drukkerij Baeté in 1906)
[12] RAA, Archief van het Departement des Deux-Nèthes, 105/11
(ga verder)